Het Limburgs nationalisme is niet mijn dada, om de eenvoudige reden dat van ergens zijn niet je eigen verdienste is, maar die van je ouders. Ze zijn er blijven wonen, ze hadden even goed naar Zuid-Afrika kunnen vertrekken. Het doet me altijd ergerlijk groen lachen als ik mensen hoor zeggen dat ze er fier op zijn van ... te zijn. Alsof ze daar wat voor gedaan hebben, behalve, zoals in mijn geval, verhuizen. Niets om over naar huis te schrijven, dat doet 90 procent van de bevolking.
Maar even zozeer wil ik wel wat lezen over mijn wortels . Ik gebruik dan weer opzettelijk de verplichte term roots niet, vermits ik als Limburger nooit het Engels als moedertaal meegekregen heb. Die wortels liggen wel degelijk ergens, en met fierheid heeft dat niets te maken. Het is gewoon de geur van de eigen stal, de smaak van moeders kookpot, de klank (en in mijn geval ook de melodie) van de eigen taal, die aantrekt.
"Limburg", een Elsevier-uitgave uit 1953 is een prachtig, luxueus uitgevoerd standaardwerk over de provincie, met wetenschappelijk gefundeerde bijdragen van auteurs, die niet de eerste de besten zijn.
Het voorwoord komt om te beginnen van Dr. Louis Roppe, Gouverneur van de Provincie. Voor de hand liggend, natuurlijk. Maar de eerste aha-beleving :-) kwam er met de auteur van het volgende hoofdstuk: De wordingsgeschiedenis door Prof. Dr. Fernand Geukens. Een prof die tevergeefs pogingen gedaan heeft om mij de geologie in te lepelen toen ik de Universiteit van Leuven terroriseerde in de eerste helft van de jaren zeventig van vorige eeuw. Leuk was het helemaal toen we de eerste les van deze prof gingen volgen: het bleek in de Redingenstraat te zijn, langsheen de Dijle, in het klooster waar mijn vader als weeskind een aantal jaren van zijn kindertijd doorgebracht heeft. Jaarlijks gingen we daar naar de bijeenkomst van de oudleerlingen, en daar heb ik de mooiste herinneringen aan. Examen heb ik dan afgelegd in de grote eetzaal waar het feest van die bijeenkomsten doorging. Helemaal mooi was het bezoek aan het museum, dat in de voormalige kapel van dat klooster ingericht was. Het blauwe licht dat door de brandramen inviel, was wonderlijk mooi.
Een andere naam, die in dezelfde atmosfeer terug te vinden is, hoort toe aan Ingenieur J. Hiemeleers, een dorpsgenoot, die lesgaf aan het "Boerenkot", de landbouwfaculteit te Heverlee. Bij hem ben ik te rade gegaan toen ik overwoog om na mijn middelbare studies verder te studeren. Hij was in het dorp gekend en geliefd bij de landbouw- en tuiniersverenigingen omwille van zijn uitgebreide kennis, zijn laagdrempelige uitleg over de teelttechnieken, zijn grote kennis van rassen en soorten, en zijn volkse omgang met dorps- en stadsgenoten. Hij ook heeft me bestendigd in mijn mening dat tuinieren niet noodzakelijk op de klassieke manier succes kon boeken, met de uitspraak: Succes boekt u niet door slaafs uw leermeesters te volgen, maar door kritisch hun waarden te leren kennen en de helft ervan te verwerpen. Hetgeen u ervan behoudt, daar eet u van. De andere helft, dat is uw pensioen. Het is aan u om uit te maken en te bewerkstelligen wat u vandaag wilt eten, en hoe groot morgen uw pensioen wordt. Een uitspraak om nooit te vergeten.
Vele andere namen, zoals Dr. Lyna, Dr. J. Grauls, de grote taalkundige, en Jozef Droogmans doen een belletje rinkelen. Deze laatste was nog een dorpsgenoot, en secretaris van de gouverneur, die door ons gewoon "Jefke" genoemd werd. Op zijn domein vlakbij Hasselt werd in mijn prilste jaren op het einde van de zomer een Vlaamse kermis ingericht, en ik herinner me nog goed de nachtelijke atmosfeer die door grote elektrische lampen, muziek uit luidsprekers, de geur van verschaald bier en frieten, het luide gepraat van de wandelende menigte, de avondlijke frisheid, het vuurwerk en de slaperige terugtocht naar het ouderlijk huis gekleurd werd. Ik herinner me bovendien nog zeer goed dat mijn vader ooit, bij wijze van typering van "Jefke" Droogmans vermeldde dat hij een zeer uitgebreide bibliotheek bezat... Nu weet ik dat dit meer betekende dan alleen maar: hij had veel boeken. Toen begreep ik dat woord nog niet eens.
Ook Mgr. J. Broeckx, Dr. P. Cools, Albert Dusar, Dr. H. Verwilghen, R. Nartus, H. Jamar, het zijn alle namen die in Hasselt en de wijde omgeving klonken en soms nog klinken als een klok.
Maar één ding wordt door de geschiedenis in snelheid genomen: het boegbeeld van het toerisme in Limburg, namelijk Bokrijk, werd gefundeerd net in de periode dat dit boek geschreven werd. Als dit initiatief één jaar later zou ontwikkeld zijn, zou er in het boek, aan de hand van Jozef Weyns, voor heel even mijn meester in het lager onderwijs, een weliswaar kort hoofdstuk toegevoegd geweest zijn: Bokrijk, het zaad van het Limburgs toerisme. Een toekomstvisie door Jozef Weyns.
Het boek is mooi bewaard, en ik ben fier op deze aankoop op Ebay. Hier mag ik fier zijn, het is mijn eigen verdienste. En de lektuur zal me veel plezier bezorgen, dat weet ik nu al. Gegroet, beste verkoper.
Als afsluiter, en om de bibliotheek-sage van mijn vader te funderen, een korte passage uit het hoofdstuk "De letteren", door J. Droogmans. Op bladzijde 75 zegt hij het volgende: "Men was er zich nu eenmaal in Vlaanderen diep van bewust dat uit dat verachterd en armtierig Nazareth niets goed kon komen! Wel is waar werd vanaf Sauwen en Hilarion Thans deze legende schoorvoetend opgeruimd, doch van af het mondig worden van het poëtisch driemanschap P. G. Buckinx - Luc Indestege - Jan Melis, kreeg ook Limburg medezeggenschap in de Vlaamse letterkunde." Hoor ik daar niet een paar voor mij zeer gekende namen?
Maar even zozeer wil ik wel wat lezen over mijn wortels . Ik gebruik dan weer opzettelijk de verplichte term roots niet, vermits ik als Limburger nooit het Engels als moedertaal meegekregen heb. Die wortels liggen wel degelijk ergens, en met fierheid heeft dat niets te maken. Het is gewoon de geur van de eigen stal, de smaak van moeders kookpot, de klank (en in mijn geval ook de melodie) van de eigen taal, die aantrekt.
"Limburg", een Elsevier-uitgave uit 1953 is een prachtig, luxueus uitgevoerd standaardwerk over de provincie, met wetenschappelijk gefundeerde bijdragen van auteurs, die niet de eerste de besten zijn.
Het voorwoord komt om te beginnen van Dr. Louis Roppe, Gouverneur van de Provincie. Voor de hand liggend, natuurlijk. Maar de eerste aha-beleving :-) kwam er met de auteur van het volgende hoofdstuk: De wordingsgeschiedenis door Prof. Dr. Fernand Geukens. Een prof die tevergeefs pogingen gedaan heeft om mij de geologie in te lepelen toen ik de Universiteit van Leuven terroriseerde in de eerste helft van de jaren zeventig van vorige eeuw. Leuk was het helemaal toen we de eerste les van deze prof gingen volgen: het bleek in de Redingenstraat te zijn, langsheen de Dijle, in het klooster waar mijn vader als weeskind een aantal jaren van zijn kindertijd doorgebracht heeft. Jaarlijks gingen we daar naar de bijeenkomst van de oudleerlingen, en daar heb ik de mooiste herinneringen aan. Examen heb ik dan afgelegd in de grote eetzaal waar het feest van die bijeenkomsten doorging. Helemaal mooi was het bezoek aan het museum, dat in de voormalige kapel van dat klooster ingericht was. Het blauwe licht dat door de brandramen inviel, was wonderlijk mooi.
Een andere naam, die in dezelfde atmosfeer terug te vinden is, hoort toe aan Ingenieur J. Hiemeleers, een dorpsgenoot, die lesgaf aan het "Boerenkot", de landbouwfaculteit te Heverlee. Bij hem ben ik te rade gegaan toen ik overwoog om na mijn middelbare studies verder te studeren. Hij was in het dorp gekend en geliefd bij de landbouw- en tuiniersverenigingen omwille van zijn uitgebreide kennis, zijn laagdrempelige uitleg over de teelttechnieken, zijn grote kennis van rassen en soorten, en zijn volkse omgang met dorps- en stadsgenoten. Hij ook heeft me bestendigd in mijn mening dat tuinieren niet noodzakelijk op de klassieke manier succes kon boeken, met de uitspraak: Succes boekt u niet door slaafs uw leermeesters te volgen, maar door kritisch hun waarden te leren kennen en de helft ervan te verwerpen. Hetgeen u ervan behoudt, daar eet u van. De andere helft, dat is uw pensioen. Het is aan u om uit te maken en te bewerkstelligen wat u vandaag wilt eten, en hoe groot morgen uw pensioen wordt. Een uitspraak om nooit te vergeten.
Vele andere namen, zoals Dr. Lyna, Dr. J. Grauls, de grote taalkundige, en Jozef Droogmans doen een belletje rinkelen. Deze laatste was nog een dorpsgenoot, en secretaris van de gouverneur, die door ons gewoon "Jefke" genoemd werd. Op zijn domein vlakbij Hasselt werd in mijn prilste jaren op het einde van de zomer een Vlaamse kermis ingericht, en ik herinner me nog goed de nachtelijke atmosfeer die door grote elektrische lampen, muziek uit luidsprekers, de geur van verschaald bier en frieten, het luide gepraat van de wandelende menigte, de avondlijke frisheid, het vuurwerk en de slaperige terugtocht naar het ouderlijk huis gekleurd werd. Ik herinner me bovendien nog zeer goed dat mijn vader ooit, bij wijze van typering van "Jefke" Droogmans vermeldde dat hij een zeer uitgebreide bibliotheek bezat... Nu weet ik dat dit meer betekende dan alleen maar: hij had veel boeken. Toen begreep ik dat woord nog niet eens.
Ook Mgr. J. Broeckx, Dr. P. Cools, Albert Dusar, Dr. H. Verwilghen, R. Nartus, H. Jamar, het zijn alle namen die in Hasselt en de wijde omgeving klonken en soms nog klinken als een klok.
Maar één ding wordt door de geschiedenis in snelheid genomen: het boegbeeld van het toerisme in Limburg, namelijk Bokrijk, werd gefundeerd net in de periode dat dit boek geschreven werd. Als dit initiatief één jaar later zou ontwikkeld zijn, zou er in het boek, aan de hand van Jozef Weyns, voor heel even mijn meester in het lager onderwijs, een weliswaar kort hoofdstuk toegevoegd geweest zijn: Bokrijk, het zaad van het Limburgs toerisme. Een toekomstvisie door Jozef Weyns.
Het boek is mooi bewaard, en ik ben fier op deze aankoop op Ebay. Hier mag ik fier zijn, het is mijn eigen verdienste. En de lektuur zal me veel plezier bezorgen, dat weet ik nu al. Gegroet, beste verkoper.
Als afsluiter, en om de bibliotheek-sage van mijn vader te funderen, een korte passage uit het hoofdstuk "De letteren", door J. Droogmans. Op bladzijde 75 zegt hij het volgende: "Men was er zich nu eenmaal in Vlaanderen diep van bewust dat uit dat verachterd en armtierig Nazareth niets goed kon komen! Wel is waar werd vanaf Sauwen en Hilarion Thans deze legende schoorvoetend opgeruimd, doch van af het mondig worden van het poëtisch driemanschap P. G. Buckinx - Luc Indestege - Jan Melis, kreeg ook Limburg medezeggenschap in de Vlaamse letterkunde." Hoor ik daar niet een paar voor mij zeer gekende namen?