Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

woensdag 28 november 2007

Lezen en eten

Een week of twee geleden was ik in Hasselt, en ik kon het weer niet laten tweedehandswinkels te bezoeken, die soms een verrassend aanbod van mooie, oude of zeldzame boeken hebben. Ook in Gent is dat zo, en ik ben nooit tevreden voordat ik ook het laatste stukje papier in zulk een winkel omgedraaid en besnuffeld heb. Zelden koop ik er wat, want over het algemeen zijn de commerciële prijzen iets te hoog voor mijn budget, meestal beperk ik me tot één enkele vondst.

Niets is leuker dan met de veroverde schat een cafeetje binnenstappen, en onder het genot van een lekkere koffie, of als het seizoen ervoor geschikt is, een lekkere trappist, door de nieuw verworven schat te bladeren, en meteen een eerste indruk opdoen.
De meest aangewezen seizoenen voor een trappist zijn : de lente, de zomer, de herfst en de winter, de rest maar liever koffie dan.

Soms is dat gevaarlijk, zoals we laatst in Gent meemaakten, na een strooptocht door één verdieping van de Slegte, waarna ik mijn echtgenote opzocht, die ergens anders winkels onveilig maakte. Een restaurantje werd met een bezoek vereerd, en na betaling wilden we verder winkels gaan stropen. Maar een luidruchtige kelner kwam ons op de Vrijdagmarkt nagelopen, en overhandigde ons de zak met reeds aangekochte koopwaar. Nogmaals bedankt voor uw attentie, hoor jong, wij zouden het enige tijd later ook wel ontdekt hebben, maar waar waren we dan reeds?

Terug naar Hasselt. Een tweedehandsboekenzaak in het straatje recht tegenover de Paterskerk werd uitgesnuffeld. Maar het café daar schuin tegenover was natuurlijk dicht, dus werd er voor eten in plaats van drinken gekozen, en zo kwam ik ad random terecht in De Molenpoort, een vers geopend "Bistrorant". Het proberen waard. Lekker, goede wijn, vriendelijke bediening, kleine rekening, wat wil je nog meer? Een trappist, misschien. Vlak bij het Jenevermuseum, nog zo een must voor als ik losgelaten wordt in die Stad. Niet voor het museum zelf, zal ik maar toegeven, dat bezoek ik niet elk jaar opnieuw, het café daarentegen...

En wat zie ik? Als oud-onderdaan van de voorganger van Steve wil ik altijd weten waar ik nu weer geweest ben, het verandert er zo razend snel. Via google kreeg ik ze te pakken, en ze hebben ook een blog aangemaakt, hieronder de link, die ik ook elders bij mijn "Hier vind je iets"-item geplaatst heb.

Lezen en eten gaan voor mij tezamen, ze geven me beide een goed gevoel. En het moet niet alle dagen met drie sterren zijn. In de Molenpoort in Hasselt smaakt het evengoed, heb ik gemerkt. Familiebezoek te Hasselt krijgt voor mij daardoor nog een extra dimensie! Ik ga dan familiaal kwebbelen, boeken kopen, lezen, eten en drinken.

maandag 26 november 2007

Gestorven poes

Ik heb mijn papieren dagboek dat ik bijhoud op zolder even naar beneden gebracht: het is er op dit ogenblik te koud om stil te zitten, ik werk liever hier, aan de computer, in stilte, iets wat mijn jeugdige nazaat met onbegrip vaststelt als hij erbij is: je hebt toch lawaai nodig om je te herinneren dat je leeft?

Nee dus, mijn hersenen zijn nog op de goede oude manier gemaakt, zei ooit een oude pater, die ik dankbaar ben voor die gedachte: toen we 16 waren en bij elke gelegenheid "een plaat" moesten draaien dan wel het aangepaste want meest luidruchtige radioprogramma moesten uit de ether plukken, antwoordde hij op die wijze: mijn hersenen functioneren nog zonder transistors, en ze verslijten dus minder vlug.

Een goede woordspeling, en een correcte benadering. Dan mogen de transistors op hun beurt door geïntegreerde schakelingen, zeg maar chips vervangen zijn, de basisidee blijft krachtig overeind: houd je bezig met waar je mee bezig bent, en leef niet met het idee dat je meerdere dingen tegelijkertijd kunt uitvoeren: geen van alle zijn goed genoeg om in een winkel te leggen. Slechts een paar mensen hebben die gave, en dan nog zouden ze beter hun activiteiten ontbinden tot de eenheid.


Zo lees ik, geschreven op zaterdag 6 oktober 2007, om 15h30

Wat te denken van een Liber Amicorum van Fernand Toussaint van Boelare, of een gedenkboek van een paar kilo van Le Cardinal Mercier, uitgegeven na zijn overlijden in 1926, en nog niet eens overal opengesneden? Dat zijn dingen die ik liever niet op de boekenkast in de huiskamer achterlaat. Eén of andere onverlaat die dat oude ding in handen krijgt, en er wat onvoorzichtig mee omspringt, zou door mij op Streuveliaanse wijze de mantel kunnen uitgeveegd worden, en dat blijft uiteraard de bedoeling niet.

Nee, mijn boekenkast is dus geen uitstalraam waar ik trots mijn paradepaardjes tentoonstel. Ik houd van boeken, dat is waar, maar een dierentuin van 19de eeuwse allure... , dat wil ik niet met boeken nabouwen."

Rond 16h diezelfde dag schreef ik het volgende:

Hieronder volgt een proeve van hoe ik eigenlijk een boekdagboek wil voeren: geen literaire verhandeling over de verschillende waarden van het besproken boek, maar een eigenzinnige benadering, een louter persoonlijke impressie die het boek zijn eigen warmte laat, zijn eigen karakter, en die het daardoor helemaal laat leven, ook al lees ik het misschien nooit volledig, ook al raak ik het nooit meer aan.

Ria Scarphout. Potdommetje. Pantheonreeks: 3, ISBN 906406 105 X gebonden.
Depot: D/1987/4935/9 - Uitgever : De Koofschep v.z.w.

Klein formaat (20.7 X 13.5 cm) slechts 31 bladzijden. Een weemoedige herinnering van de schrijfster aan haar geliefde huiskatje, gestorven op 13-10-1972. Met nostalgie en milde woordspelingen geschreven, als aandenken aan de lieve huisvriend van het kinderloze paar.

Het boekje is in uitstekende staat. Mooi is dat de schrijfster vooraan een opdracht geschreven heeft :

Voor Bertien Buyl "Liefde is glimlachen met tranen in de ogen." (Jan berghmans) (get) Ria Scarphout, 22-08-'87.

Ook achteraan is het boekje door de auteur getekend. De tekst eindigt met -Ria Scarphout (geschreven in mijn "Domeindreef". En daaronder, wiskundig juist geplaatst, heeft zij getekend. In potlood, hetgeen voor mij een bewijs is dat ze wist hoe een boek moest gesigneerd worden: op de lekker ouderwetse wijze.

Maar. Dit individuele exemplaartje heeft een geschiedenis. Op blz 12 zag ik plotseling een verbetering staan. Iemand had aangegeven dat de zin: "Traag kijkt Poes in de lange, donkere gang." moest gewijzigd worden in: "Traag kijkt moederpoes in de lange, donkere gang."

De eerste reactie in mij was: wel wel! Mevrouw Bertien Buyl zet de literatuur naar haar hand. Wie ben ik om daar wat op tegen te hebben, evengoed meen ik dat als het niet om een eclatante taalfout gaat, je dergelijke verbeteringen best achterwege laat.

Op blz 15 was het opnieuw prijs: "het beitelen der letters" werd "het beitelen van de letters". Zo zijn er nog enige verbeteringen te bespeuren op verschillende plaatsen. Wat stelt dat voor? Maar plots kwam er inzicht, toen ik bemerkte dat Ria Scarphout met dezelfde potlood waarmee ze de opdracht vooraan en de ondertekening achteraan gedaan had, ook deze verbeteringen aangebracht had.

Dit boekje, met andere woorden, is een correctie-exemplaar, althans, zo lijkt het. Alleen kon ik de vraag niet beantwoorden waarom deze correcties gebeurden in een gesigneerd exemplaar. Was dit slechts een poging om bij het inkijken van het aan haar toegezonden eerste exemplaar het boekje een "echt" uiterlijk te geven door het aanbrengen van een opdracht? Het gebruikte potlood wijst daarop, en het handschrift van de opdracht en de correctie op blz 12 is beslist gelijk.

Of heeft zij het boekje van Bertien Buyl, die misschien een vriendin, of misschien zelfs haar eigen moeder kan of kon zijn, op één of andere wijze terug in handen gekregen, en voor correctiedoeleinden gebruikt?

De vijftig cent die ik ervoor betaald heb in een kringloopwinkel te Oudenaarde zijn welbesteed. Ik heb geen literatuur, maar een klein stukje literatuurgeschiedenis gekocht, denk ik.

Eén en ander moet ik nog verder uitzoeken, maar zeker is: dit is het verhaal over een gestorven poes, maar het is een levend boekje.

Ondertussen, met dank aan de Tante Google. Bertien Buyl is dus naar alle waarschijnlijkheid een vriendin van de auteur. Via een kleine en eenvoudige zoekactie kun je bijvoorbeeld de website www.literair.gent.be terugvinden, en zo kan ik dan ook de historiek van het boekje terug samenstellen.

Ria Scarphout heeft waarschijnlijk dit boekje aan haar generatiegenote Bertien Buyl gegeven of verkocht, het gesigneerd, en misschien hebben beide literaire dames tesamen het werk van de nochtans strenge lerares dictie en voordrachtkunst Ria nagekeken en taalkundig bekritiseerd. Hetgeen zo dan ook gebeurd kan zijn, want het is toch duidelijk de hand van de auteur zelf die de correcties aangetekend heeft. Een andere mogelijkheid is dat dit een presentexemplaartje voor Bertien was, (verjaarde op 10 augustus, geboren 1927, dus voor haar 60ste verjaardag?) dat door omstandigheden nooit terechtgekomen is. Dus toch wel een stukje literaire geschiedenis. Blijft me natuurlijk nog de hamvraag hoe dit stukje geschiedenis in de kringloopwinkel terecht gekomen is?

donderdag 22 november 2007

Uitgeverij Sylvia

Groot mysterie in kunstland. Altans binnen de muren van dit huis, dat overdrachtelijk tot dat land gerekend wordt.

Ik heb drie mapjes op de kop getikt, gefabriceerd door de "Werkplaatsen van de uitgeverij Sylvia", één ervan zelfs door "Atelier des uitgevers Sylvia". Elk mapje is 13 bij 16.7 cm groot, heeft het ouderwets uitzicht van een duffe schoolmap uit de jaren '50 van vorige eeuw meegekregen, en bevat een tiental reproducties van respectievelijk "Originele Litografieën" (lito, zonder h), en tweemaal "Originele Prenttekeningen".

In, noch op de mapjes is ook maar één aanknopingspunt te bespeuren, dat je naar de bronnen zou kunnen leiden. Niets: geen adres, geen opdracht, geen doelstelling, niets, nada, noppes, niente geeft je een idee over het hoe, wie, waar, wanneer of waarom van dit werk.

Het moet van Franse origine zijn, want als ik goochel met zoektermen, blijft me als enige mogelijkheid de namen van de artiesten in kwestie op te zoeken, en dan kom je steeds bij Franse of aan Frankrijk gelieerde kunstenaars uit. Ook het gebruikte Nederlands is doorspekt met taalfouten (eigenlijk eerder onverbeterde zetfouten, heb ik de indruk).

Wie kan mij uit mijn lijden verlossen?

maandag 19 november 2007

De Blieckaerts

Oef, ik heb het volgehouden, en het boek helemaal uitgelezen. Warden Oom, pseudoniem van Edward Vermeulen, heeft een boek geschreven, en ik heb het gelezen. Niets nieuw onder de zon, duizenden Vlamingen hebben deze stroeve, West-Vlaamse lectuur doorworsteld, en naargelang van hun afkomst, dit schrijfsel verafgodend opgedronken, dan wel met de zangerigheid van de Limburger vervloekt. Perdaaf toch, jong, da kan toch nie, zoe e gezaag. Dije kalt plat West-Vlams in zen biek!

Alles heeft zijn plaats, alles heeft zijn tijd. Ik schrik altijd als ik de vanzefsprekendheid bemerk, waarmee de West-Vlaming destijds er van uit ging dat zijn sprake alleenzaligmakend was. Net zoals de Nederlander vandaag nog steeds neerbuigend doet tegen de Vlaming. Zoals de Antwerpenaar denkt dat hij Vlaanderen enige beschaving moet bijbrengen.

Ik houd van Gezelle. Maar ik moet zijn particularisme niet, want dan geef ik toe dat ik als Limburger geen recht tot spreken had, aangezien Gezelle een groot dichter was, en dus de krijtlijnen uitzette, en zodoende moest gevolgd worden.

Foute redenering, natuurlijk, maar ik heb jullie toch lekker even op stang gejaagd. Als het daar op aan komt, is het voldoende even erop te wijzen dat sommige bevolkingsgroepen menen boven de anderen te staan, en dat is dus beslist niet waar. Zeggen ze. En bewijzen daardoor dat hun houding alvast wel zo is: slechts weinig mensen spreken de waarheid, het meerendeel bevestigt de leugen door ze te ontkennen.

Ingewikkelde redenering, nietwaar? En toch is ze correct, maar ze heeft ook een terugslag: ik ben namelijk de Cretenzer, die beweert dat alle Cretenzers leugenaars zijn. En dus de waarheid spreekt, door te liegen. Waarna het opvalt dat ik door te liegen eigenlijk niet meer weet wie ik ben, waar ik vandaan kom, of ik überhaupt iets zeg, en of ik dat naar waarheid lieg. En dus ga ik er maar vanuit, zoals 99.99% van de wereldbevolking, dat ik volkomen bonafide ben, slechts streef naar de waarheid, en dus het beetje leugen dat in me schuilt, tracht te onderdrukken.

Heb je het gezien: ik TRACHT het te onderdrukken. Ik onderdruk het dus niet. Ik tracht het alleen maar. Ik lieg dus, als ik 99.99% waarheid spreek. En dus is mijn waarheid alleen maar een leugen. Wat is de wereld toch een ingewikkeld geval. Eigenlijk zou Hercólubus echt eens moeten langskomen, en komaf maken met dat menselijk gespuis dat er alleen maar op uit is de wereld te bezitten. Boem, gedaan.

Ja, maar dan is het ook boem gedaan met alle dierlijk en plantaardig leven, want een botsing van dergelijke omvang is een uitspatting van de vloeibare kernen van twee planeten, en dag! leven... Of hoe je meteen kan bewijzen dat ook de elementen van het heelal een leugenachtig bestaan lijden: ze komen zogenaamd wezenloos af op eerlijk (toch voor 99.99%, dacht ik) voortzwoegende wezens, die alleen maar door middel van moord en verkraching trachten te overleven in een uitermatige vijandige omgeving. Ze vernietigen veel meer dan er nodig is om de oorlog te winnen, en claimen dan dat de door de botsing opgelopen wonde de schuld van hun slachtoffer is.

Jongens toch, was ik toch maar de zon, of liever Pluto, die gedegradeerd en wel daar miljoenen kilometers vandaan loopt te cirkelen in zijn gevangenis-baantje omheen dat sterretje.

Wat heeft dit alles te maken met Warden Oom? Om het kort te houden: niets. Ik houd ervan af en toe mijn gedachten eindeloos te laten stromen, vloeien, en dan met verbazing naar het resultaat te kijken.

Heeft Warden Oom dat ook op die manier gedaan, of heeft deze eenvoudige landman gelijk een echte vakman-schrijver zijn draadjes eerst goed uitgesponnen, om vervolgens over die steunen heen zijn web van De Blieckaerts te spinnen, en alle ongeluk van de wereld op die manier in het reine te laten komen?

Is Gezelle echt een grote dichter, of een man die alleen maar zag dat Vlaanderen nood had aan een leidende stem in het koor, een stem die de katholieke gedachte ronddroeg, een stem die zijn West-Vlaamse wortels zelf van bodem voorzag, en dus eigenlijk door zijn levenswijze ertoe kwam om uiteindelijk tegen de wil van bissschop en staat in de grootste onder zijn gelijken te worden?

Vermeulen en Gezelle, jullie zijn zo ontiegelijk moeilijk te lezen, voor het kleine limburgertje dat hier zijn laatste woordjes tikt, maar het is allemaal zo ... schoon. Dat Hercólubus nog lang moge draaien rondom de zon die ons warmte bezorgt, en, in de visie van Vermeulen en Gezelle, Gods warmte ronddraagt.

zondag 18 november 2007

Hercólubus

Nog zo een eigenaardigheid, die het bezitten waard is, hoewel ik het niet als een prioritaire aangelegenheid beschouw, is het werkje "Hercólubus of Rode Planeet" van V.M. Rabolú.

Ook rekening houdend met het feit dat het Castellaans in al zijn vormen een wereldtaal is, kom je met je eigenlijke naam, Joaquin Enrique Amórtegui Valbuena nergens. De auteur werd in Colombia geboren in 1926, en was een natuurliefhebber, die vrij vlug de esotherische weg opgegaan is. Hij heeft er zijn levenswerk van gemaakt de mensheid te waarschuwen voor de botsing die onze planeet Aarde tegemoet gaat met de Rode Planeet Hercólubus, onafwendbaar en fataal.

Op zeker ogenblik heeft hij, in 1998 of 1999, een vzw opgericht die tot uitsluitend doel heeft het verspreiden van dit werkje, zonder daar ook maar enig persoonlijk profijt aan over te houden. Al vrij vlug kwam het tot rechtzaken wereldwijd, waarbij ondermeer G. Volkenborn Verlag uit Duitsland mee betrokken blijkt. Het boekje dat ik hier in handen heb claimt een eerste uitgave van september 1999 te zijn.

Aangezien ik het boekje gekocht heb in een kringloopwinkel, kan de controverse me niet beroeren. Toch is dit voor mij koren op de molen om de moeizame strijd voor de rechten van auteurs in het algemeen aan te halen. Het internet is bij uitstek de plaats van waaruit men illegaal alles wat ook maar enigzins wettelijk beschermd is, kan verhandelen en de aangehechte rechten met de voeten treden. Hoewel de bedoelde verspreidingsvorm, hier dus een fysiek boekje, gedrukt en wel, niet per internet gebruskeerd werd, blijft het algemene principe van kracht: zelfs als de auteur stapelgek is, zelfs als het om een grap gaat, zelfs als het een draak van honderd meter lang blijkt te zijn, heeft de auteur rechten, en is het niet aan mensen met een foutieve commerciële instelling om de zakken van anderen, in casu de auteur en de argeloze kopers, te ledigen.

Het boekje zelf is slechts 12 op 17.5 cm groot en bevat slechts een 44 of 45 beschreven bladzijden. Erg veel moeite zal het me niet kosten om het te lezen, hoewel ik geen boodschap heb aan buitenaardse wezens die ons een verschrikkelijke dood gaan bezorgen, of aan planeten die zo kollossaal groot zijn, dat ze de aarde in een klap vermorzelen, maar die door de wetenschap toch niet erg serieus genomen blijken te zijn. Als dergelijke planeet op ramkoers op de aarde afstevent, zouden we het al wel geweten hebben zeker? En zo het al wetenschappelijk bekend gemaakt is, dan moet men de baan van die planeet toch kunnen beschrijven?

Het is een goed onderwerp geweest voor meerdere films, waarbij ik bijvoorbeeld Bruce Willis heroïsch heb weten sterven, maar dat doet hij wel meer. Niets om van wakker te liggen, noch voor de films, noch voor dit boekje.

zaterdag 17 november 2007

Floraria

Soms zijn boeken niet wat ze zijn. Erger nog, soms weet je niet of je ze wel boeken mag noemen. Ton De Laat heeft zo een ding geschreven / getekend / samengesteld en bij Aldus Uitgevers te Heusden laten uitgeven in 1983.

Floraria is een herbarium zonder er een te zijn. Weliswaar een herbarium met mooie pentekeningen, in plaats van met gedroogde planten zoals ik er gedurende mijn studententijd ook één samengesteld heb. Raar, toen kende ik enige honderden planten met hun Latijnse en Nederlandse naam, nu zoek ik me te pletter, zoals ik eergisteren in Regents park in London heb mogen vaststellen, naar de gewone naam van een zeer veel voorkomende boom, waarvan de kenmerken zodanig duidelijk zijn, dat je het schaamrood moet zien stijgen zonder een spiegel te gebruiken.

Ton De Laat gebruikt voor zijn teksten een milde soort van humor, waar ik verliefd op ben. Ik citeer: "Als het met de evolutie ook maar even anders was gelopen, hadden nu de plantjes de buren water gegeven." De tekst staat bij een tekening, waarbij een anemoon groeit in vervanging van een tweede antenna op de kop van een wel zeer harige vlinder.

Evengoed staat er de tekening in van twee postkaarten, verstuurd te Vaticaanstad, de ene geadresseerd aan "Lucretia Borgia, Via dei Digitalis Purpurea 94, te 3100 PX Firenze", en ondertekend door "Je liefhebbende vader". De poststempel dateert van 7 september 1495. Lief dochtertje, zo schrijft de liefhebbende vader, hierbij twee zegels voor je album. Ze behoren tot een serie van wat giftige plantjes. Het zijn allemaal nachtschade-achtigen (nvdr: de afbeeldingen op de postzegels zijn van doornappel en bitterzoet). Vader legt vervolgens uit dat hij ze zelf kweekt en toch al enig succes geboekt heeft: Kardinaal de la Rovere bevoorbeeld heeft al het loodje gelegd bij de zesde bloedspuwing, na het eten van sommige van hun vruchten. En ja hoor, de tweede en teruggekomen postkaart (wegens décédé) bewijst het overlijden van de geadresseerde Kardinaal. De postzegels op deze kaart vertonen de afbeeldingen van wolfskers, bitterzoet en kardinaalsmuts. Afgestempeld op 3 augustus 1495. Het leuke is overigens, zo jubelt vader, dat nachtschade-achtigen geen sporen nalaten. Zeldenrust namelijk houdt het bij de la Rovere nog steeds op een natuurlijke dood!

Of hoe het interesseveld van de wetenschap, meer bepaald van de botanie, zich in de loop van de eeuwen toch wel verplaatst heeft. En bovendien krijgen we meteen de bewijzen dat ook de post reeds in die renaissancetijd in Italië veel verder ontwikkeld was dan in de rest van Europa: de kaart met "espresso"-post aan de la Rovere verstuurd, was zo dringend, dat Alexander VI ze "Par Avion" liet verzenden. Meer dan vier en een halve eeuw later heeft een onbekend vliegeniertje uit Frankrijk zijn zelfgekribbeld boekje, dat hij "Le petit prince" genoemd heeft, getracht per post te verdelen, maar hij is nooit op zijn bestemming aangekomen. Klunzen, toch, die Fransen!

Elke tekening, elke tekst is een milde verrassing. Het is het eerste boekje waarin ik merk dat de paginatelling volmaakt ontbreekt, en dat is geenszins een storend gegeven. Het boekje is zeer mooi ouderwets uitgegeven, op kwaliteitpapier, helaas een bibliotheekexemplaar, maar dat doet geen afbreuk aan de schoonheid ervan, die blijkbaar door slechts één man en een paardenkop op prijs gesteld werd. De halve euro die ik eraan gespendeerd heb, is de prijs van blijvend plezier, en de last van het gemis van deze som wordt zonder traan tot in het graf meegedragen.

donderdag 8 november 2007

Oh Moeder Maria

Lieve Peng Weng,

Als elk goed blogger kijk ik regelmatig naar interessante profielen. Hetgeen je als interesses opgaf, deed een vonk in mij opflakkeren. Ik heb me de vrijheid genomen uw interessen om te zetten in een gedicht. Ik hoop dat je het me niet kwalijk neemt.

Het gedicht noem ik : "Oh Moeder Maria", en ik ben zo vrij geweest je interesses in ongewijzigde vorm te hernemen onderaan dit bericht.

Oh Moeder Maria

Oh Moeder Maria, wat hou ik van jou,
Maar Jezus, wat doen we met andere talen,
Waarin je in hout je breiwerk moet priemen,
Moet haken en breien, jaja amehoela.

Geen leder van vogels
Die mus-ziek overdag de zeer oude boeken,
Van mijn Tante Holga gaan fotografiëren.
Hoe mooi ook de prenten van al die Godinnen:
Histerisch zijn wel die historische vrouwen,
Met Vrouw Cleopatra mijlen voorop.

Hoe oud ook die boeken? het zijn prentenboeken.
En in blikken dozen een greep okkernoten,
Gestapeld in kistjes van hout nog een keer,
Daarop liggen pakken van zeer oud papier
Met prenten en foto’s van mannen met snorren,
Zij willen met keurige dingen gaan foefelen,
Zoals Appermont met zijn Lux’ glazen oog.

’t Illustere oudje meet deze re-bussen,
En lost ze finaal op in deze nachttrein.

Oh Moeder Maria, als later de Peng Wenkt,
Toon haar dan de weg, die zij heeft verloren
En met deze Blog toch wel weervinden wil.
Het is toch geen alcool, het zijn toch geen drugs,
Het is slechts een kom vol met pjoeter voor haar,
Die haar, in verdwazing, de letters doet tikken,
En mij, op mijn beurt, tot het dichten aanzet…

En dat op basis van volgende lijst van interesses van de Blogger genaamd Peng Weng.

"Ik Hou van Moeder Maria, Jezus, anders-taligen, houten breipriemen, haken, naaien, amigurumi, leder, vogels, muziek, dagboeken, mijn HOLGA / fotografie, afbeeldingen van Godinnen en historische vrouwen zoals Cleopatra, oude boeken, prentenboeken, okkernoten, blikken dozen, houten kistjes, oud papier, prenten en foto's van mannen met snorren, willekeurige dingen Googlen zoals bijvoorbeeld 'Luc Appermont glazen oog' oude medische illustraties, rebussen,nachttreinen ..."

Je vindt haar op http://peng-weng.blogspot.com/

Bloggen en dichten, zonder mijn gast op te lichten, zei de waarzegger.

woensdag 7 november 2007

Elsschot

Nee, geen bericht over de grootmeester van de verkorting van de eigen brouwsels. Maar wel een bericht over de verkorting van eigen brouwsels.

Ik ben een man van het uitvoerige woord. Als ik niets zeg, zwijg ik luidkeels, als ik spreek, hoor je vooral de stilte (hersenbrekertje). Het gevolg van die dualiteit is dat ik veel woorden nodig heb, om achteraf vast te stellen dat ik alles veel kernachtiger kan uitdrukken. Gesproken en wel is er niets meer aan te doen, maar toen ik indertijd begon met het schrijven van opstellen, zag ik in dat mijn oeuvre weken nodig hadden om te rijpen. Die tijd kregen ze niet, en dus werden ze in het schrift ingeschreven met veel overbodige en vermijdbare uitweidingen. De leraren werkten echter in een systeem waarin het element tijd op een volstrekt andere manier ingevuld werd.

Het mocht niet baten: meerdere opstellen met een kern van staal werden door de verbeterende schoolvossen gebrandmerkt als "slordig", "niet af", "er moet nog aan gewerkt worden"," niet voor publicatie vatbaar", "door je grootoom-frontsoldaat aan zijn moeder geschreven op de reklamebladzijde van de Rond den Heerd van 16 februari 1916, zeker?" en meer van diergelijke lieftalligheden.

Wat de vossen niet zagen was dat ze de verkeerde nagels met koppen sloegen met hun opmerkingen. Ze bedoelden het totaal verkeerd: er moest nog aan gewerkt worden, zeiden ze, maar dit auteurtje had meer tijd nodig, daar zijn naam niet rijmt op Stijn Streuvels. Willem Elsschot, hm, misschien ook niet, maar de volgende werkwijze werd zeer vlug als de enig juiste aanzien.

Men neme een blad papier, en een degelijke pen. Men schrijve de diepste zijner gedachten neer. Men late het geheel enige dagen liggen, sudderen, gisten en rijpen. Dan herleze men de tekst, en verandere er dermate veel aan, dat de oorspronkelijke tekst in niets meer lijke op hetgeen als het oorspronkelijk kunstwerk doorging. Opdracht half volbracht.

De andere helft kenmerkt de ware kunstenaar: hij maakt het werk af. De leerling krijgt al die tijd niet: de school werkt namelijk tegen zijn eigen principes: als het op literatuur aankomt, wordt zogezegd de creativiteit gestimuleerd, maar door de tijd gekortwiekt. Kunst, en dus ook literatuur en poëzie laten zich niet ringeloren door De Tijd. Niet door de chronologisch gestuurde, evenmin door de Financiëel-Economische.

Toegegeven, kerels zoals ik kunnen een gans schooljaar gebruiken om een flutopstelletje tot een bedenkelijk kunstwerk te smeden, terwijl hun onnozeler collega's erin slagen in eenmaal een brouwsel voor te schotelen dat zelfs een enkele keer mag opgenomen worden in een bloemlezing. Maar kom me niet vertellen dat het systeem goed was: 95% van de opstellers kon de opdracht onmogelijk tot een goed einde brengen, in de literaire zin van het woord.

De computer helpt er vlot aan. Maar ook hier voel ik de remming van de eerste gedachte, die onmiddellijk afgezet wordt tegen het overdachte, beter gestructureerde en literair meer verantwoorde redactiewerk. Met een computer kun je dadelijk een correctie aanbrengen, nog voor de zin goed en wel af is. Maar hoe dan ook: je verliest de draad van de eerste gedachte, en als A gelijk is aan B, zo is B ook gelijk aan A. Met andere woorden, elk nadeel heb zijn voordeel, zie Cruyfie.

Misschien zal de lezer van deze blog zich niet kunnen voorstellen wat er hier ooit gestaan heeft, of wat er zal staan, als de tijd zijn werk gedaan heeft, en deze jongen zijn schrappingsrechten heeft laten gelden, en zichzelf geamendeerd heeft met tal van intelligente, of hysterische, hilarische of wiskundig verantwoorde wijzigingen aan wat ooit zijn diepste gedachten waren. Hetgeen je leest op een computerscherm, waarde lezer, is te vergelijken met het werk van de grootste literaire leugenaar aller tijden (die wel de beste literatuur voortbracht door zijn houding). Willem Elsschot heeft nooit zijn diepste gedachten gepubliceerd: hij heeft ze gemaskeerd. Er lopen miljoenen Elsschotten rond op de wereld, alleen weten ze niet hoezeer ze op de man lijken.

zondag 4 november 2007

Gezelle gerestaureerd

Een groot woord, hoor, gerestaureerd. Maar beide vernoemde boekjes liggen nu een beetje te rusten.

De doolaards in Egypten bevindt zich hier naast me op tafel, onder een stapel zware boeken die door hun gewicht de lijm tussen de binnenzijde van de gescheurde en losgekomen band en een kartonnen versteviging, goed vast laten drogen aan het oude papier. Zodoende wordt een haast reumatische kromming van het papier door de stevigheid van het karton teniet gedaan. Het wordt afwachten hoe het boekje er naderhand zal uitzien. Met enig geduld heb ik alle grote en kleine ezelsoren terug op hun plaats gezet, onzorgvuldige snijresten verwijderd, de rug losgemaakt en terug gelijmd... en nu maar wachten. Het eerste resultaat mag er alvast zijn: het uitzicht is alvast zeer goed vooruitgegaan.

Met het andere boekje Uit Gezelle's leven en werk van dr. Fr. Baur gebeurt hetzelfde, maar het bevindt zich nog op zolder in een boekenklem, tussen twee planken, om de reumatiek te bestrijden. Hier was door een verkeerde stapelmethode het hele boekje kromgegroeid, en is er dus meer geduld voor nodig.

Ik weet het, mijn werkwijze is zeker nog niet professioneel te noemen, maar het is ook maar voor eigen gebruik, en zulk een dingen moet je nu eenmaal leren met vallen en opstaan. Als ik volgende week het definitieve resultaat zal bekijken, kan ik alvast enige conclusies trekken.

Leergeld moet altijd betaald worden. En ondertussen kan ik uitkijken naar betere lijm, naar betere karton voor de versterkingen, naar betere manieren om oude kleefband te verwijderen, enzovoort. Als deze beide boekjes dan misschien niet volgens de kunst bewerkt zijn, zullen ze me de weg wel wijzen, hoop ik.

zaterdag 3 november 2007

Gezelle, gezellig

Soms moet je keuzen maken. Ik weet het, je moet altijd keuzen maken. Dat doe ik dan ook: in plaats van in café of dancing te zitten, ben ik dus hier, zaterdagavonds vrij om te doen en laten wat ik wil. Mijn gezellen zijn niet enige vrolijke drinkbroers, die heb ik gedurende mijn studententijd wel gehad, nu hoeft het niet meer.

Hier voor me liggen, zonder een orde, zonder verband, zonder voorkeur:

-Het ligt voor de hand, van Pieter G. Buckinx;
-De brug van licht en liefde, van L. Nauwelaerts;
-De doolaards in Egypten, van Guido Gezelle; en
-Uit Gezelle's leven en werk, van Prof. dr Frank Baur.

Alle vier zijn het resultaten van strooptochten langsheen de literaire koopjesmarkten. Maar het valt me op dat deze boeken, naargelang van hun herkomst, er prachtig uitzien.

"Het ligt voor de hand" is een weeskind uit een bibliotheek, volgens de aangebrachte stempel afgevoerd uit Sint-Lievens-Houtem in 2006. Kun je het de mensen kwalijk nemen? Ik zou er hen dankbaar voor moeten zijn, maar de auteur, als hij nog leefde, zou er zich misschien minder gelukkig bij voelen: het boekje is nauwelijks open geweest. De ijverige bibliothecarissen hebben bovendien schitterend conservatiewerk verricht, door de harde band nog eens extra te beschermen met een folie, die normaal eerder een degradatie dan een verbetering is.

Pieter Buckinx. Ik heb hem nog ontmoet, vaag is me daar iets van bijgebleven, maar een veertienjarige collegestudent heeft er geen benul van wie hij eigenlijk voor zich heeft. De man hield een lezing, waarvan ik geen iota begrepen heb, maar die door de andere aanwezigen met een luid en langdurig applaus zeer hoog gewaardeerd werd. Ondertussen heeft internet me geleerd dat hij moet afkomstig zijn uit een zeer oud Limburgs geslacht, waarvan de wortels zeker tot de veertiende eeuw, zo niet vroeger teruggaan.

Maar wie kent Pieter Buckinx nog? Vijftig jaar na de vroege dood van zijn zus Paula schreef hij het volgende gedicht:

Voor een dode

Wit op het witte linnen
rust uw aangezicht,
het is of diep daarbinnen
Gods roerloos peinzen ligt.

In 't blinkend ochtendklaren
legt gij de handen saam.
Voorzichtig raak ik uw haren
en dan uw vingers aan.

Nu los van aarde en zwaarte
vouwt gij de vleugels dicht.
Binnen uw lichaam is klaarte,
binnen uw lichaam is licht.

Het kind in de oude man kon eindelijk zijn emoties verwoorden. Na een halve eeuw. En zo komt de kracht van poëzie naar voor.

Ik ben het boekje aan het lezen, en ik sta verbaasd van de namen die terugkomen: vele daarvan herken ik, andere zullen dan weer het voorwerp van lange en moeizame opzoekingen worden, feit is en blijft dat hij duidelijk voeling had met alle grote tijdgenoten.

En het eerste hoofdstuk laat me meteen dezelfde Haspengouwse bodem, waar ik ook op gelopen heb, herkennen, bijna ruiken en proeven, zo levendig laat hij zijn geboortedorp Kortessem naar voor komen. De beek, die ik in mijn voorgaand bericht heb laten stromen, was ook voor hem niet veraf.

"De brug van licht en liefde" heeft mijn aandacht nog niet gekregen. Dat van de vorige eigenaars ook niet, of ze moeten zeer zorgzame mensen geweest zijn. Dit boekje van het Davidsfonds is zorgvuldig opengesneden, en waarschijnlijk éénmaal gelezen. Het is uitgegeven in 1944, toen de oorlog in dit land in zijn rumoerigste faze kwam, en gezien zijn leeftijd mag je het in perfecte staat verklaren. Ik heb er een schoolse kaft rond gedaan, om de bewaring te ondersteunen, en hoop dat het honderd jaar mag worden.

Heerlijk, hoe het boekje begint.

In 't zilveren voorjaar als de kerseboomen bloeien...
En wanneer het zusterke zal komen, mijn lieveling? En waar vandaan? Wel luister. D'r zal in Antwerpen een groot schip aanleggen, volbeladen met mandekes en in elk mandeke zal 'n kindeke liggen. (...) En die manden worden in al de dorpen rond Antwerpen uitgedragen en uitgedeeld. (...) Twee dingen zullen ze allemaal om ter meest kunnen: krijschen en doeken natmaken. Maar toch zullen z' overal met groote vreugde aangepakt worden.

Voorlichting anno 1944. Wie informatie over de schrijver heeft, of nog andere werken van hem kent, mag me mailen, ik zal het met veel vreugde vernemen.

Over Gezelle zal ik het later hebben.

vrijdag 2 november 2007

An de bijk

An de bijk

An de bijk, op mêne book,
zoe loeg iech innet graës,
en kikde vol verwondering,
ne 't viske in het wetter.

Iech vruuch miech vol verwondring af
wijda da viske stil
in't wetter liege blijve kos?
Dêh bijk dêh was zoe wield!

Nog vor iech 't goed en wel begrijëp
wij 't viske da wel deu,
wast voert, en 't kuum nemê terug,
twas ouwet men auge weg.

Ma fijftig joëre laëter kump
inins da viske trug
en zwimt der mijn gedaachten oët.
Noë blift 't altijd be miech.

Ne mins, zoe dijnk dje daan toch mar,
blif dieje daan altijd joenk?

Ma 't viske in het wetter zwimt
en drijnkt de joëre vur oech weg.

Duiding

Dit "gedicht" (synomiem van gedrocht) is in het Herks dialect geschreven, zoals ik het me nog herinner, niet altijd correct, en met de nodige reserve voor de schrijfwijze: sommige klanken weet ik eenvoudig weg niet te reproduceren via de geschreven taal. Ik zal dit uitzoeken, en zo mogelijk aanpassen, als het moet met een apart document als handleiding. (toevoeging op 17 november 2007: op deze plaats vind je alvast een lijst met de uitspraak van een aantal klanken. Ik zal me later bezighouden met de tekst eens over te schrijven met de in die lijst genoteerde fonetische weergaven.)

Herks, dat is het dialect van Sint-Lambrechts-Herk, een deelgemeente van Hasselt, gelegen aan de Mombeek, dubbelbeek waar mijn verhaal en ook mijn jeugd zich afspeelde. De basis van het verhaal is authentiek, maar toch wel geromantiseerd: de dichter heeft nu eenmaal de vrijheid de werkelijkheid te kneden.

Het dynamisch moment is uiteraard waar, plots is het visje weer in mijn gedachten opgedoken, waarom weet ik niet, maar dit is duidelijk: 't sprikt, 't kalt in 't plat Herreks .