Ze liggen hier al sinds 1994, en ze zijn een erfenis van een collega, die op zekere dag besloot dat onze werkgever de beste manier kon leveren om het leven te verlaten. De locomotief heeft zijn werk gedaan.
Hij werkte op een dienst die in nauw kontakt stond met de Nederlandse Spoorwegen. Toen die collega's hun bezittingen in dozen stouwden, omdat ze in Brussel een ander onderkomen gingen betrekken, waren ze behoorlijk nonchalant, en gooiden stapels bonafide papier, handenvol kogelpennen, met en zonder embleem van de NS, publicitaire dassen, nagelnieuwe nietmachines en een hopeloze mengeling van halfverbruikte en nog niet geopende verpakkingen kantoormateriaal in de vuilnisbakken. Mijn collega haalde er alles uit, recupereerde tot de laatste gram, en deelde gul in de versgevangen buit. Het handjevol bruikbaar materiaal is lang geleden reeds verbruikt, de dassen vond ik smakeloos schreeuwerig, alleen deze acht boekjes bestaan nog.
Ik heb nooit begrepen waarom hij enige dagen na deze gebeurtenissen zijn besluit genomen heeft. Ik wil het ook niet meer begrijpen. Omdat begrijpen soms geen zin meer heeft. Maar deze boekjes dragen zijn gezicht. Ze zijn zijn herinnering.
Deze Spoorleesboekjes van de Nederlandse Spoorwegen zijn een mooi initiatief geweest van de NS. Sinds 1987 werd er elk jaar eentje bijgedrukt, en bevatte een keur van korte verhalen en gedichten van bepaald niet kleine namen uit de literaire wereld.
Twee (niet zo) willekeurige namen uit elke jaargang.
1987: Louis Couperus, Het spoorwegongeluk, uit Verzamelde werken, deel XII, 1957. Karel Van het Reve, Siberisch dagboek, fragmenten, 1971.
1988: Piet Paaltjens, Aan Rika, uit Snikken en grimlachjes, 1867. Jack London, Zwervers onderweg, uit The road in Novels and social writings, 1982.
1989: Vladimir Nabokov, Eerste liefde, uit Lente in Fialta, 1966. Alberto Moravia, Huwelijksreis, uit De robot en andere verhalen, 1970.
1990: Cees Nooteboom, Engelse ochtend, uit Een nacht in Tunisië, 1965. Mensje Van Keulen, de nachttrein, uit De Ketting, 1983.
1991: Gust Gils, Spooktrein, uit Onzachte landing, 1979. Maarten 't Hart, Moederschap, uit De unster, 1989.
1992: drs. P, Oriënt Express,uit Weelde en feestgedruis, 1986. F.L. Bastet, De stoptrein, uit De stoptrein en andere verhalen, 1989.
1993: Nadine Gordimer, De trein uit Rhodesië, uit De zachte stem van de slang en andere verhalen, 1991. Leo Vroman, Droom O, uit Het verdoemd carillon, 1981.
1994: Jules Deelder, Rotterdam CS, uit (Deelder en Mentzel's) Stadslicht, 1984. Johnny Van Doorn, Delft, uit De geest moet waaien, 1979.
De vernoemde uitgiftejaren achter elk werk zijn de uitgaven van de Nederlandse vertalingen, of van de uitgaven van de Nederlandstalige auteurs, die echt gebruikt zijnals basis voor publicatie, en niet noodzakelijk de jaren van oorspronkelijke uitgave van de auteur(s).
Omdat die herinnering te zwaar is, omdat ik mijn carrëre niet wil eindigen met als enig tastbaar aandenken aan iemand die de rit niet heeft willen uitrijden, deze boekjes, omdat boeken elk hun leven hebben, en hun verhaal voor mij niet de herinnering aan het einde van een ander leven mag zijn, ga ik ze verkopen. De opbrengst ervan wil ik ook niet volledig houden. Een deel schenk ik aan een vereniging, die me nauw aan het hart ligt, omdat ze leven geeft aan kinderen die er niet om gevraagd hebben in de steek gelaten te worden, maar die geen andere keuze hadden. Dat lijkt me een goed tegengewicht voor de herinnering die de Spoorleesboekjes me ongewild nagelaten hebben. Zo ben ik dan in zekere zin ook een lotgenoot van die kinderen: er is een bittere herinnering die ik met hen deel.
Elk boekje is gedateerd. Maar de verhalen en de gedichten zijn dat niet. Ze zijn verbazend fris. Ook de boekjes. Binnenkort "vier" ik weer mijn verjaardag. Niet meer zo fris, maar ik hoop met de opbrengst uit de verkoop van deze droeve boekjes uit het verleden, een mooi geschenk voor de toekomst aan die kinderen te mogen geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten