Na de Hoewaer-bundels volgen hier de voornaamste andere bundels, die best wel mogen gezien zijn. Niet alle zijn ze in beste staat, maar voor het overgrote deel is de staat met een gerust geweten als meer dan voldoende te noemen.
6) In 1943 werd het Verzameld Werk van Guido Gezelle uitgegeven, met het beroemde voorwoord van de toen grootste Gezellekenner, Prof. dr. Frank Baur. Het exemplaar dat ik hier voor me heb liggen is de derde herziene druk, door Standaard-Boekhandel Antwerpen uitgegeven. De blauwlinnen huid heeft een zware vervuiling door vocht, die het beeld ontsiert, maar die wel de blok voor het ergste behoed heeft. Guido Gezelle's Dichtwerken omvat zijn Dichtoefeningen - Gedichten, Gezangen en Gebeden, Liederen, Eergedichen et Reliqua en The Song of Hiawatha. Vooraan dreigt het blok los te komen van de hard-cover, zodat een snelle restauratie verdere achteruitgang moet voorkomen. Het zijn alle argumenten die enkel de financiële waarde van het boek omlaag halen, inhoudelijk is het echter onbeschadigd, en alszodanig krijgt het een mooie plaats tussen mijn andere Gezelle-boeken.
7) Van Jozef Muls heb ik nu ook de Verzen, een bundel uitgegeven te Antwerpen anno domini MDCCCCXII. Helaas is deze 97-, bijna 98-jarige dame door haar leeftijd getekend: zij heeft een overdaad aan roestvlekjes, over het ganse boekdeel heen, want het papier waarop deze gedichten gedrukt zijn, is dik en van slechte kwaliteit. Ook de bruine omslag met prachtige art-nouveauversieringen heeft afgezien, zonder echter het globale beeld geweld aan te doen. De rug is beschadigd, zonder fundamenteel het boek te degraderen. Het blijft wel een unicum: dit werk is zijn enige dichtbundel, op dertigjarige leeftijd geschreven. Later ging hij zich meer toeleggen op kunsthistorische essays en kritiek. In een bijdrage enige dagen geleden heb ik het ook over zijn werk Bruegel gehad, waaruit ik inderdaad onthouden heb dat hij na al die eeuwen van oppervlakkige en overgeleverde, dus nooit tegengesproken wijsheden het aandurfde een reëel beeld op te hangen van de grote schilder, en daarbij zowel analytisch als synthetisch te werk ging. Maar Jozef Muls als dichter: het heeft blijkbaar niet lang geduurd. Na dit bundel heeft hij zijn ware roeping gevolgd. De heldere klare taal die hij bijvoorbeeld gebruikt in zijn sonnet "Aan eene vrouwe" zegt heel duidelijk ook wat er in zijn echte leven is gebeurd: hoewel de vrouw aantrekkelijk was, heeft hij zichzelf noch haar belogen, en is een andere weg opgegaan.
Aan eene vrouw
Gij hebt mij zoo bezien dat uit uw oogen
de liefde zwijgend mij-waart is onttogen,
uw hert mij gevend, als de rein offerande,
geboden bang, met witte bevende handen.
Ik voel de goedheid uit uw wezen glimmen,
oneindig teer, als tanende avondkimmen,
uw blikken streelend zacht mij ommewaren
als vlinders vleugelend om blommen varen.
Ik draag zoet licht in mijn geloken ogen
en kan 't u geven in een langen blik,
maar 't waar voor u maar schijn en lieve logen.
Mijn liefde, vrouw, en werd u niet geboren,
en valsch gevoel, ik in mijn hert verstik,
o ga mijn beeld, een droom gelijk, verloren.
Heerlijke poëzie, een liefde die er geen is, door een volwassen man weggeborgen in één gedicht. De parrallel met zijn schrijverscarrière is opvallend.
8) en 9) Jozef Droogmans, als u met dit label naar de tekst van vroeger gaat (Limburg, Limburg allein) zal je in de laatste paragraaf een citaat vinden van deze oud-dorpsgenoot. Hij heeft het over de heropstanding van de Limburgse dichtkunst, en citeert er de namen van Hilarion Thans, Pieter Geert Buckinx en Jan Melis als de motoren achter deze artistieke opleving. En nu heb ik dus in één klap twee authentieke dichtbundels van voor me liggen. Rithmen & Melodieën, verzen van Jan Melis uit 1927, en Schaduwland uit 1948. Beide boekjes hebben zwaar afgezien, maar hebben toch hun mooie uitzicht bewaard. R & M was gebrocheerd, maar het ijzerwerk van de nieten is zwaar aan het roesten gegaan. Door de gewoonte is het boekje bij mekaar gebleven, maar ik moet toch een ingreep doen, anders gaat het helemaal verloren. Schaduwland heeft ook last van roestvlekken.
Lied
Waar zijt gij die mijn dagen hebt gevuld
Met tederheid en glans van gouden rozen,
Gij die mijn ongedurigheid geduld
Geleerd hebt en met stillend handekozen
Mijn tomeloze paarden hebt gemend,
Met zachte dwang mijn barse wil bedwongen,
Waar zijt gij die mijn nood en naaktheid kent
En die mijn heimwee hebt in slaap gezongen ?
Ik ben waar elke vreugd in 't niet verzinkt
En grauwe gieren om de slapen scheren,
Waar elke wens tot welkend lover slinkt
En ieder woord een lied wordt van ontberen.
Wanneer de vrucht gegroeid uit deze pijn
Ligt rood als bloed in onze hand geronnen,
Drink dan, mijn bruid, van deze donkre wijn,
Zo rijp en geurend aan ons hart gewonnen.
Heerlijke liefdespoëzie, zoals die hernomen wordt in "Lied" uit Schaduwland, en die wijst op de tijdeloze kracht van Melis. Niet voor niets zet Droogmans de naam van Melis rechtstreeks naast Buckinx. Het gietertje van gisteren staat fier tussen zijn nieuwe bloemen!
Bovendien moet ik nog een toevoeging doen aan mijn bijdrage van gisteren. Want ik heb nog een bundel van Trudo Hoewaer over het hoofd gezien. Dat is dan nu aangevuld in deel een van deze winterse dichtbundels.