16h30. Wat als je hond de postbode niet kan luchten, de wereld bij mekaar blaft, en deze brave en mens- en dierlievende ambtenaar met dichtgeknepen billen naar de volgende bus jaagt? Eén en andere methode wordt uitgelegd in het boek "Honden opvoeding", een boek van Duitse signatuur, waarvan de (jawel) nederlandstalige versie verzorgd werd door Studio Imago te Amersfoort, zodat de titel (waarschijnlijk enkel omwille van lay-outredenen) weer volkomen nutteloos gesplitst is in zijn twee delen. De ondertitel op de omslag bewijst de goede wil van desbetreffende Studio, zodat mijn enige vraag is of het dan wel zulk een doodzonde is een koppelteken in de titel van het boek te zetten, in plaats van het woord te splitsen.
Het boek is hoe dan ook nuttig om mijn blaffende postbode-onvriendelijke viervoeter manieren bij te brengen. Uit gesprekken met onze postbode is gebleken dat hij bang is van het nog geen 40 cm hoge stukje zenuwen, en soms vraag ik me aldus af wie er moet opgevoed worden: de hond of de postbode? Uit praktische overwegingen de hond, uit logische overwegingen zou het gemakkelijker zijn de postbode een goede hondenschool te laten volgen. Daar de geüniformeerde vijand echter langer meegaat dan de hond, zullen we maar opteren voor het eerste. En het boek, dus.
Jaren geleden ben ik nog lid geweest van de Vlaamse Wijnmakersgilde. Zelf wijn maken van allerhande vruchten, ik ben er nooit toe gekomen. En toch kon ik aan de verleiding niet weerstaan om het boek "Wijnen zelf maken" van Jac. Lambrechts, uitgegeven bij Helios te Antwerpen en La Rivière & Voorhoeve te Zwolle. Dat gebeurde dan wel namens het Verbond Amateurwijnmakers, waarvan dezelfde auteur stichtend voorzitter was. Toch nog eens overwegen iets met fruit en gist te doen, temeer daar het toch de bedoeling is in mijn tuin meerdere vruchtenbomen bij te planten, zodat misschien later het er vooralsnog van zou kunnen komen. Voorkennis is enkel in de beurswereld een zonde. Maar alleen ministersvrouwen laten zich nog wel eens met de zonde in. Schijnt het.
Onderweg in Nederland en België, samengesteld door Joep van der Liet voor Elsevier-Amsterdam/Brussel, met plaatsbeschrijvingen voor het Belgische gedeelte door Tom Bouws, is een handleiding voor wie een dagje uit wil naar een willekeurige omgeving in de lage landen en ook in de reeds niet meer zo lage landen, en die dan een eerste informatie bij de hand heeft om een ruw beeld te krijgen.
Tom Bouws? In een bijdrage van enige dagen geleden heb ik van zijn hand nog maar net het boekje "Vlaanderen o welig huis", een Vlaamse Pocket waarin hij ontmoetingen heeft met grote figuren uit onze culturele omgeving, in ogenschouw genomen. Ik heb het dezelfde dag in dezelfde winkel gekocht, zonder voorbedachtheid ten opzichte van de auteur. Van toeval gesproken.
Als Lecturama ook maar één ding goed gedaan zou hebben, is het wel de reeks Meesters der Schilderkunst, waarin een zeer goede inleiding gegeven wordt betreffende onze grootste meesters. Het spreekt vanzelf dat in een populaire reeks als deze er niet diepgravend kan gesproken worden over de kunst. Maar elke kunstliefhebber vindt hier een eerste goede introductie in het leven en werk van de besproken meesters, en heeft de vrijheid bij verdergaande interesse op zoek te gaan naar meer gespecialiseerd werk. Een goede methode daartoe is op de laatste bladzijde de bibliografie in te kijken. Ik ben niet op zoek naar de volledige reeks, maar aan één euro per stuk in de Ecoshop beschouw ik dit toch wel als een koopje. In mijn geval lag er enkel "Van Eyck" te koop.
18h20. Toch nog een woord over die voor mij tot nog toe onbekende Tom Bouws. Via Tante Google kun je gemakkelijk vaststellen dat biografische gegevens over de persoon schaars zijn. Achter op het boekje staat summier vermeld dat hij geboren is te Purmerend op 24 augustus 1911, producer geweest is bij de K.R.O., en in 1961 door Koning Boudewijn onderscheiden werd met de Kroonorde van België. "Vlaanderen, o welig huis" is een soort van dankbetuiging voor deze onderscheiding die hij kreeg voor zijn literaire radiobijdragen. Hij was een veelschrijvend reisauteur, een soort van Julien Van Remoortere.
Reeds in zijn inleiding geeft hij zich te kennen als een rasverteller, die niet ten onrechte Claes en Streuvels geïnterviewd heeft: hij vetrelt het fait-divers, maar durft ook diep op de onderwerpen in te gaan. Het is één van die inleidingen die ik op zichzelf al goed vind voor een onderscheiding: informatief, vlot, boeiend en onderhoudend. Meestal laat ik de inleiding na 3 paragrafen vallen, wegens obligaat, saai, taai en voorspelbaar.
Zo haalt hij de anekdotiek van sommige gesprekken aan, bijvoorbeeld met Jozef Muls, die op het einde van zijn leven verlamd en op de zorg van zijn zus aangewezen was, maar de fierheid had zich voor de gesprekken op te kleden, en aan tafel te gaan met zijn gasten, en niet aan zijn onmacht wilde toegeven. Aldus gebeurde het dat hij mes en vork niet meer meester was, maar toch zonder hulp wilde eten. De gasten hebben met beminnelijke beleefdheid deze beproeving doorstaan. Ontroerend, en echt.
En dan geeft hij de wijze woorden van professor Stuiveling weer, die repliceerde op een anekdote, die afgesloten werd met de vraag of ze wel waar kon zijn: "Zulke verhalen hoeven niet direct waar te zijn, (..) laat de feiten die onaanvechtbaar zijn, aan de cultuurhistorici. Maar zulke anekdoten (..) zijn als versiering absoluut onmisbaar. Ze geven kleur en sfeer aan de altijd kille feiten die wij bijeenbrengen en ordenen." Aldus tekent de auteur de atmosfeer die hij hoopt ook in zijn boekje weer te geven, maar tekent hij eveneens de anders zo wetenschappelijk denkende professor als een mens van vlees en bloed, eerder dan als een kille wetenschapper.
Wat te denken van de anekdote op de eerste bladzijde van het gesprek met Stijn Streuvels. Als de auteur de teruggetrokkenheid van de grote man beschrijft, heeft hij het over een emotionele uitval als repliek op een woord of een uitdrukking:- "Ze kennen mijn werk niet eens," viel hij (..) smalend tegen ons uit. "Hoogstens een paar titels als De vlaschaard. Er zijn er die denken dat 'k al lang dood ben, en dat Alida van ons huis een museum heeft gemaakt met entreepapierkes. Maar ik leef nog, en ze blijven buiten 't hek!"-.
Tekenender voor Streuvels kan niet. En het zijn tegelijkertijd profetische woorden van vrees, maar woorden die bewaarheid zouden worden, gelukkig maar. Zijn erfgoed moet voor de eeuwigheid bewaard worden. In 1979 of 1980 ben ik na de restauratie van het Lijsternest naar de (her)opening van het muzeum geweest, en heb in een zéér lange rij staan aanschuiven om zijn woning, zijn creatieve burcht te bekijken. Met afgrijzen stelde ik vast hoe niets ontziende bezoekers de bloemperken naast het pad naar de achterdeur plattrapten. Later ben ik er op een rustiger moment met mijn familie tijdens of na de feestelijkheden bij de eerste communie van mijn oudste dochter nog eens geweest, en heb met open mond naar al dat moois gekeken. Tot mijn fierheid heb ik gedurende enige ogenblikken op zijn schijversstoel mogen plaatsnemen voor zijn beroemde panoramische venster. Ik zal het hele gesprek, opgenomen op zijn negentigste jaar, met veel aandacht verslinden.
Het boek is hoe dan ook nuttig om mijn blaffende postbode-onvriendelijke viervoeter manieren bij te brengen. Uit gesprekken met onze postbode is gebleken dat hij bang is van het nog geen 40 cm hoge stukje zenuwen, en soms vraag ik me aldus af wie er moet opgevoed worden: de hond of de postbode? Uit praktische overwegingen de hond, uit logische overwegingen zou het gemakkelijker zijn de postbode een goede hondenschool te laten volgen. Daar de geüniformeerde vijand echter langer meegaat dan de hond, zullen we maar opteren voor het eerste. En het boek, dus.
Jaren geleden ben ik nog lid geweest van de Vlaamse Wijnmakersgilde. Zelf wijn maken van allerhande vruchten, ik ben er nooit toe gekomen. En toch kon ik aan de verleiding niet weerstaan om het boek "Wijnen zelf maken" van Jac. Lambrechts, uitgegeven bij Helios te Antwerpen en La Rivière & Voorhoeve te Zwolle. Dat gebeurde dan wel namens het Verbond Amateurwijnmakers, waarvan dezelfde auteur stichtend voorzitter was. Toch nog eens overwegen iets met fruit en gist te doen, temeer daar het toch de bedoeling is in mijn tuin meerdere vruchtenbomen bij te planten, zodat misschien later het er vooralsnog van zou kunnen komen. Voorkennis is enkel in de beurswereld een zonde. Maar alleen ministersvrouwen laten zich nog wel eens met de zonde in. Schijnt het.
Onderweg in Nederland en België, samengesteld door Joep van der Liet voor Elsevier-Amsterdam/Brussel, met plaatsbeschrijvingen voor het Belgische gedeelte door Tom Bouws, is een handleiding voor wie een dagje uit wil naar een willekeurige omgeving in de lage landen en ook in de reeds niet meer zo lage landen, en die dan een eerste informatie bij de hand heeft om een ruw beeld te krijgen.
Tom Bouws? In een bijdrage van enige dagen geleden heb ik van zijn hand nog maar net het boekje "Vlaanderen o welig huis", een Vlaamse Pocket waarin hij ontmoetingen heeft met grote figuren uit onze culturele omgeving, in ogenschouw genomen. Ik heb het dezelfde dag in dezelfde winkel gekocht, zonder voorbedachtheid ten opzichte van de auteur. Van toeval gesproken.
Als Lecturama ook maar één ding goed gedaan zou hebben, is het wel de reeks Meesters der Schilderkunst, waarin een zeer goede inleiding gegeven wordt betreffende onze grootste meesters. Het spreekt vanzelf dat in een populaire reeks als deze er niet diepgravend kan gesproken worden over de kunst. Maar elke kunstliefhebber vindt hier een eerste goede introductie in het leven en werk van de besproken meesters, en heeft de vrijheid bij verdergaande interesse op zoek te gaan naar meer gespecialiseerd werk. Een goede methode daartoe is op de laatste bladzijde de bibliografie in te kijken. Ik ben niet op zoek naar de volledige reeks, maar aan één euro per stuk in de Ecoshop beschouw ik dit toch wel als een koopje. In mijn geval lag er enkel "Van Eyck" te koop.
18h20. Toch nog een woord over die voor mij tot nog toe onbekende Tom Bouws. Via Tante Google kun je gemakkelijk vaststellen dat biografische gegevens over de persoon schaars zijn. Achter op het boekje staat summier vermeld dat hij geboren is te Purmerend op 24 augustus 1911, producer geweest is bij de K.R.O., en in 1961 door Koning Boudewijn onderscheiden werd met de Kroonorde van België. "Vlaanderen, o welig huis" is een soort van dankbetuiging voor deze onderscheiding die hij kreeg voor zijn literaire radiobijdragen. Hij was een veelschrijvend reisauteur, een soort van Julien Van Remoortere.
Reeds in zijn inleiding geeft hij zich te kennen als een rasverteller, die niet ten onrechte Claes en Streuvels geïnterviewd heeft: hij vetrelt het fait-divers, maar durft ook diep op de onderwerpen in te gaan. Het is één van die inleidingen die ik op zichzelf al goed vind voor een onderscheiding: informatief, vlot, boeiend en onderhoudend. Meestal laat ik de inleiding na 3 paragrafen vallen, wegens obligaat, saai, taai en voorspelbaar.
Zo haalt hij de anekdotiek van sommige gesprekken aan, bijvoorbeeld met Jozef Muls, die op het einde van zijn leven verlamd en op de zorg van zijn zus aangewezen was, maar de fierheid had zich voor de gesprekken op te kleden, en aan tafel te gaan met zijn gasten, en niet aan zijn onmacht wilde toegeven. Aldus gebeurde het dat hij mes en vork niet meer meester was, maar toch zonder hulp wilde eten. De gasten hebben met beminnelijke beleefdheid deze beproeving doorstaan. Ontroerend, en echt.
En dan geeft hij de wijze woorden van professor Stuiveling weer, die repliceerde op een anekdote, die afgesloten werd met de vraag of ze wel waar kon zijn: "Zulke verhalen hoeven niet direct waar te zijn, (..) laat de feiten die onaanvechtbaar zijn, aan de cultuurhistorici. Maar zulke anekdoten (..) zijn als versiering absoluut onmisbaar. Ze geven kleur en sfeer aan de altijd kille feiten die wij bijeenbrengen en ordenen." Aldus tekent de auteur de atmosfeer die hij hoopt ook in zijn boekje weer te geven, maar tekent hij eveneens de anders zo wetenschappelijk denkende professor als een mens van vlees en bloed, eerder dan als een kille wetenschapper.
Wat te denken van de anekdote op de eerste bladzijde van het gesprek met Stijn Streuvels. Als de auteur de teruggetrokkenheid van de grote man beschrijft, heeft hij het over een emotionele uitval als repliek op een woord of een uitdrukking:- "Ze kennen mijn werk niet eens," viel hij (..) smalend tegen ons uit. "Hoogstens een paar titels als De vlaschaard. Er zijn er die denken dat 'k al lang dood ben, en dat Alida van ons huis een museum heeft gemaakt met entreepapierkes. Maar ik leef nog, en ze blijven buiten 't hek!"-.
Tekenender voor Streuvels kan niet. En het zijn tegelijkertijd profetische woorden van vrees, maar woorden die bewaarheid zouden worden, gelukkig maar. Zijn erfgoed moet voor de eeuwigheid bewaard worden. In 1979 of 1980 ben ik na de restauratie van het Lijsternest naar de (her)opening van het muzeum geweest, en heb in een zéér lange rij staan aanschuiven om zijn woning, zijn creatieve burcht te bekijken. Met afgrijzen stelde ik vast hoe niets ontziende bezoekers de bloemperken naast het pad naar de achterdeur plattrapten. Later ben ik er op een rustiger moment met mijn familie tijdens of na de feestelijkheden bij de eerste communie van mijn oudste dochter nog eens geweest, en heb met open mond naar al dat moois gekeken. Tot mijn fierheid heb ik gedurende enige ogenblikken op zijn schijversstoel mogen plaatsnemen voor zijn beroemde panoramische venster. Ik zal het hele gesprek, opgenomen op zijn negentigste jaar, met veel aandacht verslinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten