Drie kleine tekst- en zangboeken zijn tijdens mijn strooptocht over de rommelmarkt in de Bergstraat van eigenaar gewisseld, en ik mocht ze mee naar huis nemen. Ze zijn alle drie in uitstekende staat, en tesamen hebben ze geen tien euro gekost.
Gaudeamus! is eigenlijk geen liederboek, of het woord Lied moet hier in zijn poëtische betekenis begrepen worden. Eerst wist ik niet wat ik in handen had, en ik heb flink moeten graven in de gegevens van Tante Google om er iets meer van te begrijpen. Het boekje zelf is nog steeds één groot geheim, want op de eerste blanco bladzijde heeft iemand in een fijne pen een mooi verzorgde tekst geschreven, die voor mij totaal onontcijferbaar is. Ik betwijfel of dit zelfs Duits is, want het is gewoon onmogelijk ergens een aanknopingspunt te vinden in één of ander bekend woord. Géén und, geen mit, geen der-die-das-die, ook geen ich, mich, Sie, er, uns(er)(e) laten zich ontcijferen. Of toch... het allerlaatste zinnetje zou als volgt kunnen luiden: Und f.. am Tod das ......ich. Een doorgedreven vergelijking van lettertje hier, dan ook daar leert me uiteindelijk niet veel. Ik zal met een foto trachten er een beeld van te geven.
Ook het monogram, waarvan ik vermoed dat het een kunstig verweven M-B is, zegde me op het eerste moment niet zoveel. Een mooie overeenkomst vind ik echter met de naam van de uitgever: Verlag der J.B Meckler'schen Buchhandlung.
De dichter zelf, Jozef Scheffel, was niet de eerste de beste. Wikipedia geeft een mooie beschrijving van de man, maar één enkel gegeven vind ik dan weer meer dan interessant: hij zou onrechtstreeks aan de basis van het ontstaan van de benaming van de Biedermeier-stroming gelegen hebben.
Dit vind je op deze Wikipedia-bladzijde mooi beschreven terug.
Het boekje zelf is een dichtbundel, en misschien kunnen alle gedichten op een of andere wijze gezongen worden, maar daar ben ik nog niet uit. De volledige titel luidt: Gaudeamus! Lieder aus dem Engeren und Weiteren von Joseph Victor Scheffel. Hij is later in de adel verheven, en mocht een von voor zijn naam zetten.
Dan gaan we het dichtwerk bekijken: ook geen kleinigheid. In zijn Gaudeamus! behandelt Scheffer achtereenvolgens: zaken die hij Naturwissenschaftlich noemt, zoals Der Granit; Der Ichthyosaurus; Der Haselwurm; Das Megatherium; Der Basalt; Der erratische Block; Der Komet; Guano; Asphalt. Alles in dichtvorm gegoten. Ik kan me daar geen gezang bij voorstellen, als hij het over Guano heeft...
Vervolgens komt "Culturgeschichtlich" aan bod, gevolgd door "Die Lieder vom Rodenstein"; dan leren we meer over het "Heidelbergisch"; en dan gaan we "Aus dem Weiteren". Het werk wordt afgesloten door een poëtische "Festgruss zur Feier von Hebels hundertjärigem Geburtstag". dat laatste werk is weer geen kleinigheid, en heeft een tiental bladzijden nodig om tot het volgende besluit te komen:
Der Meister Hebel hoch!
Und hoch si Heimet, 'S allemannisch Land!
Geschreven in een ouder soort van Duits, door mij nauwelijks leesbaar. Het zou me niet verbazen dat de opdracht of de gedachte op de eerste bladzijde van het boekje in dezelfde taal is geschreven. Mooi toch hoe hij het vaderland verwoordt: Heimet, niet Heimat. En Duitsland heet op een oude wijze "s'allemannisch Land", het land van de Allemannen.
Als het dan een Siebente unveränderte Auflage betreft, stamt het toch reeds uit 1871. Met zijn goud op snee en zijn prachtige rode mantel met ornamenten in hoogdruk, terwijl de in gouden, kunstig met een vignet omkranste titel toch niet echt het Biedermeierkarakter ingedruk kregen, is de rug het meest door de leeftijd aangetast. Dit is een prachtboekje, dat vraagt om begrepen te worden.
Met "Köhler's Taschen-Liederbuch für das deutsche Volk" krijg ik een massaprodukt in handen, dat gemaakt werd om het duitse volk de waarde van het volkslied niet te laten vergeten. Ik vond via Google Books een oudere versie terug, gedrukt in 1853, en ik moet vaststellen dat zoals dat met liederboeken onafwendbaar het geval is, de samenstelling doorheen de tijd steeds aangepast wordt. Zodoende ben ik vlug even naar A. Willems vergelijkende studie beteffende de KVHV-codex van Leuven gaan kijken. Het moet toch een huzarenstukje geweest zijn de verschillende uitgaven met mekaar te vergelijken, om bij elke nieuwe versie de verschillen in de inhoudstabel te gaan vergelijken. Liederen die in een volgende versie verdwenen zijn, liederen die bijgevoegd zijn. Liederen die terug opgedoken zijn en zo verder. De vaststelling dat de samenstellers spijtig genoeg geen geschriften achtergelaten hebben waarin ze een rechtvaardiging geven van hun wijzigingen die verder gaat dan de stelling dat sommige liederen niet meer gezongen of nauwelijks gekend zijn, toont aan dat diezelfde samenstellers niet het historische inicht hadden dat nodig is om enerzijds de geschiedenis zijn rechten te geven, en om anderzijds sommige liederen voor een langzame dood te behoeden. Natuurlijk kun je stellen dat zij eerder bezig waren met het bevredigen van de studentikoze nood om te beschikken over een actueel handboek dat tekst, en beter ook nog de muziek erbij levert, en daarbij de wetenschappelijke en historische impakt van hun ingreep niet overzagen. Maar het blijft een te mager gegeven om zulk een ingrijpende aanpassing van de inhoud door te voeren, zonder daarbij een archief van de wijzigingen na te laten, waarin nu vergeten of verlaten, verweesde teksten bewaard en geplaatst worden.
De samenstellers van Het Taschen-Liederbuch für das deutsche Volk hebben met dezelfde kwaal af te rekenen gehad. Een korte, louter informatieve vergelijking met de volgorde van de liederen ten opzichte van de oorspronkelijke uitgave toont aan dat het aantal en de volgorde van zeer veel liederen drastisch gewijzigd is. De uitgave die ik hier heb dateert van 1910, en verwijst voor de muziek steevast naar Köhlers Musik-Album, waarin alle opgenomen liederen van partituur voorzien zijn. Toch heb ik mijn hart kunnen ophalen aan sommige teksten, die me als het ware deden opveren. Wat is me dat? Zo herkende ik een lied dat in een ander tekstboek, dat ik hier ook liggen heb, een Nederlandstalige en een Franstalige versie heeft: Waar ligt mijn duurbaar vaderland? Herinner ik me niet dat dit lied zowat twintig jaar geleden door een Vlaamse groep (Het Belgische Combo) met succes gezongen is?
Ik zal trachten later de drie versies eens naast mekaar te leggen, maar dat wordt dan weer enig zoekwerk. Geduld gevraagd dus. Toch ben ik zeer blij met deze tekstuitgave, die me, zoals de ondertitel aangeeft, 400 der beliebtesten Vaterlands-, Volks-, Studenten-, Trink-, Jäger-, Turner-(?), Soldaten-, Krieger-Vereins-, enz. Lieder bezorgt. Ontcijfering is voor mij soms moeilijk, maar de herkenning van sommige teksten doet een ontzettend genoegen. Als ik dan de vergelijking kan maken met teksten uit andere liederboeken, is dat een waar genot.
Tot slot is de "Chansonnier de la Jeunesse Belge - Liederboek van den Belgische Jeugd" een liederboek dat in verschillende versies en onder verschillende vlaggen gepubliceerd is. Deze is een uitgave die minstens vanaf 1930 uitgegeven werd. Een onderschrift aan La Brabançonne van Ch. Rogier met muziek van F. Van Campenhout zegt namelijk het volgende: L'Hymne de la Brabançonne, reproduit ci-dessus, est un peu simplifié en comparaison du texte primitif de Van Campenhout et de
la version officielle établie en 1930 par l'Acadèmie Royale de Belgique. Bij nazicht van deze verklaring vond ik dan weer dat er eigenlijk geen officiële versie bestaat van onze vaderlandse hymne. Iedereen kan zowat doen wat hij wil. Het is dan ook niet verrassend dat een aspirant eerste minister desgevraagd de Marseillaise begon te zingen, toen een Waals (en overigens zeer sympathiek) journalist hem vroeg of hij de Franstalige versie van het vaderlands lied kende. Hilarisch incident, waar weer een heleboel belgicisten grijze haren van kregen. Een Belgisch politicus die de Marseillaise zingt? Waarom niet? Zullen we eens nagaan welke scabreuze teksten diezelfde politici tijdens hun studententijd gedebiteerd hebben? Die Marseillaise stelt niets voor. Laat de haren niet grijzer worden dan ze willen. Het is zo al erg genoeg.
Mooi aan dit boek is de samenstellers de verzuchting maken dat Vlaamse zangers verwacht worden door middel van dit boekje ook de Waalse volksliederen te kennen en te zingen, en dat omgekeerd de Waalse zangers zich de kennis van de Vlaamse liederen eigen maken. Dat stamt nog vanuit de tijd dat dit boekje voor de eerste maal samengesteld werd, en het boekje voorbestemde om dienstig te zijn voor de soldaten die aan de IJzer in de loopgraven af en toe een samenzang wilden ten gehore geven. Oude verhalen van getuigen uit die periode van onze geschiedenis hadden daar zware bedenkingen bij. De Belgische soldaten begonnen te zingen in reactie op avondlijke gezangen van hun Duitse tegenstanders, die op soms nauwelijks 50 meter aan de andere oever van de IJzer hun Duitse volksliederen in koor zongen. Maar al vlug bleek dat die samenzang van de Belgen uitmondde in een zanggevecht tussen Walen en Vlamingen. En de taalonrechtvaardigheden die toen schering en inslag waren voor de Vlamingen aan het front zullen er wel voor gezorgd hebben dat de hardelijners de zaken keer op keer scherper stelden.
De militaire overheden hebben dan ook hun hersenen moeten laten werken, en een gezalfde oplossing bedacht door deze tweetalige Chansonnier-Liederboek te verspreiden. Het was 1916, een een fameus kerstfeestje dat gezamenlijk door verschillende nationaliteiten gevierd werd in 1914 zal ook wel argument geweest zijn om de Belgische soldaten ten minste auditief eensluidend te laten weerklinken. Maar ik houd het niet voor mogelijk dat totaal Vlaams-onkundige franstalige soldaten ook maar één enkel lied in het Vlaams zouden gezongen hebben. De Vlaamse jongens daarentegen waren niet zelden studenten die op de Colleges en Seminaries een zware pro-franse indoctrinatie ondergingen. Zij zongen zonder moeite de franstalige liederen mee.
Let ook op de rechtvaardiging van de inhoud: er wordt expliciet benadrukt dat deze bundel enkel de "Nationale liederen " worden hernomen. Men verwoordt de zaken zo mooi, dat je bijna een oorlog zou wensen:
Het succes van de eerste uitgave bewijst hoe verlangend het publiek uitzag naar een "Belgisch" Liederboek, dat tegelijkertijd door en door Vlaamsch en door en door Waalsch zou zijn. Ook hebben wij alleen echte nationale liederen opgenomen. Daarin bestaat het kenmerk van den bundel.
Cynisch! De Vlaamsche Leeuw zou dus een door en door Belgisch lied zijn. Het strijdlied bij uitstek voor elke combatieve Vlaming. Hoe on-Belgisch De Vlaamse Leeuw wel ingeschat werd in die periode, wordt door Louis De Lentdecker in zijn "Flor Grammens 1899-1985", uitgegeven bij Grammens (!) te Brussel, bewezen op bladzijde 8, als hij aanhaalt dat deze Vlaamse luis in de pels in Juli 1919 van belgicist tot flamingant werd, wanneer het hem verboden werd om op de Vlaamse feestdag de Belgische vlag uit te hangen. De Vlaamse Leeuw zingen, en de Belgische vlag uithangen viel volgens de rijkswacht niet te rijmen.
De Vlaamse Leeuw wordt in dit zangboek onmiddellijk gevolgd door de Valeureux Liegeois. De verwijzing bij de titel van dit lied luidt als volgt:
Chant de la révolution liègeoise. Chestret est un des chefs patriotes. D'après Closson le texte ne serait pas de Ramoux. L'origine de l'air serait égallement inconnue (Chansons des provinces belges, page 129).
Een chanson des provinces belges! Dit lied is even Belgisch als de Vlaamse Leeuw. Maar het wordt wel in het Nederlands (zeg maar Vlaams) vertaald, en de tekst is combatief genoeg om in oorlogstijd tot een neutraal, integraal belgisch strijdlied omgebogen te worden.
Het lied "Naar wijd en zijd", op tekst van Gentiel Antheunis (elke Oudenaardist kent die componist en dichter) en met muziek van F.A. Gevaert is een waarlijk tweetalig en in-Belgisch lied, gecomponeerd ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de nationale onafhankelijkheid. Met de franstalige tekst bovenaan.
De tijd spoedt heen, en bakent reeds de laan. Waar ook nieuwere tijden ons wenken, wij volgen fier en zullen langs de baan, onze roemrijke vadren gedenken. Is uw bodem hier klein, ginds wacht u toch een strand. Als een wereld zo groot, waar uw vlag staat geplant.
Alle patriottische prietpraat op enige bladzijden samengeperst. Tot lang na de Eeerste wereldoorlog. En het was nodig, want in 1940 dacht men nog even aan het graven van een nieuw IJzerbolwerk. De snelheid en vuurkracht van de Duitse troepen heeft er anders over beslist.
Ho! Nee maar. Een "Lied ter ere van de inlijving van prins Leopold in 't Belgisch leger (3april 1915)" is een mooie afsluiter. H. Norda zorgde voor de tekst, en de samensteller van dit bundel, Aalmoezenier Quoidbach hemzelf schreef de noten neder. Die tekst. Onovertroffen als het op opportunisme aankomt. Een Belgisch patriotisch lied dat weer refereert aan De Gulden Sporen! De ultieme vernedering der Franse troepen door een Vlaams vrijwilligersleger van boeren, beenhouwers en gelukkig toch ook een aantal getrainde militairen, en historisch kenmerk van de dapperheid der Vlaamse vrijheidsstrijders te Kortrijk in 1302, wordt hier doodeenvoudig een kwestie van Belgische eer.
O! Heerlijkheid der heerlijkheden! O jong en dierbaar Vorstenkind, dat in den reuzenstrijd van heden, uw eerste gulden sporen wint. Heil u! Wees vroom; 't mag u verblijden dat rampen en dat tegenspoed, dat oorlog en dat leed en lijden voorwaar de grootste zielen voedt.
Dit boekje is belangrijk in zijn historische context. Zum kotzen! Het krijgt dan ook een ereplaats in mijn verzamelingetje zangboeken.