En nog twee extra. Ik kon het niet nalaten in de bibliotheek, na een beetje opzoekwerk, toch nog even mijn neus in de overschotten van de boekenverkoop van vorige week te gaan steken. En het is niet vruchteloos gebleken. vijftien werken, waarvan sommige me behoorlijk blij maken, heb ik uiteindelijk uit de biblitoheek meegenomen, na betaling van de liquidatiesom die daarvoor afgerekend werd. Komisch genoeg was de digitale hulp uitgevallen, zodat alle inkomende en uitgaande werken door de bedienden met de hand moesten genoteerd worden, om na herstel van het normale netwerk, dus ook nog eens ingevoerd te worden.
Gelukkig werden deze werken even bekeken, de prijs ervan bepaald, en afgerekend. Er werd alleen een aantekening van mijn betaalde som gemaakt, maar alle uitgeschreven werken worden als restverkoop beschouwd, en mochten zonder registratie meegenomen worden.
Een drietal werken hebben eenzelfde bibliotheekband gekregen, en zijn in haast perfecte staat, terwijl het toch drukwerk betreft van 1860, 1874 en 1884. Het betreft ten eerste de twee samengevoegde delen van de "Manifestation Nationale du Peuple Belge en 1860", en deel twee en drie van de "Essais sur l'histoire politique des derniers sciècles" van Jules Van Praet. Ik heb gedurende een half uur alle dozen die nog voorradig waren doorzocht om ook deel één vast te krijgen, maar dat was reeds met een ander snuffelaar meegegaan naar een nieuwe bestemming. Of had ik niet goed gekeken? Ik weet het niet. Wie meer wil weten over Jules Van Praet, en over het belang dat die man voor het jonge vaderland gehad heeft (hij is een invloedrijk raadsman geweest van beide Leopolds, en heeft dat gedurende 50 jaar volgehouden),moet naar de website van Andries Vanden Abeele (zoek op Jules van Praet histoire politique). Deze geeft een mooi beeld van de levensloop en het belang van deze Bruggeling, die door Vanden Abeele moeiteloos naast Jean-Luc Dehaene geplaatst wordt.
Het blijven hoe dan ook drie banden die een ware verrijking zijn voor mijn segment "Belgische politiek".
Ongeveer in hetzelfde hoekje bevindt zich het werk "Economische structuur van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi" van Jacques Lefebvre, in Nederlandse bewerking door René Feyaerts. Een echte datering vind ik niet, maar het voorwoord door de auteur Lefebvre is gedateerd 5 november 1955. Het werk is in haast perfecte staat, alleen de eerste bladzijden vertonen wat roestvlekjes. De hardcover heeft zijn conservatiewerk uitstekend gedaan. Een aanwinst voor het hoekje Kongo-Congo.
Van Joseph Plancquaert heb ik hier "L'Homme Notre Ancêtre - Vestiges de l'homme au sein de roches éocènes". Van deze auteur heb ik onlangs nog enig werk zien liggen, maar ik heb nog niet voldoende gegevens om mij een oordeel te vormen. Alleszins is dit een franstalige uitgave uit 1952, verzorgd door Jos. Vermaut, Paris, Courtrai, Bruxelles. Het is een aankoop op goed geluk.
Het Oostvlaams Verbond van de Kringen voor geschiedenis, de overkoepelende organisatie waartoe de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde ook behoort, is, net zoals de aangesloten ledenverenigingen, zeer productief. Over de figuur van Mercator van Rupelmonde is in de Voorlichtingsreeks, de Nieuwe Reeks nr. 31 uitgegeven, als overdruk uit de Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 97. Mercator mag gerust gezien worden als een voor Vlaanderen zeer bijzondere figuur. Enige diepere beschouwingen mogen gerust ook toegevoegd worden aan het deel biografieën in mijn bibliotheek. Sober van vormgeving, zonder de minste franje, maar wel op kwaliteitspapier, moet dit werk een degelijke kaft of omslag om zich heen krijgen, om ezelsoren te vermijden.
In mijn zoektocht naar gegevens over D.J. Vander Meersch, ben ik de naam van Serrure meermaals tegen gekomen. Hij was een muntkenner, een numismaat, en ook Vander Meersch heeft zich op dat vlak niet onbetuigd gelaten. In mijn tweede blog "Wie wat waar wanneer waarom..." heb ik dat aspect van zijn persoonlijkheid volledig buiten beschouwing gelaten, omdat ik daar enkel op zoek ga naar die eigenschappen van de man, die de literatuur betreffen. Maar als je dan op een brochure uit 1880 stuit, "Eléments de l'Histoire Monétaire de la Principauté épiscopale de Liège" van de hand van Raymond Serrure, fils, mag je die niet om zulke redenen laten liggen. In tegendeel, dat andere aspect van de persoon van VdM. mag wel degelijk bekeken worden, om zich een oordeel te vormen over een breder vlak dan de beoogde studie alleen. Mooi meegenomen, deze vondst.
Maar... Welke Serrure heeft vriendschapsbanden aangeknoopt met VdM. ? Het zal niet deze Raymond Constant Serrure geweest zijn, want als numismaat waren
grootvader Constant-Philippe SERRURE, né à Anvers en 1805, mort à Moortzeele en 1872;
vader Constant-Antoine SERRURE, fils du précédent, né à Gand en 1835, mort à Saint-Josse-ten-Noode en 1898,
en zoon Raymond-Constant SERRURE, fils du précédent, né à Gand en 1862, mort en France en 1899,
actief op dit vakgebied. En dan nog wel professioneel. De website van de Cercle numismatique Liègeois besluit de korte levensbeschrijving van deze generatie muntenkenners als volgt:
Voici donc trois membres successifs d'une même famille, qui furent tous d'éminents numismates.
Volgens mij, hier op het eerste zicht oordelend, is grootvader Constant-Philippe de persoon met wie VdM. gecorrespondeerd heeft. Zijn zoon is namelijk geboren te Gent, en hij is een tijdgenoot van VdM. Opzoeken, dus.
De brochure is in uitstekende staat, en ik ben fier op het bezit ervan. De uitgave gebeurde bij Librairie Camille Vyt, rue des Reignesses, in 1880.
Het hierboven reeds genoemd Oostvlaams Verbond van de Kringen voor Geschiedenis gaf in 1998 ook nog een boekje uit in dezelfde reeks als het andere hierboven vermeldde, maar helaas is het van een kleiner formaat, weliswaar een beetje luxueuser uitgevoerd, maar vooral voor de Oudenaardist van belang. Van de hand van dr. Herman Van Isterdael lezen we voortaan "De instellingen van de Kasselrijen van Oudenaarde" als overdruk uit deel XXXV van de Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde.
In mei 1961 hield de Stad Oudenaarde een tentoonstelling van werk van verschillende Oudenaardse schilders. Dat gebeurde in het "Tentoonstellingscentrum Liedtspark". Wat nu weer gewoon het Liedtskasteel heet, denk ik dan maar. Er werd werk tentoongesteld van grote Oudenaardse namen, zoals Edgar Fobert, Robert Herberigs, Alberic Matthys, Paul Minne, Louis Raepsaet, Hubert Vanden Berghe, Edmond Vande Vijvere, en Marie-Thérèse Verschraeghen. Verschillende van die namen ben ik onder meer in de Oudenaardse biografieën tegengekomen, maar Robert Herberigs is ook op deze blog reeds op de voorgrond getreden. Maar Paul Minne, de zoon van de grote beeldhouwer Georges Minne, is ook niet van de minsten. De brochure, die deze tentoonstelling aankondigt, is uitermate verzorgd, sober in zijn uitvoering, maar zeer degelijk van uitzicht. Een reden te meer om ze mee te brengen, en te klasseren in de afdeling kunst.
In Gent had in 1979 een Colloquium dr. J. O. de Gruyter plaats. Deze toneelhervormer werd 50 jaar na zijn overlijden herdacht met deze studie, en tot mijn groot plezier zie ik in het beschermcomité weer enige bekende namen. Ik citeer er alleen maar P.G. Buckinx uit. Aan hem zal ik later opnieuw enige aandacht besteden, want ik heb de afgelopen maanden een paar hoogstinteressante dingen van deze dichter aangekocht. Ik citeer een kort fragment uit de tekst van dit colloquium, omdat ik het een beetje hilarisch vind. Zonder iemand te willen kwetsen, wil ik toch zeggen dat:
De Gruyter met de beste bedoelingen behept was toen hij zich in 1913 het duidelijkst als filoloog manifesteerde. De vereniging voor Beschaafde Nederlandse Uitspraak werd te Antwerpen gesticht. Willem de Vreese en "Jef" Goossenaerts waren de tenoren. Doel was integratie met het Hollands taalgebruik. De Gruyter voegde de daad bij het woord: zijn beschavingswerk zette hij in met het geven van lessen in de Nederlandse fonetiek te Antwerpen en te Eeklo,......, de stijlloos-en cultuurloosheid van het Vlaamse volk diende grondig aangepakt te worden.... Het verwijt van Hollandofilie werd meermalen gemaakt. Maar de Gruyter zette door en bereidde zelfs een brochure voor die een 50-tal gesprekken in beschaafde taal met de omschrijving van de uitspraak in fonetisch schrift weergaf.
De Gruyter met de beste bedoelingen behept was toen hij zich in 1913 het duidelijkst als filoloog manifesteerde. De vereniging voor Beschaafde Nederlandse Uitspraak werd te Antwerpen gesticht. Willem de Vreese en "Jef" Goossenaerts waren de tenoren. Doel was integratie met het Hollands taalgebruik. De Gruyter voegde de daad bij het woord: zijn beschavingswerk zette hij in met het geven van lessen in de Nederlandse fonetiek te Antwerpen en te Eeklo,......, de stijlloos-en cultuurloosheid van het Vlaamse volk diende grondig aangepakt te worden.... Het verwijt van Hollandofilie werd meermalen gemaakt. Maar de Gruyter zette door en bereidde zelfs een brochure voor die een 50-tal gesprekken in beschaafde taal met de omschrijving van de uitspraak in fonetisch schrift weergaf.
In Antwerpen en in Eeklo. Tracht daar eens zogenaamd ABN aan te praten aan de mensen. Je moet een echte missionaris zijn om dat aan te durven!
Vervolg morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten