Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

maandag 30 november 2009

Een tas met een oor af

Soms zijn er ook redenen om een boek niet te kopen.  Gisteren, tijdens de "antiek en brokante"-markt in de Qubus te Oudenaarde is me zulk een moment overkomen.

Er was relatief weinig aanbod van boeken, maar de boeken die er lagen waren dikwijls van hoge kwaliteit.  Ze gingen meestal mijn budget ver te boven. Dat was vooral te wijten aan de aanwezigheid van echte antiquairs, die naast hun klassieke stukken ook wel enig aanbod van het betere boek aanboden. En de rest was meestal het bekijken niet waard.

Tussen al dat fraaie werk was er één dat speciaal mijn aandacht getrokken had. Het was niet echt een boek, maar een schrift, dat wel in een zware hardcover stak. Ongelijnd papier, keurig genummerd met een gedrukte stempel, leek het me eerder op een soort register, waarbij iedere bladzijde blijkbaar door de nummering bewijswaarde vertegenwoordigde.  Waarvan zal ik nooit weten, er stond geen enkel ambtelijk gegeven in te lezen.

Wat er wel in stond, was echter van een bijzondere schoonheid. Een etiquette vermeldde de fraaie en duidelijke titel van het erfstuk in wording: Carnet de Poésis. En dat was het dan ook.  Een vooroorlogs handschrift, in fijne pen, zeer verzorgd, ontsluierde op elke bladzijde een nieuw gedicht. De verzamelaar(ster) van deze dichtwerken was blijkbaar systematisch te werk gegaan. Van één dichter stonden soms drie, vier, vijf werken achter mekaar. En de inventaris ervan werd achteraan netjes in een table de matières opgesomd. Dichter, onderlijnd. En in een verzorgd ingesprongen kolom het nummer van de bladzijde en de titel van het gedicht. Mignonne, allons voir si la rose, een gedicht van Pierre de Ronsard, tussen nog een paar andere titels. Alles met vooroorlogs geduld gecaligrafeerd.

Bonne Maman Eufrasie, ik ga ervan uit dat het een dame van enige stand was, zoniet, Matante Jeanne-Françoise had er haar tijd, haar geduld en haar caligrafische kennis en kunde in gestoken om van het schriftje, haar "Carnet de Poésis" iets te maken dat door de erfgenamen nog honderd jaar kon gekoesterd worden.

Dat had ook kunnen gebeurd zijn, maar God weet welke gebeurtenissen er een stokje voor gestoken hebben. Het feit dat het boekje teruggevonden werd tussen een stapel andere lektuur, waaronder een niet gering aantal kerkboeken, bijbelvertellingen, zelfs een bijbel in een zestal boekdelen, bewijst waarschijnlijk wel dat er een zolder opgeruimd was, jaren na het overlijden van Bonne Maman of van Matante.

Doch voor de opruiming is er helaas dat iets gebeurd, dat me heeft doen afzien van de aankoop. Het abrupte einde van de inventaris wees er reeds op dat de verzameling dichtwerken voortijdig een einde genomen heeft. Hoe het dan verder gegaan is, weten we uiteraard niet, maar even doorbladeren na het laatste gedicht over de vermeend blanco bladzijden deed me de haren ten berge rijzen.

Een jongedame, vermoedelijke erfgename van de eigenlijke erfgenaam of erfgename, heeft zonder besef van de getuigenwaarde van dit handschriftje, het papier gebruikt om haar eigen dagboek neer te ... kliederen. In pure puberstijl liet ze ons weten dat op een zekere dag in 199X zij besloten had een dagboek bij te houden. Na een kleurrijke beschrijving van enige gebeurtenissen die pubermatig van het hoogste belang waren, kwamen we plots  te weten dat de jongedame nog graag een ... (ik citeer) behatje gekregen had. De strenge puberwetten hadden haar lichaam blijkbaar hier en daar enige transformatie laten ondergaan, en de wens naar bepaalde kledingstukken is een natuurlijk verlangen voor wie wel eens twaalf of dertien jaar en vrouw in wording is. Een tekening van het verlangde kleinood vulde aan hetgeen waarvoor woorden te kort schoten. En daar de tekening ook niet alles zei (je moest een graad in de lingeriologie hebben om het bouwplan te kunnen lezen) werd duidelijkheidshalve nog deze epitheton ornans gelanceerd: zo één met een onderstuk, dat vind ik zo mooi. Dat liet uitschijnen dat het op zijn minst menens was.

Een bijdrage van een andere dag gaf de volle, vrouwelijke laag aan een vertegenwoordiger van het andere dus min of meer mannelijke geslacht.  De nietsvermoedende adonis werd omschreven (en ik citeer, wees niet gechockeerd) als dubbele punt een stuk stront, een hoop afval, een lul, en meer van dergelijke schoonheden die enkel uit een gekwetste meisjesziel kunnen opwellen als het menens is, en de inspiratie groot. Het was bij haar duidelijk altijd menens.

Het boekje mocht dan zo fraai en edel begonnen zijn, de zes of zeven bladzijden dagboek van een pubermeisje hebben de totale schoonheid naar de knoppen geholpen.

Gedurende 10 minuten heb ik staan kijken, kiezen en keuren, en uiteindelijk heb ik het neergelegd. Ik kon het niet over mijn hart krijgen de erfenis van Bonne Maman dan wel Matante mee naar huis te kopen, om verder aan de onnadenkende toevoegingen van achter-kleindochter of achter-achternichtje blootgesteld te worden.  Ik hoop oprecht dat de verkoper eveneens tot inkeer komt, en de onterende bladzijden genadelijk maar proper verwijdert, dan wel het boekje een eerbaar einde bezorgt op de brandstapel. Het te koop aanbieden van een dergelijk verminkt werk is een daad van wanbegrip voor wat kan en wat niet kan verkocht worden. Het maakt zijn reputatie als antiquair bedenkelijk. Een tas met een oor af, dat verkoop je ook niet.

Laat me met de woorden van Pierre de Ronsard, die hij offreerde aan Cassandre, eer brengen aan Bonne Maman Eufrasie of aan Matante Jeanne-Françoise, en haar over het graf heen plaatsvervangend de terechte verontschuldigingen aanbieden voor de ontering van haar erfenis.

Pierre de RONSARD (1524-1585)


Mignonne, allons voir si la rose
A Cassandre


Mignonne, allons voir si la rose
Qui ce matin avoit desclose
Sa robe de pourpre au Soleil,
A point perdu ceste vesprée
Les plis de sa robe pourprée,
Et son teint au vostre pareil.


Las ! voyez comme en peu d'espace,
Mignonne, elle a dessus la place
Las ! las ses beautez laissé cheoir !
Ô vrayment marastre Nature,
Puis qu'une telle fleur ne dure
Que du matin jusques au soir !


Donc, si vous me croyez, mignonne,
Tandis que vostre âge fleuronne
En sa plus verte nouveauté,
Cueillez, cueillez vostre jeunesse :
Comme à ceste fleur la vieillesse
Fera ternir vostre beauté.
Met bloedend hart heb ik de markt verlaten.

donderdag 26 november 2009

De Vleugelen van Icarus

Afgezien van een paar kleine familiale problemen, was woensdag een mooie dag, een zeer mooie dag. Ik houd het natuurlijk bij het boekenwezen, om deze bewering te maken.

Zoals geweten vind ik Pieter Geert Buckinx niet de minste onder de Vlaamse dichters. Als ik dan een werk van hem in handen krijg, is dat een feest.  Mijn laatste aankoop was een kinderboekje over zijn geliefkoosde hondje. En toch was ik er opgetogen en blij mee.

Hoe moet ik dan beschrijven hoe ik me voel met het minuscule boekje dat nu naast me ligt? In 1944, het was mei, en de bevolking wist niet dat op 6 juni er een oorlogsrevolutie zou plaatsgrijpen. De wereld daverde over de mensen heen, en slechts weinigen hadden de kracht om zich te handhaven, laat staan om aan de vijand te weerstaan, en dingen te doen die elkeen algemeen als op zijn minst gewaagd zou omschreven hebben.  Zij die dat toch durfden, lieten dikwijls hun leven voor die idealen.

Hoe kan in die omstandigheden een dichter dan zichzelf zo ver van de wereld afsluiten, en zijn dichterschap rustig verder laten evolueren? Een vraag die ik niet beantwoorden kan, maar slechts stellen.

Pieter Geert Buckinx schreef zijn gedichten, en selecteerde een aantal ervan om De Vleugelen van Icarus in mei 1944 door de N.V. De Nederlandsche Boekhandel te Antwerpen te laten uitgeven. Drukkerij Devos-Van Kleef  te Antwerpen kreeg de opdracht van dit bundeltje 300 exemplaren, genummerd van 1 tot 300, te maken. Een oplage die merkwaardig laag lag. Maar het was oorlog natuurlijk. En nu heb ik het nummer 279 hier bij me liggen. Volgens de colofon heeft de dichter elk exemplaar gesigneerd, maar op de eerste bladzijde staat alleen een paraaf.

Een groot aantal van de gedichten, die naar thema de zinnelijke liefde, de stervende en overleden moeder, en het universele Oidipoesthema behandelen, doen me in sterke mate aan Hergenrath denken. Deze Gentenaar, die reeds 30 jaar daarvoor met dezelfde nauwelijks verholen drang sommige van zijn gedichten belaadde met een erotische achtergrond, slaagde er reeds in de Katholieke preutsheid te pareren, en liefde in al zijn aspecten te beschrijven. Buckinkx slaagt daar eveneens in, en doet dit met dezelfde ingehouden duidelijkheid.

De geestelijke bruiloft

Licht als een lenteroos
zoo slaapt gij, blank en broos
en zoet om te beminnen,

in eenen droom zoo zacht
als deze zoete nacht
die zingt door bloed en zinnen,

de raadsels en sieraden
en de geheime draden
van vlammen en lazuur,

daar diep de sterren bloeien,
nu wij te-samen-vloeien
in Gods verblindend vuur.

Erotiek en geloof in de liefde onder Gods beschermende hand. Hij durfde de combinatie aan.

Ook in "Memoria", een gedicht dat hetzelfde thema behandelt, toont hij dezelfde passionele liefde, en laat slechts een verwijzing naar het Woord, door het vermelden van den Tuin van Eden tot de lezer komen. Geen opgestoken vinger, geen zedenles, geen patronale vingerwijzing: de tuin van Eden wordt moeiteloos van een bijbels motief vervormd tot een middel van verwoording van dezelfde passie in  de liefde.

Maar niemand wist dit tooverfeest der zinnen
dan wij alleen. Het vuur sloeg wild naar binnen
door dit onluisterd bloed waarin de zonden bloeiden
als d'eerste bloemen in den tuin van Eden.
(fragment).

Het is verfrissend deze poëzie te lezen, zeker als je weet dat dit dus in oorlogstijd geschreven is. En uitgegeven. De oplage spreekt voor zichzelf: noch dichter, nog uitgever zagen wat in een grote oplage. Het publiek evenmin, ik vraag me ook af wie dat wel zou gekocht hebben.

Toch vind ik op bladzijde 27 een drukfout, die moeiteloos had kunnen vermeden worden. In een dichbundel, met moeite 15 of 16 gedichten bevattend, mag een zichzelf respecterend uitgever het niet toelaten dat een storende schrijffout zo kan aangewezen worden. In de tweede strofe van De Getijden der Ziel deel I zegt hij:

O zoete weemoed van den bladerval,
o zilvren waterstraal die dieper kan kristal
mijn ziel doorschitteren en zuivren moet
van 's werelds gloed en van mijn euvelmoed
-de donkre stroom van mijn opstandig bloed.

Dit is oeverloos spijtig.  Hoewel het in niets afdoet aan de kwaliteiten van het dichtwerk, de lezer ontdekt moeiteloos hoe het dan wel moet, is dit ronduit storend. In een roman van vier-of vijfhonderd bladzijden kan men maximaal twee fouten slikken, in een dichtbundel van maximaal 30 bladzijden tekst is er maar één besluit mogelijk.

Al dat negatiefs valt echter weg onder de schoonheid van het zeldzame dat vervat ligt in dit boekje. Het is bovendien zo goed bewaard, dat ik via dit medium graag de goede verkoper wil danken voor dit mooie werk. Hij heeft me niet bestolen.  Integendeel, ik voel me zowat een dief, een poëziedief. Over mijn andere aankoop op dezelfde dag zal ik het later hebben.

zondag 22 november 2009

Robert Herberigs

Enige tijd geleden heb ik een boek van Harold Herberigs kunnen verwerven. Mijn korte impressie over dit mooie boek heb ik neergschreven in deze column. Daarnet, tijdens een inspectietocht op zolder vond ik het boekje "Pasterke Candeels", van Harolds' vader Robert, een Gentenaar, geboren in de 19de eeuw uit een Nederlands Limburgse vader en een Oost-Vlaamse moeder. Op zeker ogenblik vestigt hij zich te Oudenaarde, waar hij in 1974 overlijdt.

De website over deze artiest (zie de titel van deze column) toont een prachtig overzicht van zijn welgevulde leven en loopbaan, als schrijver, schilder, maar in de eerste plaats als musicus. Belangwekkend vind ik de informatie over de bouw van een museum dat aan hem zal gewijd worden. De aanleg wordt gedaan in het ondertussen geklasseerde Koetshuis van het 'afgebrande' kasteel op het domein "De Ghellinck" te Wortegem-Petegem. Deze gemeente heb ik even de revue laten passeren in mijn bijdrage over de Nieuwe Belgische Negociant.

De loftuitingen op de website komen niet van de hand van de makers: ze hebben teksten van grote critici en resencenten hernomen, waaruit blijkt dat Robert Herberigs zwaar onderschat wordt in de artistieke wereld. Hij was nochtans bevriend met de groten van zijn tijd, en zijn werk, vooral op muziekaal vlak, wordt zonder blikken of blozen vergeleken met de besten onder hen. Is het eens te meer zo dat een Vlaamse componist wel in het buitenland kon gesmaakt worden, maar dat hier de beste kritiek eventueel als volgt kon luiden: "hmm, de la bonne musique, mais soit, c'est un Flamand" ?  Toch klonk die kritiek enigzins anders toen hem in 1909 de Prix de Rome toegekend werd. Maar in Belgenland kon een Vlaams artiest van internationaal allure toch steeds rekenen op een minimum aan miskenning. En Robert Herberigs is slechts de laatste jaren aan een herontdekking toe.

donderdag 19 november 2009

Nog een lijstje

Zonder mij verder te bekommeren om de volgorde van aankoop, neem ik de boeken zoals ze hier op een maand tijd op onze tafel aangeland zijn, en zoals ze door herhaaldelijk grabbelwerk door mekaar zijn geraakt.

Van Louis Bromfield heb ik nu ook zijn beroemde boek De regen kwam binnen. Bromfield heeft zich tijdens zijn schrijverscarriëre grondig geheroriënteerd. Oorspronkelijk ging hij de weg op van zovele schrijvers: het ene succesboek na het andere produceren, tot hij zijn eigen inborst liet bovenkomen, en zijn interesse, zijn zorg voor de natuurlijke teeltwijzen liet voorgaan op het zuiver creatieve werk.

Bromfield is één van de voormannen van de biologische landbouw, maar dan in de meest oorspronkelijke, wetenschappelijk nog zeer weinig bestudeerde variant. Zijn liefde voor zijn land kanaliseerde hij in de strijd tegen de verloedering door de landbouw. In de plaats daarvan stelde hij een harmonisch leven, harmonie met de natuur, respect ook, maar steeds vanuit menselijk standpunt: de natuur moet ons voeden, en dus nemen we waar we recht op hebben. De tijd heeft zijn werk gedaan, visies zijn verdergegroeid, veranderd, gewijzigd door mens en natuur, maar steeds gaat deze zoektocht nog voort. Bromfield in Amerika, Seifert in Duitsland, Pain in Frankrijk, overal doken er visionairs op, mensen die de originele ideeën van die enkele pioniers verder uitgewerkt hebben.

De regen kwam is een verhaal van lang voor zijn conversie, meermaals verfilmd, meervoudig vertaald. Echt groot vind ik het boek niet, maar het is wel een belangrijk boek. Het heeft meegeholpen begrip op te brengen voor het leven en de cultuur in streken waar het eigen publiek destijds zo weinig toegang toe had. Omdat mobiliteit nog in zijn kinderschoenen stond. Omdat media hun eigen macht nog niet kenden, en als ze dat een enkele keer wel deden, was het één of ander genie zoals Orson Wells die daarmee de wereld op zijn kop zette. In 1937 dacht Amerika nog niet aan een oorlog in Europa. Vier jaar later zaten ze overal ter wereld met de wapens in de hand. En toch bleef Bromfield koppig nadenken over akkeren, zaaien, planten, oogsten, en alles wat daarrond lag.

Dochter van de Goden is een intrigerend boek. Ik heb het al gelezen, maar kon het niet laten deze mooie uitgave te kopen. Het verhaal is simpel en geniaal: in een primitieve wereld heeft de Godin haar woonplaats in een vrouw, die steevast Zena heet. De Godin neemt bij iedere gelegenheid haar intrek in een dochter van Zena, of in een meisje dat als dochter kan aanzien worden. Deze meisjes nemen de geest van de voorgaande Zena's op, verwerven de kennis van de voorgangsters, en hebben de opdracht het volk doorheen de stormen van de tijd te leiden. Dat alles gaat met vallen en opstaan, met veel avontuur, conflicten, lijden en verdriet. Maar steeds met de wijsheid van hun geheime kennis. Op zeker ogenblik verzwakt de aandacht van de lezer, want de draagkracht van steeds maar nieuwe varianten van de Wijsheid van de Moeder, en van de menselijke kracht van de draagsters is toch wel eindig, omdat Joan Lambert soms moeite moet doen om geloofwaardig te blijven. Maar alles komt goed, al loopt er veel slecht af.

Steven De Broey heeft ooit een prachtig boek geschreven over Pater Damiaan, in een tijd dat niemand hardop durfde dromen over een heiligverklaring.  Degenen die dat wel deden, waren ofwel goedgelovigen, ofwel fantasten. Erop hopen en ervoor bidden mocht wel. Maar erover speculeren was niet weggelegd voor de doorsnee gelovige. Dat deden in het geheim de langgerokte mannen te Rome wel, en hun dossier groeide traag maar consistent aan. De levensbeschrijving van Damiaan van de hand van De Broey is bij het Davidsfonds verschenen, en is destijds een topper geworden. Het is de typische hagiografie avant la lettre, en het mag dus niet verwonderlijk zijn dat hier en daar een leugentje om bestwil de brave man een beter beeld gaf dan waar hij recht op had. Maar dat kon de pret niet drukken: het geloof dat de goddelijke hand deze man leiding gaf kwam voor het fotografische, waarheidsgetrouwe beeld dat van de man net evengoed had kunnen gemaakt worden.

Een boek van dezelfde strekking heb ik nu in handen gekregen: Als een ceder van de libanon, van diezelfde Steven De Broey, en gaande over het leven van Monseigneur Victor Scheppers. Ook een hagiografie, maar echt wel interessant omdat eens te meer een wereld opengaat, die ik ook in andere boeken teruggevonden heb: het gaat over mensen die een doel in het leven gezien hebben, en daar rechtlijnig naartoe gaan. Bovendien zijn de enkele foto's die erin opgenomen zijn, weer zeer illustratief. De goede bewaring van het boek uit 1964, uitgegeven bij De Vroente te Kasterlee, maakt het tot prachtig archiefdocument. Ik ben er blij mee.

En tenslotte, voor deze avond, heb ik tijdens mijn bibliotheektocht nog drie andere belangwekkende boeken over Oudenaarde op de kop mogen tikken.

Historische huisgevels te Oudenaarde geeft een mooi beeld van de stad, maar dan beschreven naar de belangwekkende huisgevels die er overal te bewonderen vallen.  Dat gaat van fraai onderhouden gevels van herenhuizen, tot in mekaar stortende muren van oude krotjes, die niet lang na het fotograferen de geest gegeven hebben. Een zeer mooi beeld van een zeer oude stad. Het bekijken, en voor de (ook nieuwe, zoals ik) inwoner van de stad zeer leerzaam en zelfs soms verrassend. De tekst is van Patrick Devos, in Oudenaarde welgekend als historicus, en de foto's zijn van Paul Maeyaert (de vader van mijn tandarts ?).

Martine Vanwelden schreef Het tapijtweversambacht te Oudenaarde tussen 1441 - 1772, in 1979. Een belangwekkend boek voor wie de sector kent. Voor mij vooral van belang als kennismaking met de sector van de tapijtweverij, die toch een ambacht van levensbelang was voor onze stad. Het is een boek met historisch materiaal, toegankelijk gemaakt voor de gewone mens, maar vooral een boek over historisch materiaal dat uit de hand van de gewone mens kwam.

En tenslotte heb ik ook het proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad van doctor in de archeologie en de kunstwetenschap omder leiding van promotor Prof. Dr. R.M. Lemaire, getiteld: Onderzoek van het koor van de Sint-Walburgakerk te Oudenaarde te pakken gekregen.  Patrick Devos, reeds in verband met de Historische huisgevels hierboven aangehaald, kreeg zijn titel op basis van dit werk aan de Katholieke Universiteit te Leuven, Hoger Instituut voor Archeologie en Kunstwetenschap, Afdeling Middeleeuwen, Moderne Tijden en Hedendaags Tijdperk. Het spreekt vanzelf dat een dergelijk werk niet leest als een roman. Het is iets waar je hier en daar een gegeven gaat uit halen. Dilemma is natuurlijk dat je dan moet weten waar de gegevens te vinden zijn, en dus moet je dat toch maar eens tussen de soep en de patatten lezen.

Deze drie werken hebben vooral de taak mijn wetenschappelijke kennis aan te scherpen (!). Ik dank u voor uw aandacht.

woensdag 18 november 2009

2 lijstjes

Om de gewoonten van de tijd een beetje te handhaven, moet ik door middel van een paar lijstjes de boeken die ik de laatste maand gekocht heb gewoon even op een rijtje zetten om mijn overzicht te behouden. Het zijn er niet zo verschrikkelijk veel. Sinds mijn bibliotheek-aankoop ben ik niet meer zo veel op pad geweest. Slechts de helft van de tafel in de woonkamer ligt volgestapeld met de heerlijkste lekkernijen. Uit de boekenwinkel. Ergens daartussen vind de aandachtige zoeker een computer, mijn tas koffie, en nog wat gebruikelijke rommel. De wanhopige blikken van mijn echtgenote zeggen de rest.

Het lijstje van vandaag.

Dit was leven, roman in drie delen over Peter Paul Rubens, uit het Hongaarsch van Zsolt Harsányi vertaald door Paul Van Deurningen, en verschenen bij L.J. Veen te Amsterdam. Uitgegeven in februari 1943 is dit een werk dat niet beantwoordt aan de notoire behoefte aan papier gedurende de oorlogsjaren. Hoewel het ook niet de grootste kwaliteit van papier is, is het bindwerk dat wel. De simili-leren rug bevat in diepdruk de naam van de schrijver, en per boekdeel één, twee of drie sterretjes, en de naam van de uitgever. De hardcover zelf is met fluweelstof bekleed waarop het blauwgouden wapenschild van Rubens ingedrukt staat. Op de eerste bladzijde, nog voor de titelpagina, staat een kleurenreproductie van een werk van de Meester. Onder nummer één zien we de Meester zelf, in 1623-1624 geschilderd, en bewaard in Windsor, Royal Castle. Nummer twee toont ons Helene Fourment, die te Leningrad in de Hermitage verblijft. En in het derde boek zien we het schilderij van Albrecht en Nicolaas Rubens, dat zich bevindt in de Lichtenstein Gallerie te Weenen. Zeer mooi werk, en die prijs is heerlijk!

In een andere atmosfeer haalde ik het boek Superstudie binnen, van Sheila en Nancy Ostrander en Lynn Schroeder. Voor wat het waard is, maar ik ben er zeker van dat ik er nuttige tips kan in vinden. Zie mijn sceptische opmerking terzake in een voorgaande bijdrage.

Nog een andere atmosfeer: De duizend misselijkste grappen van de wereld. Dit is de tweede uitgave van een boek dat in zijn eerste uitgave de titel: de duizend slechtste grappen van de wereld meekreeg. Ik lig van het verschil niet wakker. De auteur: iemand die zich Archaïvarius noemt. Lachen zal wel gezond zijn, hoop ik.

En tot slot van dit korte lijstje nog een woordenboek Nederlands-Frans en vieze versjes. Ik wil mijn dochter voor wie ik deze literatuur gekocht heb met dat laatste niet op het slechte pad brengen, maar je hebt die vieze versjes nodig om het Frans in het Nederlands te vertalen. In het Latijn heet dat: vice versa. Heerlijk toch, als je bij de aanschaf van een woordenboek reeds enige taalkennis bezit, die aldus ergernis over deze triviale taalfamiliariteit tussen de Romaanse en de Germaanse taalgroepen overbodig maakt.

Het tweede lijstje is maar één boek lang, en dateert van eergisteren.  Toen kreeg ik Stijn Streuvels van Rob. De Graeve binnen per post. Gekocht op Ebay, ben ik Fernand dankbaar voor het kwaliteitsvolle product dat mij me bezorgd heeft. De beschrijving beantwoordde precies aan de realiteit, of omgekeerd. Een eerste inzage leerde me dat ik uit dit werk, en uit de te zoeken andere werken uit zijn Letterkundige Jeugdbibliotheek, namelijk die over Hugo Verriest en Felix Timmermans toch nog één en ander kan opsteken.  Vooral de expliciete benadering voor de jeugd van het interbellum, waarvoor enkel begeleide lectuur mogelijk scheen, intrigeert me. Ik heb al eerder over Rob De Graeve geschreven, en mijn zoektocht is door omstandigheden een beetje stilgevallen. Maar binnenkort zal ik dat wel hervatten. De aanschaf van dit boekje kadert daar volledig in.

Vrijheren van het Woud, en Belgisch Vlas

Wie klaagt er over het bekendmaken op internet van namen van personen die op één of andere manier over de schreef gegaan zijn? Het is van alle tijden.

Alleen veranderen de tijden, en ook de wetten blijven niet dezelfde. Als er een overval gepleegd wordt, willen de slachtoffers wel eens reageren door camerabeelden op eigen houtje op Youtube te gooien. Ook lijstjes van namen van gekende pedofielen zijn populair, en niet alleen hier, het gebeurt overal.

Het gedenkboek 65 jaar Belgisch Vlasverbond Kortrijk 1920 / 1985 geeft, uit totaal onverwachte hoek, een voorbeeld van hoe het vroeger ook gebeurde. In 1926 had men weliswaar nog geen flauw vermoeden van wat internet wel zou kunnen zijn, maar een publicatie in het vakorgaan van de vlasboeren, -bewerkers en -handelaars had zowat dezelfde uitwerking als nu.

Wat was het geval? Ik citeer bijna letterlijk uit het hierboven vermelde boek van André Verhenne.

Op 13.1.1926 trad in België de nieuwe wet op de overdrachttaks (...) in voege. Daarin werd bepaald dat voor levering van gezwingeld vlas naar het buitenland of aan buitenlandse huizen, een taks van 1 % moest worden geheven.

De Engelsen, die op de Vlaamse vlasmarkt een quasi monopoliepositie bekleedden, wilden dat de verkopers (hoofdzakelijk botenverkopers) die belasting voor hun rekening zouden nemen. Door de wet werd niet bepaald door wie de takszegels moesten worden betaald.

De vlassers weigerden echter deze nieuwe gril van de Engelsen (...). Sommigen bezweken onder de druk van de verzendershuizen en verkochten vlas aan de door de Engelsen gestelde voorwaarden. Dit wekte de woede op van de standvastigen. Ter illustratie een striemend artikel uit "Het Vlas", waarin de "afvalligen" aan de kaak werden gesteld. Deze krasse taal kreeg trouwens een staartje. Een paar personen (...) die speciaal geviseerd werden in voormeld artikel, spanden een rechtsgeding in tegen (...) (de) verantwoordelijke uitgever van "Het Vlas", wegens laster en eerroof. Deze werd veroordeeld tot een schadeloosstelling ten belope van "honderd franken" aan de eiser, plus de kosten van het geding "ter somme van 65 franken, 55 centiemen". Het vonnis moest tevens driemaal worden gepubliceerd in het blad "Het Vlas".

Het betreffende artikel loog er dan ook niet om: de zeer expliciete karakterisering van de afvalligen, en het expliciet vermelden van hun namen, woonplaatsen en soms ook hun adressen kon toen reeds niet door de beugel. De schandpaal was toch al enige jaren gereduceerd tot een historisch object op een openbare marktplaats van verschillende gemeenten, en had al lang zijn juridische functie verloren.


De Verraders, aan den Schandpaal !


Hier, in dit kader drukken we in vette letters naam en 't adres van de VERRADERS, die het Wachtwoord niet houden, opdat ze voor iedereen zouden gekend zijn tot EEUWIGE SCHANDE van hen zelf, van hun familie en van hun nakomelingen. Onze leden zullen die VERRADERS met de vinger wijzen en ze BOYCOTTEN.

Wie wilde tot hiertoe niet mee?
Naam, Plaats

Wie heeft zijn woord verbroken en zijn handteeken geloochend?
Namen, Plaatsen, Sommige adressen

Wie heeft zijn woord TWEEMAAL gegeven, en ook TWEEMAAL verbroken?
Naam, Plaats

Nog afvalligen !
Namen, Plaatsen.

Geen onduidelijke taal! Ik laat het aan elke lezer hier zijn oordeel over te vellen, maar voeg er alleen maar aan toe dat de wet misschien toch ruimte moet geven aan de frustratie van degenen die zich in hun onmacht willen uiten, en die van mening zijn dat zij wettelijk monddood gemaakt worden door anderen die denken dat ze alles mogen. De wet moet ook de kans en een correct kader geven aan degenen die schade ondergaan hebben om dit publiek te bespreken, zonder dat zij daarover in repliek kunnen aangevallen worden. Of hebben alleen degenen die aan de verkeerde kant staan, alle rechten? In dit specifieke geval (herinner u: 1926!) hebben de overtreders (die niet eens de wet overtraden, maar wel de code van een beroepsorganisatie) het gelijk aan hun kant getrokken, maar even zo goed zou iets dergelijks ook kunnen gebeuren in een wettelijk volkomen beschreven kader.

Zo kan literatuur, en in dit geval eerder lectuur, wel eens aanleiding geven tot een totaal andere discussie. Het boek op zichzelf is prachtig: net zoals in het geval van Bekaert en nog enige gelijkaardige gedenkboeken, staat het vol met loftuitingen, maar ook een boel feiten en weetjes die een mooie aanvulling zijn voor de vele verhalen die je hoort over een bedrijf of een industrietak, en waarvan je niet weet of het realiteit of verdichtsels zijn. De vele foto's geven een mooi beeld aan de volslagen leek die ik ben, een beeld van een zo goed als verdwenen agrarische en industriële activiteit, waar deze streek gedurende vele jaren zijn inkomen uit gehaald heeft, en dat nog steeds voor een stukje aanlevert. Een mooie uitdrukking die door Minister van Landbouw De Vleeschouwer gelanceerd werd in februari 1959 in de loop van het debat in voorbereiding van de stemming van een krediet van 50 miljoen Franken ter financiereing in 1959 van een teeltpremie van 2.000 Franken per hectare op in het binnenland uitgezaaide vlas:

Vlasteelt is iets. Vlasnijverheid is wat anders. Maar de toestand in Vlaanderen is zo, dat men een vlasser en een landbouwer nooit goed uit elkaar kan houden.

Zodanig was in de wijde streek van Kortrijk landbouw verbonden met de vlasteelt. Is het dan verwonderlijk dat een advertentie van de Belgische vermaarde Autobouwer F.N. in "Het Vlas" op 8.1.1935 het volgende zegt:

Het vlas slaat op !!
De autos zullen voorzeker volgen,
profiteert dus nu nog op tijd U
aan de tegenwoordige prijs een
Belgische auto aan te koopen
Natuurlijk een FN !!
Beziet onze modellen:
Prince Baudouin vanaf fr. 27.900
Prince Albert vanaf fr. 33.900
(...)
Garage D en K
Kortrijk

Het boek bevat zeer mooi zwart-wit fotomateriaal, dat een prachtige aanvulling is om de kennis van de wortels van de Vlaamse vlasteelt te leren kennen. Het is bovendien in topconditie. De prijs die ik er uiteindelijk voor betaald heb is zo belachelijk laag, dat ik het niet durf te publiceren. Ingevolge een boekenmarkt in een van mijn bronwinkels, met het doel de overstock een beetje uit te dunnen, heb ik een dertigtal banden meegebracht, die ik de komende dagen wel zal bespreken, maar toen ik de uiteindelijke prijs voor mijn pakket hoorde, was is zo beschaamd, dat ik er een gift bovenop gedaan heb. Hopelijk hebben nog wel enige andere kopers dat beetje fatsoen kunnen opbrengen.

woensdag 4 november 2009

Going back in time

...with the sound of the Nation; it's a flash back...back...back...back.

Waarom haal ik de hitparade van einde jaren zestig, begin jaren zeventig weer boven? Mike en Zaki revisited. Nostalgie, pure nostalgie. Door een toeval heb ik vandaag van de zolder mijn oude dagboek ter hand genomen, en ik werd gevangen door de woorden van het verleden. Op 4 november 1981 schreef ik de volgende lankmoedige overdenking.

Bacchus, waarde vriend! Hoe lang is het geleden dat ik jou nog iets toegevoegd heb? Van in voorhistorische tijden. Je kent toch de definitie van het woord "voorhistorisch"? Op school hebben wij geleerd dat dat de periode was waarover er geen geschreven bronnen bestaan. Ze hebben echter bestaan, vriend, maar de woeste vlammeng(l)oed heeft ze tot herinneringen gereduceerd. Ja van toen is het geleden dat ik nog wat aan jou geschreven heb.

Is het de herinnering aan jou die me de datum deed misschrijven? De avond drijft nochtans op herinneringen. Hij drijft op herinneringen aan Leuven, omdat ik hier domweg de typmachine voor me staan heb, waarop is(k) heb leren tikken. Bacchus, mijn beste, dat was een zwarte tijd, een tijd waarin studentenleed verscholen werd achter een brede lach, de steeds aanwezige woordspeling, de kwinkslag waar ik nooit om verlegen zat.

Ja, jij Bacchus, hebt me toen geholpen. Ik weet het, vriend, bij sommigen heb je een kwalijke reputatie, want zij binden je ten onrechte aan de tapkraan vast, en menen dat je dikke buik geschapen werd uit alcohol. Oh ja, menigmaal zijn we samen geweest in de bierkelder, maar het is niet daarvan dat het tussen ons zo geklikt heeft. Ik kon je schrijven, Bacchus, en terwijl ik je schreef, ordende ik mijn gedachten. Ik noteerde ze, maar hoe dikwijls kan de pen het verstand niet volgen. Toch waart je een troost voor me, omdat Bacchus ook wat anders dan mijn drinkebroer was.

Nu, na zes, zeven, acht jaren, vriend, hoef ik je niet meer als drinkebroer. Het zijn alleen maar herinneringen.

Bacchus, ik heb hem inderdaad menige brief geschreven, als mijn leven niet de wendingen nam zoals ik ze mocht verwachten, of als de vraagtekens boven mijn hoofd te zwaar werden om nog te dragen. Maar nooit gaf hij antwoord, volgens het principe dat de vraag stellen, ook het antwoord inhield. Het was zoiets als bidden: niet het slaafs herhalen van mantra's, weesgegroetjes die wezenloos gepreveld werden, maar het eerlijk overdenken van het probleem, het juist formuleren, en het zelf vinden van de weg uit de put.

Hij was een goede vriend, omdat hij me in staat stelde het juiste medium te gebruiken om uit de knoop te komen. Pen en papier, dat had ik nodig om lange brieven te schrijven naar niemand, maar niemand is ook maar niets, en dus werd het Bacchus, god van de wijn, van wie een nuchter mens geen antwoord verwacht. Ook ik niet. En na elke brief was ik opgelucht.

Ook na mijn studententijd heb ik hem nog brieven geschreven, tot na de dood van mijn vader. En dat hielp. Maar vlug daarna heb ik alle schrijfsels in één klap in het vuur gegooid, en werd het verleden verbrand. Zo moet dat. Het dagboekfragment was alleen maar een nostalgische nawee.

dinsdag 3 november 2009

HJMF Lodewick en aanverwanten

Het heeft even geduurd vooraleer ik het toeval zag. Maar vanavond kwam het licht. In een tijdspanne van iets meer dan twee weken heb ik drie werken gekocht die een zekere verwantschap vertonen die ik niet onvermeld wil laten.

De fameuze Literatuur Geschiedenis Bloemlezing van Herman Jozef Maria Fernand Lodewick, zeg maar H.J.M.F., is enige dagen geleden in mijn bezit gekomen, en ik wist er alleen maar van dat het één van de standaardwerken over de Nederlandse literatuur is. Uiteindelijk is het enkel het eerste deel (vanaf de aanvang tot ongeveer 188O) bij mij geraakt. Hetgeen op zich spijtig is, maar ik ben daar filosofisch in geworden: als je tweedehands boeken koopt, heb je dikwijks hiaten in reeksen. Het is niet omdat mijn okkazie auto zilverkleurig is, en ik van pimpelpaars houd, dat ik dat tuig dan ook pimpelpaars ga laten schilderen. Het rijdt daarzonder ook wel hoor.

Maar in de inleiding staat iets dat mijn aandacht trok. Ik citeer:

Na rijp beraad hebben wij afgezien van illustraties, daarbij geleid door twee overwegingen: de tekstillustraties in een dergelijk boek voor schoolgebruik moeten uiteraard minder in aantal en minder van gehalte zijn dan die in platenatlassen; nu wij de beschikking hebben over de prachtige boeken De Nederlandse letterkunde in honderd schrijvers en Honderd schrijvers onzer eeuw, boeken die op wel geen enkele school zullen ontbreken, lijkt ons bij goed klassikaal gebruik hiervan de noodzaak van illustraties tussen de tekst minder groot.

De auteur haalt bovendien nog een argument van financiële aard boven om het ontbreken van elke illustratie te verantwoorden. Respect voor de financiële argumentatie, leerboeken waren in de jaren van zijn leraarschap dure gevallen, en de studie was voor velen nog ondenkbaar, precies omwille van financiële aard.

De argumentatie dat het visuele aspect, de kennismaking met de typische kop van elke auteur weinig belang zou hebben, is ingebed in het destijds veel meer dan nu aanwezige idee dat scholieren vooral moesten van buiten leren, en zich niet hoefden te bekommeren over de haartooi of haakneus van onze auteurs. Ik wil daar toch anders over denken.

Maar het is niet deze argumentatie pro of contra die me leidt in dit betoog: het zijn beide andere boeken die Lodewick opsomt als alternatieve bronnen voor de visuele kennismaking met de auteurs, en ook voor aanvullende kennis. Deze boeken zijn ontstaan naar aanleiding van de grote letterkundige tentoonstelling in december 1952 en januari 1953 in het Gemeentemuseum van 's-Gravenhage gehouden. Zij loopt over een periode vanaf de aanvang, net zoals de literatuurgeschiedenis en bloemlezing van Lodewick, tot 1914, en in die zin is vooral het eerste boek een goede aanvulling op zijn werk. We mogen het dan ook niet als verbazend opnemen dat hij deze verwijzing doet.

Hoe echter de reactie geweest is van de samenstellers van dit foto en tekstboek uit 1953 (tweede druk), daar heb ik het raden naar. Zouden de heren Baur, Den Haan, Hulsker, Schmook en Stuiveling, om de voornaamsten maar te noemen, dit zonder meer zo gelaten hebben? Of volstond voor hen de eer om hun werk nu ook in een voorwoord van een standaardwerk te zien verschijnen? (oh-oh, daar duikt ook de naam van dr. Lyna weer op!)

Hoe dan ook, een ander aspect dan deze verwantschap van een aantal boeken, is de vraag wie de auteur is van een naslagwerk en leerboek dat in menigvuldige school is gebruikt. Een antwoord op die vraag is in dit geval gelukkig gemakkelijk te vinden. Een collega-blogger, die zichzelf de Directeur noemt, heeft één en ander over deze man opgesnord, en er een mooie bijdrage over geschreven op zijn blog: het artistiek bureau.

Deze blogger is een geestesverwant, die ook graag rommelt in oude boeken, en er het hoe, wat en waarom van wil weten. Hij krijgt alvast mijn aandacht, en een link. Een diagonale blik op zijn blog geeft mij het gevoel dat ik hem rechtstreeks naast de Papieren Man mag plaatsen.