Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

woensdag 29 april 2009

William Shakespeare, en Abraham Hans

De laatste twee werken die tijdens mijn rommelmarktavontuur met de fortuinlijke Gezelleaankoop nog tot mij kwamen, moeten nog de revue passeren.

The complete works of William Shakespare, comprising his plays and poems, werden bij Spring Books in London uitgegeven, doch de vermelding van een uitgiftejaar was niet van belang. Gedrukt in Tsjechoslowakije (een lettertje teveel of net niet genoeg moet je er maar bij nemen) is de papierkwaliteit niet wat we gewoon zijn, maar daar staat tegenover dat de hardcover van een vooroorlogse kwaliteit is. De mij bekende leraar heeft het boek behalve genaamtekend, ook in doorzichtige plastic gewikkeld, hetgeen de bewaring van vooral de rug ten goede komt. En die is inderdaad erg mooi. Of ik deze versie van Chakespeare's werken aankan, is twijfelachtig. Wie Streuvels gelezen heeft, moet toegeven dat teksten van nog niet eens 100 jaar oud al een behoorlijke toelichting nodig hebben. Hoe ga ik dan het oude Engels van Shakespeare verwerken? Letter per letter, soms.

In 1965 is een Vlaamse krant op het idee gekomen een werk van Abraham Hans in feuilletonvorm uit te geven. Hoeveel caterns er in mijn verzameling ontbreken weet ik niet, het verhaal eindigt abrupt met 21ste aflevering, terwijl ook de 17de aflevering van eind oktober - begin november uitblinkt door afwezigheid. Dat is voor mij geen belet om dit curiosum, genaamd De gek van de Molenberg toch bij de Abraham Hansafdeling op te slaan. En op zoek te gaan naar het echte, en dus volledige werk.

De uitgeverij J. Hoste heeft veel van die feuilletons uitgegeven, en ook na de dood van de journalist en schrijver ging dat dus gewoon verder. De tekeningen op de voorpagina van elke aflevering zijn nog net zo gedateerd in 1965 als ze waren in het interbellum. Dat heeft zijn charme.

Vandaag zijn dan nog twee werken in mijn handen gevallen, en voor het slapen gaan wil ik ze er nog bij krijgen.

De Eerste gulle lach omnibus, ondertussen toe aan zijn zevende druk van 1981, met werk van Valère Depauw, Jan Boschmans en Jos Janssen kan me bekoren met zijn fris uiterlijk. Als de stofwikkel niet een kleinigheid had afgezien, dan zou ik zeggen: niet gelezen, maar dat is dus niet waar. Hoewel uiterlijk onaangeroerd, bewijst de bladwijzer dat er in 2008 nog in gelezen was. Niet veel, want reeds op bladzijde 30 ging het blijkbaar niet meer. Maar voor mij is dit boek, en eveneens zijn opvolger, de tweede omnibus, jeugdsentiment. Vroeg of laat moet dit er nog eens aan geloven.

Ik heb nog eens een kinderboek gekocht. De Drie Koningen van Adelbardije, van Marianne van Albada. Deel II: de keerzijde van de medaille. Niet omwille van de literatuur, duidelijk niet, hoewel een eerste inzicht in het boek, willekeurig opengeslagen, meteen duidelijk maakt dat de auteur echt wel vertellen kan. In duidelijke bewoordingen, niets gecompliceerd. Ik heb het echter als het curiosum gekocht, omdat het zelden gebeurt dat een boek van A tot Z in zo een soort van handschrift gezet is. En dat vind ik altijd zulk een uitstraling hebben. We zien wel.

zondag 26 april 2009

En behalve Gezelle...

waren er nog wel een paar andere boeken die ik voor een habbekrats heb kunnen meenemen. Zoals "Ge kunt nooit weten" van Jan De Spot, de latere ridder die ook als lid van de raad van bestuur van mijn werkgever opgetreden is. Behalve een zakenman heeft hij ook behoorlijk wat literatuur bij mekaar geschreven. En niet onbelangrijk, ik kwam ook zijn naam tegen in de reeks Ten Huize van... van Joos Florquin. Ik ben benieuwd.

Antoon Coolen heeft zijn verhaal van "Peerke Den Haas" in de Feniksreeks zien verschijnen in 1946. In zijn lekkere oude spelling (ondertusschen...) is het echt leuk om te lezen. Nog iets voor lange winteravonden.

Twee Davidsfondsuitgaven, "Benoit, Man van zijn volk" (1935) door Prof. dr. Flor Van Der Mueren, en "Ons Keverboek" (1939) van Leo Senden zijn weer mooie aanwinsten: omdat ik Benoit naast Gezelle (1930) kan leggen, beide werken zijn met de zelfde ingesteldheid geschreven, en het keverboek is het jongere broertje van "Onze Huisinsecten" van 1932. Trouwens, het is misschien geen slecht idee te onderzoeken in welke mate Gezelle en Benoit in hun culturele verwezelijkingen gelijken zijn.

Een belangwekkend werk over de literatuur in Vlaanderen werd samengesteld door dr. R.F. Lissens: "De Vlaamse Letterkunde van 1780 tot Heden". In zijn derde druk kwam het toch slechts in 1959 op de markt, na november 1953 en september 1954. Nogmaals het bewijs dat een algemeen overzicht van onze literatuur niet door iedereen gelezen werd of wordt. Het boek zelf bevat de ex-libris van een mij bekend (ex)-leraar hier in de streek. Hij en zijn collega's waren zeker de voornaamste afnemers. Als iemand dit boek als studie- en lesmateriaal gebruikt heeft, valt het toch op dat de onderlijningen van belangwekkende passages en zinsneden oplopen tot de helft van de bladzijden, waardoor deze studiemethode aan zijn doel voorbijschiet. Maar ijverig was hij wel.

Een zeer mooi curiosum is wel "Musée d'Anvers - Recueil de 200 photogravures d'après les chefs-d'oeuvre de la galerie des maitres anciens", een prachtige hardcover die door het museum zelf uitgegeven werd als handleiding voor de geïnteresseerde bezoeker. Het ontbreekt totaal aan tekst, enkel het volgnummer van het werk in de galerij, de naam van de artiest, geboorte- en overlijdensjaar, de school waartoe de artiest behoorde, de naam van het kunstwerk en het (geraamde) jaartal van creatie, en eventueel de naam van de collectie waaruit het afkomstig was, in het Engels en het Frans, niet in het Nederlands, vullen elk van de 200 mooie zwart-witfoto's aan. Naar betekenis, duiding en anecdote of detail heb je het raden. Het werk bevat ook geen enkele jaaraanduiding of inleiding. Het is uitgegeven door G. Hermans, éditeur, 9, rue Dierckxsens, Anvers, en de Imprimerie, Lithographie en Reliure werd door Joseph Lucq et Delcourt-Vasseur Tournai gedrukt. Achteraan staat als afsluiter nog een prachtig kenschild van de uitgever Hermans. En daarmee moet je het doen. Wie meer weet, mag het me laten weten.

Uit de inleiding van het volgende werk leren we dat het naar alle waarschijnlijkheid in juni 1910 aan de uitgever afgegeven werd, en dus in het najaar ten laatste op de markt kwam. E. Bartholeyns, agregaat-leraat bij het middelbaar onderwijs, bestuurder der Lagere Hoofdschool schreef dit werk, "De Belgische Beschaving door de tijden heen" als Voordrachten in de Lagere Hoofdschool van Schaerbeek, en liet het uitgeven bij de Gebroeders Callewaert, in de Sint-Lazarusstraat 80 te Brussel. Het is een merkwaardig klaar betoog omtrend alle aspecten van ons land, zoals daar zijn: de voeding, de kleding, de spoorwegen, de post, de telegraaf, de telefoon, de boekdrukkunst... weliswaar anno 1910. Toch zeer mooi werk.

zaterdag 25 april 2009

1877, eerste druk van Gezelle

Gezellig. Vanmorgen scheen de zon, er was geen wind of regen die de mensen het leven moeilijk maakte, en met een grote zak en goedgevulde geldbeugel trok ik dus naar de rommelmarkt te Leupegem, om snuisterend door dozen vol boeken de nodige zuurstof op te doen voor de rest van het weekend.

Zoals dat ook met sporten het geval is, om zuurstof binnen te krijgen, moet je eerst flink wat zuurstof verbruiken, en menig doosje werd omgekeerd, om daarna door mij
wezenloos achtergelaten te worden, net zoals de boeken en het oude papier dat erin te vinden was, wegens geen inhoud.

Maar... één doos was wel iets speciaals. Iemand had blijkbaar een zolder leeggehaald, en ik deed er wel een beetje langer over om het parcours af te leggen. En zie, daar lag het. Een onbeduidend, vaalgeel boekje; twintig centimeter op dertien, waarop ik las:

VAN DEN

EENEN HERTOG.

Een eindje daaronder:
DOOR

UIDO GEZELLE,

en nog lager:

THIELT,
J.-D. MINNAERT, uitgever
1877.

De onhandige maar wel efficiënte restauratie van de rug verborg enige letters, maar mijn frank viel onmiddellijk: dit was een eerste druk van "Van Den Kleenen Hertog" van Guido Gezelle.

Het boekje heeft afgezien, vocht, vieze plekken, scheuren, kleefband, afgescheurde hoeken... als je 132 jaar oud bent, is grijs haar niet ongebruikelijk, als je er dan nog hebt. Maar het is echt: het is een originele Gezelle! Ooit eigendom geweest van het "Klooster St. Jansput", ofte het "Couvent Puits St. Jean" (het verplichte koppelteken tussen St. en Jan in de huidige spelling heb ik in analogie met de aangebrachte vermelding in het boekje weggelaten). In een zoektocht naar wat dat klooster voorstelt, kom ik via google terecht in Volledig Dichtwerk door Guido Gezelle, door Jozef Boets en Frans Berkelmans, en daar lees ik fragmentarisch op bladzijde 434 hetvolgende:

145 Sint-Jansput (waar Zuster Stanislas - Octavie van Gillewe 1836 - 1891 - overste was; ook Gezelle's zus Florence, binnengetreden bij de Zusters van Heule als Zr. Colomba verbleef er).

Inderdaad, onder de hoofding "Liederen, Eerdichten en Reliqua" nummer 67, kortweg LER67 staat vermeld het gelegenheidsgedicht Nisi Dominus, met in regel 145 de vermelding van het huis, waar de zus van Guido Gezelle onder haar kloosternaam Zuster Colomba verbleven heeft: het was in het Klooster Sint-Jansput. In het boekje staat éénmaal de vermelding in potlood: Couvent Puits St. Jean, en éénmaal met een fijne kroonpen geschreven: +Klooster St Jansput.

In het boekje komt er nog een potloodaantekening voor, die door water, de tijd, en een doorhaling en overschrijving helemaal onleesbaar is geworden. Laat dat nu mogelijk de naam van de eigenaar of eigenares zijn (Zuster Colomba?). Ik durf er nauwelijks van dromen.

Is het een stout besluit dat dit boekje, dit unieke exemplaar, ooit is gekocht door of eigendom geweest is van de fiere zus van de dichter? Of door de dichter zelf geschonken aan zijn zus? (Want in 1873 reeds was zij ingetreden, en geld was één van die dingen die een kloosterzuster in die tijd niet hoefde te bezitten.) Of is het boekje gewoon door het klooster aangeschaft om in de klassen te gebruiken om voor te lezen? Alleszins weet ik dat in het klooster te Kortrijk, dat een bijhuis was van het "Moederhuis" te Heule, jarenlang een (gipsen) afbeelding van Guido Gezelle tot de vaste aandachtspunten van de dames behoorde, en dat aan elke bezoeker met enige wereldse fierheid getoond en becommentarieerd werd. Men was er niet vies van Gezelle, en dat de zus daar haar hand in gehad heeft, lijkt me niet meer dan normaal.

En zijn misschien honderd jaar later de goederen voortkomend uit een opruimbeurt bij een rommelmarkthandelaar terecht gekomen? Deze heeft mij het "prul" voor vijftig cent afgestaan. Zelfs als het niet van Zuster Colomba geweest is, blijft het een eerste druk van een misschien niet allerorigineelst werk van Guido Gezelle.
Een mercantiel gezelleliefhebber die het boekje waardeerde op 5 euro, heeft dat er nooit voor gekregen, getuige ikzelf. De financiële waarde is voor mij dan ook van geen enkel belang, in mijn bibliotheek krijgt het een ereplaats, voor mij is het een topstuk.

vrijdag 24 april 2009

Matisse

De titel van deze mededeling klinkt als de naam van een kat uit het dagboek van een poes van Remco Campert, of als een restaurant dat televiesiegewijs zijn ontstaan aan de Vlaamse wereld wil kond doen. Matisse is echter ook de naam van een brochure die een tentoonstelling in het museum Boymans in Rotterdam aankondigde, heel lang geleden, toen Den Uyl nog sprak. Joop sprak toen inderdaad nog, later raaskalde hij nog wel eens gniffel gniffel. Het was 1954, en van 16 april tot 8 juni kon men bronzen, tekeningen, schilderijen en schetsen gaan bekijken, die omschreven werden, en ook enigzins toegelicht werden in deze borchure. Iemand heeft ze met zorg bewaard, en ook een Franse tekst van de hand van Jean Cassou, Conservateur en chef du Musée National d'Art Moderne à Paris heeft de tijd perfect overleefd. Slechts een kleine wateraanval, een lichte verkleuring en enige plooitjes in de band tonen de leeftijd van het werkje, op dik, tijdeloos grijs papier. De fijne tekeningen en de mooie zwart-witafbeeldingen van een aantal kunstwerken lokten de toenmalige kunstliefhebber naar Rotterdam, en de eigenaar van het brochuurtje heeft zodanig genoten van de tentoongestelde kunst, dat hij dit werkje 55 jaar lang tussen zijn menigvuldige andere boeken over kunst heeft bewaard. Een halve eeuw herinnering aan een museumbezoek van misschien twee of drie uur, als het een kenner was. Om over na te denken.

Wie poëzie wil lezen, moet soms een ijzeren gestel en een voor driekwart weggesneden maag hebben, om de schrijfsels te overleven van mensen, die blijkbaar iets te zeggen hebben, maar dat zo kryptisch doen, dat ze het poëzie moeten noemen om het nog verkocht te krijgen. Peter Zonderland is zulk een auteur, die dingen schrijft, waarvan de lezer niet weet waar het begin of het einde te vinden is: Belichtingstijd. Dat is ook zijn bedoeling: je moet er middenin aan beginnen, en al letters vretend zelf je weg naar een niet voorbereid einde banen. Je sterft je leesoefening uit wanhoop, of in stille rust, je weet niet waarom, je weet niet hoe, wanneer is niet van belang, Peter Zonderland is God, jij bent zijn tot zucht verwoorde mens, en als je dood bent, ga je naar de hemel, de hel of gewoon nergens heen, al naargelang je zelf geloven wilt of kunt. Of, zoals in dit geval, gooi mij maar in de vuilbak, er is geen leven na de lektuur hiervan. Het is Poëzie.

Een bundeltje waarvan ik helemaal niet weet wat ik er moet van denken, werd door Xavier Tricot uitgegeven bij Uitgeverij Devriendt, en het heet: Zeezicht. De titel van het boekje alleen al bezorgt mij de grootste reserve over de inhoud, en ja hoor, mijn zeventienjarige vriendin die zichzelf een grote dichteres vond, ook al omdat zij een vrouw was, schreef soms wel eens gedichten met bijna dezelfde inhoud: even zeemzoet als onbestemd, want poëtisch.

Wie beter dan de zee
waarin ik mijn bedje spreid,
weet wat me te wachten staat:
het witte schuim van
een stil verlangen dat bloeit
................ enzovoort


Braak, braakbraakbraak, was mijn eerste reactie. Ik zal genadig zijn, misschien heb ik gewoon een te zware dag gehad. Maar mijn zeventienjarige vriendin zou er destijds best wel trots op geweest kunnen zijn. Terecht, want zo dichtte zij ook, en ze heeft nooit wat uitgegeven. Wel aan kleren en make-up, maar geen poëzie.

Niet poëtisch, maar volgens de commentaren zeer poëtisch, is "Posthume wandeling" van Frans Van Isacker. Ik heb het niet gelezen, maar ga dat zeker doen. Volgens Kees Fens heeft het een prachtige eigenschap: "Als men een woord zoekt om deze roman te karakteriseren, dan dringt zich onmiddellijk het woord 'stil' op. Zelden las ik een boek dat in zulk geluidloos proza is geschreven. De woorden vallen zacht als sneeuw in de nacht; na iedere zin is de stilte hoorbaar. Geen doodse stilte; een stilte die bezield is door de herinnering."

Een recentie die als poëzie geschreven is, doet vermoeden dat het proza eigenlijk Poëzie is. Dat moet ik lezen. Maar mijn zeventienjarige vriendin heeft waarschijnlijk toch een relatie gehad met Kees. Haar invloed is zichtbaar. Hoorbaar. Onleesbaar. De trut.

Wie kent er die mooie hardcovers niet, die de wonderreizen van Jules Verne bevatten? De "Wonderlijke avonturen van een Chinees" is er zo een, en ene Jan V.B. heeft er zijn ex-libris in gekleefd. Het boekje, uitgegeven in 1950 door Elsevier Amsterdam/Brussel is prachtig bewaard. ik heb het vermoeden dat ook de Matisse-brochure uit dezelfde bibliotheek komt, maar dat de brochure in die hoedanigheid geen ex-libris waardig geacht werd. De opdracht in het boek toont aan dat Jan een ijverig student geweest is, want hij kreeg het geschenksgewijs van de Blauwkuips aangeboden omwille van zijn toelatingsexamen in Juni 1959. Mooi bewaard, mooi verzorgd, mooi bewerkt, mooi geïllustreerd ook, met de heerlijke originele pentekeningen die nog uit de eerste uitgaven van het werk van Jules Vernes stammen. Het verhaal van de wonderlijke avonturen van onze Chinees wordt gevolgd door een uitermate verkort relaas van de Muiterij aan boord van de Bounty. Waar ik onlangs een honderden bladzijden tellend boek over deze historische aangelegenheid kocht, doet men het in MCML voor de jeugd in beknopt bestek: Kapitein Bligh vliegt met zijn klikken en klakken buiten onder het verbruik van slechts een vijfentwintigtal bladzijden. Geschiedenis hoeft niet altijd langdradig te zijn!

Bij uitgeverij Brito werd een boek uitgegeven, het "Heibel Boek", en dan nog wel in 1970. Ik citeer uit de commentaar op de achterkant: Een sarkastische reflektie van het literaire leven in Vlaanderen (...), geschreven en samengesteld door een groep vooraanstaande auteurs van diverse leeftijden, die tot de slotsom kwamen dat 'het hedendaagse' niet in het aantal afgelegde jaren schuilt, maar in een frisse onbevangen visie, (...) en misprijzen voor de sakrosante waarden, dit alles met pittige virtuositeit de niet voor azijnbrouwerij vatbare lezer opgediend.

Nu wil ik wel een aantal auteurs lezen, die tegendraads door het leven willen wandelen, en hun leeftijd volgens alle platitudes willen ophangen aan de kapstok van hoe je je voelt, in plaats van deze af te meten aan het aantal jaren. Maar ze moeten wel eens uitleggen waar de sakrosante waarden bewaard worden, zodat ik er mezelf kan in onderdompelen en baden, en dan ook zelf kan oordelen of ik deze moet aankleven dan wel net verwerpen. Sakrosant? Mijn zeventienjarige vriendin had geen sakrosante waarden, anders zou ik het wel geweten hebben. Maar wat had ze dan wel? Toegegeven, ik was toen nog erg jong... Ik zal het misschien later wel eens ontdekken, als de jaren van verstand tot mij zullen komen, en misschien ook als ik de moed opbreng dit van alle sakrosante waarden gevrijwaarde boek te lezen. Maar dat is nog niet voor morgen. Sakker nonde krosant.

Volgens Marcella Baete ligt het donker één duim voor je. En ook dit boekje heeft ze met een frèle pen opgedragen aan een potentieel lezertje, Tom, die dacht: gesigneerd leest beter. En: "Het donker ligt één duim voor je". Ik zal wel zien.

O jeetje! De Ernest Claes - omnibus één ligt hier voor me, en sommige verhalen, zoals daar zijn Floere het fluwijn en De heiligen van Zichem dragen in zich mijn geliefde Zedelijke Kwotering V mee, tot de papiermolen er anders zal over beschikken. Jeugd en De oude klok stellen het met de kwotering IV-V, maar zedeloosheid wordt ook in een groot auteur afgestraft, en Clementine moet dan ook met een opgestoken vingertje haar plaats kennen: zij moet het doen met een schampere III. Onze jeugd zij gewaarschuwd: alleen gevormde volwassenen mogen zich over de inhoud van dit hier en daar wel erg pikante boek buigen. Het spreekt vanzelf dat ze alles zullen doen om dit boekdeel buiten het bereik van de schoolgaande jeugd te houden. Reinaert Uitgaven liet werkelijk niets onverlet om de morele kwaliteiten van de Vlaamse bevolking te vrijwaren en onze Vlaamse jeugd onbedorven naar het volwassen leven te leiden.

De meer goddeloze mercantielen van de Standaarduitgeverij vonden het hoegenaamd niet nodig de onvoorbereide lezer te wijzen op eventuele gevaren voor zijn morele gezondheid, en negeerden elke vorm van duiding die bezorgde maar enigzins ongevormde ouders leiding kon geven in de besluitvorming die tot de keuze van een degelijk stuk literatuur voor de onbevangen jeugd nodig was. Zeker, ook in de Claes omnibus twee zal Pastoor Campens zaliger de jeugd niet bederven, doch waar moet men naar toe met Bei uns in Deutschland? Ook in 1964, toen er van Wij heren van Zichem nog geen sprake was, mocht enige bezorgdheid wel onder gedrukte vorm tot uiting komen.

Mijn geschiedkundige verzameling wordt mooi aangevuld met een werk van Hans Dieter Stöver: De Romeinen de geschiedenis van een machtig wereldrijk. uitgegeven in 1978 bij Tirion, ziet deze paperback er mooi uit, maar of ik zoveel bladzijden droge geschiedenis ga overleven, is voorlopig nog een raadsel. Er staan nog zoveel andere werken op het programma. Gekocht op de groei, zal ik maar zeggen.

zaterdag 18 april 2009

Va is moe, moe is moe...

Zoals ik het kon verwachten, deze week, zelfs in acht genomen het verlengde paasweekend, werd het me net iets te veel: ik ben moe. Moe zoals in: ik ga slapen, na een ganse dag geslaapwandeld te hebben. Raar dat ze dat op het werk niet zien, op een enkeling na, die me dat enige tijd geleden zei: je ziet er moe uit. Verbazend, als je op vier dagen tijd twee jobs moet zien te combineren. Dan doe je geen van beide goed, en ben je zelf ook nog ontevreden over je eigen prestaties.

Maar gisteravond kroop ik dus op een vrijdagavond, stel je dat voor, om elf uur in mijn bed. Is het verbazend dat ik als een blok lood in slaap viel? Net zo min sta ik versteld dat ik eerst even wakker werd om twintig voor zes, mijn normale uur om op te staan, en nog eens om twintig voor zeven, het uur om op te staan als we de IC van een uurtje later nemen.

En ja, om zeven uur was ik uit mijn bed, koffie, een boterhammetje, en vermits mijn echtgenote het mij reeds gezegd had gisteravond, trok ik dus naar de rommelmarkt, die hier vandaag in de wijk gehouden wordt. Een gelukkige en wakkere jongen kwam terug, met een klein maar leuk vrachtje.

Naast vier trappistglazen, werktuigen die elke bierliefhebber nodig heeft om zijn favoriete drank met de beste omkleding naar binnen te sluizen, ook een stapeltje boeken. De trappistglazen mogen er zijn: een echte St.-Bernard, zodat ik in het vervolg mijn 12-graden op de meest correcte manier kan consumeren, en drie Leffeglazen die ook van een generatie voor de huidige showspullen vanuit de supermarkt gemaakt zijn.

Maar bovenal de boeken hebben mijn hart verblijd, en mijn lichaam tot de productie van enige adrenaline aangezet. Het volgende lijstje bevat enige mooie stukken, literair zowel als curiosum, zoals gewoonlijk.

  1. Lodewijk De Raet, een levensbeeld, door Prof. dr.Max Lamberty, een Vlaamse Pocket nr. 50 uit 1961 is op een paar ouderdomsvlekjes na in perfecte staat. Weerom moet ik vaststellen dat deze boeken gekocht werden, maar nooit gelezen. Wat hebben Vlamingen toch met hun groten?
  2. Die Schöne Heimat - Bilder aus Deutschland is het eerste curiosum, dat me in de schoot viel. Uitgegeven bij Karl Robert Langewiesche Verlag te Königstein im Taunus & Leipzig is dit een fotoboek met ontzettend mooie zwart-witfoto's genomen doorheen het destijds nog wondermooie Duitsland. Natuurlijk is alles met de romantiek van toen gekleurd. En het traditionele specifieke Duitse lettertype maakt het lezen ervan (er is gelukkig erg weinig tekst) behoorlijk moeilijk. Het boek komt uit de Volksbücherei van Plettenberg, niet zo schandelijk ver van Ludenscheid, bij sommige Belgen zeker gekend. Het was er werk nummer 5235 dat in de catalogus van de Bücherei opgenomen was. De oplage liegt er ook niet om: 291. bis 300. Tauzend van 1938, terwijl de eerste uitgave reeds moet dateren van de herfst 1915. Het boek zelf is opzichtig opgedragen aan "Denen/ die ihre und unsere Heimat verteidigt haben" met op de achterkant een "Wiedergabe der Urschrift Hoffmann von Fallersleben von 1841". Heerlijk mooi.
  3. Gewoon omdat het er nu toch is, ook dit curiosum, dat geen literatuur vertegenwoordigt, maar alleen maar op papier gedrukte kennis vertegenwoordigt. Hetgeen op zich verdienstelijk genoeg is om voor de eeuwigheid bewaard te worden: GESCHIEDENIS van het KAPSEL en HOOFDDEKSEL, door C. Maes. Deel II van dit boek toont ons het onderwerp van dit boek van de Renaissance tot Franse Revolutie. Dat alles in uitsluitend naïeve tekeningen in zwart-wit, prachtig verzorgd, zonder overtollige tierlantijntjes: recht voor zijn raap duidelijk en eenvoudig. Raar genoeg vertoont dit boek een kleinigheidje: het blad 251 met de Jockey-hoed en de hoge hoed bevindt er zich driemaal achtereen in. Iemand heeft er ooit zijn nut aan gehad, vermits Google me leert dat de websites www.ovsg.be en ook www.ond.vlaanderen.be met dit boek beroepsonderwijs verzorg(d)en.Het is gewoon mooi, en vooral de dameskapsels met een heuse zeilboot in verwerkt, tonen aan hoe zot mensen in de loop van de geschiedenis reeds geweest zijn, en laten het ergste voor de toekomst vrezen. Wat zouden we in de twintigste eeuw hebben kunnen verwerken, als dergelijke frivoliteiten nog eens de kop opstaken (niet al te letterlijk nemen a.u.b.): een concorde? een H.S.T.? de Bismarck? een 2pk?
  4. In mijn afdeling Royalties hoort ook Prinses Charlotte van België Keizerin van Mexico van Mia Kerckvoorde thuis. Een uitgave van Het Volk Gent uit 1983 blijkt een uiterst gedocumenteerde reconstructie van het leven van deze onfortuinlijke dochter van de Grote Koning te zijn. Op historisch vlak is deze geschiedenis slechts in een paar grote termen gekend, de lectuur ervan is dan ook zeer aan te raden.
  5. Ook Het mislukte liefdesleven van Prinses Margaret van Nigel Dempster hoort in dezelfde reeks als de Prinses Charlottegeschiedenis. Maar dat is me niet zo opgevallen tijdens de snuffeltocht. Bij het afdingen op hetgeen eerst mijn aandacht trok, namelijk het volgende boek, dat ik voor 10 euro mocht hebben, heb ik uiteindelijk de drie werken gekregen voor 5 euro. Het was het ganse pakket of niets, en ja, voor die prijs zeg je niet: niets. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat het mislukte liefdesleven van Princes Margaret me geen fluit, interesseert, het liefdesleven van om het even welke prinses dan wel kuisvrouw is niet het onderwerp van mijn verzameling, behalve als dwingende redenen mijn mening grondig zouden veranderen, zoals daar zijn: een belangrijk boek desomtrent, of een voordelige prijs voor een totaalpakket. Mijn keuze mag dan ook voor iedereen duidelijk zijn. Maar na inzage zitten er toch weer leuke foto's in, en dat is dan weer het extraatje van deze aankoop.
  6. Het boek waarom het allemaal draaide, is deel III van Christelijke Kunst, van L. Taeymans, s.j. Deze vriendelijke priester heeft deze reeks geschreven in 1930, en al bij al is het boekwerkje nog in uitstekende staat. Enig restauratiewerk drong zich op, en met een dikke plastic kleefband is dat werkje dan ook in waarschijnlijk minder dan 15 seconden gebeurd. Reden waarom ik dan ook zo grondig afgeboden heb. Maar de verkoper had er geen benul van wat dit boek eigenlijk voorstelde, en het was in mijn voordeel dat het op een hoopje met de andere boeken van uitgeverij Het Volk lag. De man bleek de "rommel" wel kwijt te willen, want van 10 euro voor dit boekje alleen is hij naar 5 euro voor de drie gegaan. Meenemen, die handel. En aldus is dit één van mijn mooiere aankopen van vandaag geworden. Maar de "restauratie" moet wel gerestaureerd worden.
  7. De laatste van vandaag, en voor mij de mooiste, is een Album hors série van L'Illustration van juin 1936: S.M. La Reine Astrid 1905-1935. Een fotoalbum uitgegeven naar aanleiding van het overlijden van de Koningin. Weerom is deze aankoop in eerste instantie ingegeven door het weergaloze fotomateriaal, waarin een leven gevangen werd. Een kort leven bovendien, zodat het hiaat, dat door het overlijden veroorzaakt werd, als het ware in haar aanwezigheid vastgesteld werd en dus ook in dit fotoalbum duidelijk tot uiting gebracht. Een mooi collectors item, waarop ik echt wel fier ben.
En zo is mijn zaterdag vergaan, zonder de klok te voelen, zonder de vermoeidheid ook, maar verdronken als ik was in de geur van oud papier en kleurrijke zwart-witfoto's, heb ik mijn hart grondig opgehaald.

maandag 13 april 2009

Le Congo - De Kongo

Graaf Henri Carton de Wiart, Staatsminister, vandaag ook Minister van Staat genoemd, schreef de nota's voor het eerder genoemde boek "Op reis door Congo" tijdens die reis in 1922, en de tweede uitgave van L. Opdebeek van 1931 staat garant voor een boekwerk dat me weer de oude geur van boeken uit het vierde en vijfde leerjaar liet opsnuiven. Meester Van Herck zal het met plezier vernemen, de oude, gekafte boeken herleven in mijn bibliotheek Blumengarten.

Het is ook een prachtexemplaar, dat perfect aan de Herkse herinnering beantwoordt. Ik heb het dan ook gelezen, in de trein, en ik heb de geur van het kolonialisme en de lagere schooltoestanden met plezier gemengd. Pater Casimir, (de broer van mijn grootmoeder), van wie ik de naam ondertussen terug opgedolven heb uit de spleten van mijn geheugen, waarin hij gesukkeld was, en die ik nooit gekend heb, maar die uit de legenden van mijn ouders tevoorschijn kwam als de priester die hen te Alken in het huwelijk wijdde, en die in het interbellum in Congo een parochie (die toen een huidige provincie groot was) uit de grond stampte, kwam even uit de plooien van de geschiedenis opduiken toen het mooie werk van voornamelijk de witte paters geprezen werd. Hij was zulk een baardig exemplaar die daar met ijzeren hand de "arme negertjes" de enige ware godsdienst en mores leerde.

De lectuur is natuurlijk bewerkelijk, daar de toen vlot geachte taal nu oubollig aandoet, maar dat doet hoegenaamd geen afbreuk aan de inhoud. Opmerkelijk is dat hij de kolonisatie enkel vanuit economisch standpunt bekijkt, en al het andere met de mantel der liefde bedekt. Meermalen prijst hij elkeen aan de werkkracht die eigen is aan de blanke ondernemer te gebruiken om de natuurlijke rijkdommen van de kolonie te exploiteren. Het model dat hij in Zuid-Afrika leert kennen, en ook in Rhodesië, moet als voorbeeld dienen, maar hij is niet te beroerd om weliswaar de bloei van Zuid-Afrika te roemen, en de ontwakende apartheid te loven. Evenzeer looft hij het nieuwe concept dat in Congo gehanteerd wordt, en waarbij niet geschuwd wordt om de inboorlingen te gebruiken voor wat ze waard zijn. De besten onder hen, stelt hij vast, moeten taken krijgen die met hun capaciteiten overeenkomen. Dat legt meteen de lat een stuk hoger dan in Zuid-Afrika, waar de zwarte inwoners geen enkele leidinggevende taak mochten opnemen. Evenmin mochten zij als ambachtsman vaardigheden verwerven, en zodoende de blanke hun werk afnemen!

Ook het taalgebruik krijgt zijn aandacht. Hij verwerpt niet zomaar het idee dat de inlandse talen hun waarde hebben. Ergens maakt hij zelfs zware bedenkingen over het verregaand gebruik van het Engels als voertaal! Zou hij bedoeld hebben dat het Frans meer op zijn plaats was? Of wou hij echt dat de kolonisator zich de inlandse talen machtig maakte, in plaats van omgekeerd? Dan zou ik hem pas bewonderen.

De vooruitstrevendheid heeft echter zijn grenzen, zo blijkt, en het ligt er vingerdik op dat de zwarte vooral leiding nodig heeft, en dat ondertussen alle initiatief bij de kolonisator ligt. Deze heeft de taak waar hij maar kan de natuurlijke rijkdom te exploreren en naar het vaderland te sturen, en het vraagstuk van de eigendom van de grond en de aanklevende rijkdom is ver te zoeken. Even wil hij aanhalen dat ook in Noord-Amerka zich taferelen afgespeeld hebben, die op een verregaand verouderd koloniaal concept steunen, maar nergens spreekt hij over de vele doden die de in 1922 zogenoemde "slapende rubber" gekost heeft. De welgeroemde Belgische vorst Leopold II wordt buiten schot gehouden, de moedige militaire, burgerlijke en religieuze leiders die het land veroverd en opgebouwd hebben, verdienen eeuwige roem. De zogenoemde "geniale schenking" van het Congolese land aan de Belgische staat blijkt een meesterlijke zet van de grote vorst geweest te zijn. Berlijn was een zegen voor het Vaderland!

In 1960 bleek één en ander in die mate voorbijgestreefd, dat de zwarte burger de macht gegrepen heeft. We zijn nu al weer 50 jaar verder, en de geschiedenis toont aan dat niet alles van een leien daakje loopt. Maar zeker is dat kolonisatie niet de ideale oplossing gebleken is voor de ontwikkeling van landen die heel wat natuurlijke rijkdom vertoonden, maar die uit eigen ontwikkeling die rijkdom nog niet begrepen. Het is een internationaal vraagstuk, dat zich nu opnieuw afspeelt waar het over de Russische aanspraken over het poolgebied gaat.

Een boek is niet alleen mooi door zijn kleed. Ook en vooral de inhoud, hoe voorbijgestreefd ook, moet opnieuw tot leven geroepen worden. Wat als een historicus dit boek onder handen zou nemen en de inhoud aan een critisch onderzoek zou onderwerpen? De nota's van Carton de Wiart dateren van 1922. Dat is ondertussen reeds 87 jaar geleden. Het mocht wel eens gebeuren. Misschien in een groter geheel, waarbij men zich uiteraard niet tot Carton de Wiart moet beperken. De enige kritiek daarop is dat binnen vijftig jaar deze nieuwe visie op haar beurt het voorwerp van historische kritiek zou kunnen worden. Maar dat gebeurt nu toch ook met de geschriften van Aristoteles en zijn trawanten, of met al die Oosterse auteurs waarvan de werken doorheen de eeuwen gebundeld zijn tot wat men gemeenzaam wel eens de Bijbel ofte het Oude Testament is gaan noemen.

Kritiek is van alle tijden. Geloof is iets anders. En van zodra het geloof in staat is kritiek ook als zodanig te aanzien, zal alles veel beter gaan. Maar dit laatste heeft niets meer met Carton de Wiart te maken. Of was hij toch kritischer dan ik het voor mogelijk acht?

vrijdag 10 april 2009

Met een boek in een hoek

Waarom ben ik toch geen letterkunde gaan studeren? Ach ja, soms mag je al eens zo denken, maar niet te lang. De letterkunde die ik bedoel, is nu eenmaal het voorbijgestreefde schrijversleven van heren-schrijvers als Streuvels, Claes, Timmermans... Ze hadden of hadden niet de letterkundige kennis opgedaan op universiteitsbanken, ze hadden echter wel een ding gemeen: schrijven deden ze vanuit zichzelf, niet omdat ze intellectueel een boodschap uit te brengen hadden, die ze eerst goed overkauwd hadden. Het kwam in de drie gevallen volkomen uit de buik, niet uit de geest.

Streuvels was een matige leerling in de enige jaren die hij mocht studeren, maar zijn vertelkunst is ongerept gebleven door de intellectuele vorming die hij zichzelf heeft gegeven: eerst het werk, en in de vrije tijd lezen en schrijven. Het bloed kroop waar het niet gaan kon.

Claes mocht dan wel een doctoraat voor zijn naam schrijven, hij bleef de volkse jongen die aan de haard zittend had leren vertellen door te luisteren naar rasvertellers, die onder invloed van enige druppels de spoken en geesten nog angstaanjagender wisten te maken dan ze zo al waren. En figuren als Wannes Raps, die met een peerdenpaternoster zelfs volwassen smidsknechten kon doen sidderen van angst, waren grandioze leermeesters.

Felix Timmermans is eveneens een autodidact, die op school er helemaal niets van bakte. Hij had een intense verbondenheid met de natuur, die dit op een malse, Brabantse manier wist aan de man te brengen. Zijn vertelkunst sleept je mee en zorgt ervoor dat een boek van zijn hand niet uit je eigen hand te branden valt alvorens het helemaal gelezen is.

Hun soort van literatuur is echter voorbijgestreefd, en toch snak ik ernaar. Daarom ook koop ik zoveel boeken over de letterkunde, boeken die me wat leren over het leven, over het werk en over de beweegredenen die zovele auteurs aangezet hebben tot schrijven.

Zo vond ik in de prismareeks enige boeken die op treffende wijze een overzicht geven van de Nederlandse Letterkunde; mag het ook nederlandstalige letterkunde zijn, of moeten wij maar weer doen alsof we niet bestaan? Alsof we recht hebben om in die taal te schrijven? We gebruiken die taal, en hebben daartoe geen recht nodig.

Proza, Lyriek en Satire uit de 17e eeuw is het 5e deel van 15 in een reeks die de voortreffelijkste werken van de inderdaad toen Nederlands te noemen literatuur brengt. Ook deel 6, Klassiek toneel uit de 17e Eeuw is op prijs te stellen.En vooral de Verlichte Geesten (no. 8) zullen door mij gesmaakt worden. Alleen is één en ander behoorlijk zwaar te noemen, maar kom, met tijd en boterhammen, of was het vlijt, komt men er wel. En aldus heb ikweer wat om naar uit te kijken: de volledige reeks.

Een andere prismauitgave is "Romeinse sagen en verhalen". Ik herinner mij de "Griekse sagen en verhalen", die we in het voorlaatste jaar van onze humaniora hebben moeten lezen, en waarvan ik vermoed dat het zich nog steeds ergens op zolder bevindt. Ik ben benieuwd naar die verhalen, want het valt me op dat de Griekse sagen en legenden algemener gekend zijn dan wel de Romeinse.

Er zit geen orde in. Met De Führer Bunker geeft Amsterdam Boek nieuwe en schokkende onthullingen over de laatste tien dagen van Hitler. Een personage dat me blijft aantrekken in zijn afstotelijkheid. Wat bezielt een volwassen mens toch om een politieke macht op te bouwen die volkomen gesteund wordt op afkeer voor anderen?

En over de Nederlandse literatuur, langsheen de wereldpolitiek, gaan we op zijn Vlaams op zoek naar het betere café in Vlaanderen, met 301 Originele cafés in Vlaanderen, uitgave 2001-2002. Vlaming zijn, dat wordt je niet, Vlaming zijn dat leer je niet, Vlaming zijn, ... (wie kent het juiste volgende woord?) men niet, dat is men of men is het niet.

Een programmabrochure die haar plaats in de verklarende literatuur zeker mag innemen is "Venus and Adonis - Dido and Aeneas" van John Blow en Henry Purcell. Uitgegeven in opdracht van de Vlaamse Opera door Snoek-Ducaju en Zoon, is dit meer dan een brochure. Er staat een flinke brok duiding voor je neus, je leert het hoe en waarom van deze werken kennen, je leert wat over de geschiedenis van het Engeland van de 16e en 17e eeuw, alles wordt in het licht gesteld van de muzikale genieën die deze opera's gecreëerd hebben. Ook een goede beschrijving van de artiesten die de opera op de planken brengen... En dat allemaal rond de jaarwisseling 1992 - 1993. Mooi werk.

Een mooie vondst is het eresaluut aan de Ninoofse schilder Luc De Decker, vooral gekend omwille van zijn Boudewijnportretten. Wie herinnert zich de fameuze briefjes van 20 en 50 BEF niet? De beeldenaars van Boudewijn op het biljet van 20 BEF, en van Boudewijn en Fabiola op dat van 50 BEF? We hebben er allen wel eens hartelijk om gelachen, maar het is wel hoogstaand artistiek werk. En daar vind ik zowaar ook een portret van Stijn Streuvels, die met gloeiende ogen en een lichtjes achterdochtige blik kijkt naar waar de kunstenaar het van hem wil (een hele prestatie). Een prachtig portret van Streuvels in zijn volle levensfleur.

En zowaar, wie heeft de Nederlandstalige loftuiting geschreven? Niemand minder dan Pieter G. Buckinx. Hij bleek een vriend van de kunstenaar te zijn.

Uit de vele kunstwerken die afgebeeld zijn, zijn er twee die me bijzonder treffen. Het portret van de heer Michel Halewijck de Heusch uit 1949 is een onovertroffen fijnafgewerkt naar het leven geschilderd statieportret. Wat het meest bijbrengt aan de adel van dit figuur is niet te omschrijven. Het is niet zijn naam. Het is zijn houding, zijn vriendelijk strenge gelaatsuitdrukking, de soberheid van zijn kleding, het gewichtloze van zijn leeftijd. Prachtig.

Maar tussen al de andere schilderijen is er één dat de adel van het voorgaande schilderij overtreft in alles wat er op dat doek te zien is. Vlaamse vroomheid. Moeder van de kunstenaar uit 1938 is een portret dat eerder een gedicht is van Gezelle, in zijn eenvoud en klaarheid. Er is van u hiernederwaart...

De moeder van de artiest draagt een eenvoudige kapmantel, en zit mediterend met een gebedenboek op de schoot model te zijn voor alles wat ooit de titel van dit werk voorgesteld heeft: de Vlaamse moeder.

Dat de schilder dit boekje in 1979 aan een echtpaar opgedragen heeft, maakt het voor mij een onvervangbaar deel van mijn bibliotheek.

Iedereen kent ondertussen Desmond Morris (De naakte aap). In Allemaal Mensen werpt hij zijn persoonlijke licht op de taal van het lichaam. Uitermate interessant fotomateriaal, ditmaal deskundig voorzien van wetenschappelijk verantwoorde commentaren. Prachtig boek van Elsevier uit 1986.

Harold Herberigs, zoon van een begenadigd Oudenaards kunstschilder, heeft een zeer mooi boek, genaamd Esthetische Spiegel van Zuid-Oost Vlaanderen in eigen beheer uitgegeven. Van een 15-tal gemeenten uit deze hoek van Vlaanderen wordt een prachtig beeld opgehangen. De mooiste foto in het geheel is volgens mij een hoek op het geuzenkerkhof te Horebeke, waar enige grafzerken onder een reusachtige treurbeuk een onwezenlijk, tijdloos beeld scheppen, dat perfect de weergave is van de eeuwigheid die op kerkhoven mag teruggevonden worden.

Het boek is, raar genoeg op geen enkele manier gedateerd, ook een lange zoektocht via Tante Google maakte mij niet wijzer. Echt Tijdloos. Gezien mijn woonplaats, is dit boek van blijvende waarde voor mij.

Deze oogst dateert van eergisteren. Ik kan er niet ontevreden over zijn.

donderdag 2 april 2009

De Rosse van K3

Vanavond lag mijn ingewikkeld maag-, darm-, verterings- en anderssoortig stelsel in de knoop. De overigens zeer lieve Rosse van K3, het onlangs nog tot K2 gereduceerd zanggroepje, met Betty als visachtig alternatief, beweerde in een matig quizje van goede structuur, en met toch wel behoorlijk van niveau zijnde kandidaten, maar met een quizmaster die al te zeer de flamboyante Erik Van Looystijl betracht, dat zij op het vlak van taalgebruik het grootste criticisme aan de dag legt; zelfs hoorde ik haar in mijn sluimertoestand beweren dat zij zekere berichten op haar g.s.m. niet beantwoordt wegens dt-fouten.

Dat vind ik lovenswaardig. Ik neem min of meer eenzelfde houding aan. Ik word kregel van dt-fouten (maar ontvang bijzonder weinig sms-jes), ik houd van taalkundig juiste constructies, ik leef op als iemand die me niet kent, me ook niet in één of ander dialect aanspreekt, maar liever in een opgepoetst soort van Algemeen Nederlands, om de eenvoudige redenen van verstaanbaarheid en elementaire beleefdheid: hij of zij kent me dus niet, en weet dan ook niet welk dialect ik aankleef en spreek, en versta wanneer ik ermee overvallen wordt.

Maar, elaas, da meiske van K3 begost daar te vertellen in e soort van doorsnee vloms, waarbij de ebbekiks en eddegijs dongen naar het overwicht over de "kemmekik daar gene bang meer van"s naast de "kvinnekik da wel goe"s ,terwijl ze dan weer met oge stem aar afschuw over het duur betalen van de prijs van de roem liet weerschallen doorheen het publiek.

Mijn taal is ook allesbehalve, en misschien zou ik beter mijn mond houden, maar ik heb geen enkele publieke functie, ik verkoop geen producten die taalkundig gewassen en gestreken moeten zijn, terwijl zij haar winkel aanprijst in een taal die eigenlijk met haar bemerkingen over het taalgebruik van anderen overeen stemt, en die niet helemaal de geest uitstraalt die ze verbaal nochtans wenst op te roepen.

Mild zijn, jongen, denk ik nu. Dat past in een dergelijk geval. En dat ben ik dus. Maar niet zonder aan mevrouw K3 de raad te geven in de lijn van het bedoelde optreden te blijven, en zich niet uit te spreken over het taalgebruik van anderen, wanneer ze zelf niet voldoende in staat is diezelfde taal wél op correcte wijze te gebruiken bij een openbare aangelegenheid.

Taal is het meest algemene instrument in de uitingen van menselijke communicatie. Correcte taal is ook één van de uithangborden voor elkeen die een boodschap te brengen heeft. Een boodschap die verder gaat dan de mededeling da der ne rekker oem de plastieke zak moe gedaan worre, want anders valt alles ter uit. Goe? Zij die wat te vertellen hebben, en bovendien een stelling verdedigen, doen er beter aan niet die stelling bij elk woord zelf onderuit te halen.
Sjiekennederlands wordt veel gesproken door hen die onze taal, wanneer ze die niet meer nodig hebben, gewoon op straat uitspuwen. Niet doen, Kathleen.

Taal is ook het medium van de literatuur. Daar horen op natuurlijke wijze teksten bij, die wel eens kunnen gezongen worden. Als je dan die teksten zelf zingt, en je critiseert de taal van anderen, moet je dat wel doen op een geloofwaardige wijze. De quiz was goe, de dame was niet afdoende gescreendt.