Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

woensdag 2 september 2009

Márquez, Buckinx en Chris Tusa

Het hoeven niet altijd grote, dikke kanjers te zijn. Vandaag ben ik een paar werkjes op het spoor gekomen die me in grote mate warm gemaakt hebben.

Flinterdun, nauwelijks zes- of zevenentwintig bladzijden tekst. Daarna een bibliografie die twee bladzijden beslaat, en tenslotte een aantal beschrijvingen van zijn werken gespreid over 12 bladzijden, zo komt De Wereld van Gabriel Garciá Márquez over je heen. Het is de neerslag van twee gesprekken van Marlise Simons, één in 1982, vlak na de bekendmaking van zijn Nobelprijs, het andere in 1985. Vervolgens een nabeschouwing door Mariolein Sabarte Belacortu over Liefde in tijden van cholera. Het boekje zelf verscheen in 1986 bij Meulenhoff Amsterdam, in zijn sobere vormgeving en zijn kleine formaat best aantrekkelijk. Weer lectuur voor in de trein, met het notaboek in aanslag. Ik beschouw het ook als een mooie aanwinst, die best naast de eerder besproken bladzijden uit de Snoeks Almanak geplaatst mogen worden, en die veel meer prijs geven dan wat oppervlakkige lectuur voor de lege uren meestal doet.

De Cartoons 1999 zijn een aanvulling van het jeugdsentiment dat ik al eerder aangehaald heb. Deze reeks had ik al in de jaren '60 in mijn bezit, maar de tijd en een paar ongelukkige beslissingen over mijn toenmalige bibliotheek hebben er voor gezorgd dat de reeks nooit volledig gebleven is. Meer nog, sommige van de boekjes die ik bezat zijn onherstelbaar beschadigd, verdwenen zelfs.

Scott Adams is welgekend als de tekenaar van Dilbert, de eeuwige kluns-wijsneus, die hoofdzakelijk de taak heeft op hilarische manier zijn visie op de wereld, vooral op het onlogische van de wereld te illustreren. In dit geval is de titel Multimedia volgens Dilbert. Geruststellend is alleszins de titel van het korte hoofdstukje op bladzijde 8. Het luidt als volgt: In de toekomst zullen computergebruikende mannen de meeste sex-appeal hebben. Nah! Merci, Adams.

Een niet literaire aanschaf: K3 en het Ijsprinsesje, een schrijfblok voor pubermeisjes, waarvan de aankoop bedoeld is als pesterij voor sommigen. Het was dan nog het duurste stuk uit de opsomming van vandaag. Pesten is een vak, en moet blijvend gepromoot worden. Het is heerlijk. De eerste maal dat iemand weer wat truttig doet, krijgt zij mijn schrijfblokje. Zeker weten.

Het verhaal over het aanleggen van het kanaal van Suez werd als eerste in de reeks Vernuft en Wilskracht door Gust Müller in 1957 bij Opdebeek te Antwerpen uitgegeven in 1957 als Suez. Ondanks de jaren ziet het er nog goed uit. Een hoekje van een klassieke blauwgerande schooletiket met het nummer 15 op, bewijst dat dit boekje door een leergierig kind netjes in zijn bibliotheekje ingebracht werd. Mooie vintage kinderlectuur, en zeker nog het lezen waard. Opmerkelijk is ook de voetnoot helemaal op het einde, waaruit blijkt dat het werk tot stand gekomen is vóór het uitbreken van het Suez-conflict. Slechts de allerlaatste paragraaf maakt allusie op dit conflict in de typische belerende steil:

"...het standbeeld van Ferdinand de Lesseps die met uitnodigend handgebaar naar de zeeweg wees, het Suez-kanaal waarvan hij gedroomd had dat het de vrede onder de volken en de welvaart van de mensheid zou dienen. Helaas, hij heeft niet kunnen voorzien dat zijn waterweg de aanleiding zou worden tot een oorlog en een dreigend gevaar voor de wereldvrede."

De aanwinst van de dag is echter een flinterdun jeugdboekje, geschreven door niemand minder dan Pieter G. Buckinx. Toen ik gedaan had met het doorsnuffelen van de afdeling boeken, bedacht ik dat het misschien toch wel interessant kon zijn ook bij de kinderlectuur even te gaan rommelen. En plotseling wordt mijn aandacht getrokken door die naam. Was dat een vergissing, of is het echt: Buckinx in de jeugdafdeling? Maar ja, als de naam klopte, zei de titel me niets. Mijn kleine Prins Joepie. De achterkant van het boekje geeft echter de mooie foto van Pieter G. Buckinx weer, met hoogopgekamd haar, en pijp in de mond. Hij wordt genoemd: niet alleen één van onze belangrijkste dichters, maar ook een groot kindervriend. En meteen worden er nog een paar andere titels van werken voor de jeugd opgesomd, zoals De kikker, het Musje en de Leeuw, of De koningen van het Kaartspel, of Ik zing de ganse Dag. Hij heeft ook kinderliederen geschreven die getoonzet worden door Theo Van Doren, Willem Kerstens en Simone Vens. Als groot dierenvriend, laatste van zijn kwaliteiten die hier aangehaald worden, heeft hij dit boekje over zijn eigen hondje geschreven: zijn Kleine Prins Joepie.

De illustraties van Ida Moors zijn in de stijl van die andere meisjesboeken die in de jaren zestig de markt overspoelden, en die mijn vrouw zo graag gelezen heeft. Helemaal naar mijn zin is dat het werd uitgegeven in 1972 in de reeks "Het Fonteintje" bij Heideland-Orbis, en gedrukt op de persen van Drukkerij Sanderus p.v.b.a. te Oudenaarde. Mijn wortels en mijn kruin verenigd in een fraai bewaard boekje, dat bij de andere werken van P.G.B. zijn plaats mag gaan innemen.

De lectuur ervan wordt even uitgesteld, daar ik net begonnen ben in de verzamelde werken van Elsschot, met Villa des Roses op kop. Dat boek had ik nog niet gelezen, maar het is ongelooflijk meeslepend. De zakelijke toon waarop hij ons in het dagelijkse leven van dit bizarre pension inleidt, weerhoudt de lezer er niet van geleidelijk aan in te zien dat het topje van de ijsberg alleen maar kan verbergen dat er op ijsbergen ook soms ijsberen huizen, en die dieren zijn levensgevaarlijk. Elsschot brengt je zin per zin dichter bij de beer, en het is maar de vraag wanneer deze lucht van hje zal krijgen.

Een ander boek dat dringend moet gelezen worden, maar dat ik slechts in E-bookvorm hier heb, is: Dirty little Angels, van Chris Tusa. Ik heb enige tijd geleden een bericht gehad van deze auteur, op LibraryThing, met het verzoek om zijn boek te lezen en te resenceren. Taak die ik op me ga nemen, zij het dan dat het boek uiteraard in het Engels geschreven is, en ik die taal wel lees, maar dat het hier en daar toch met de hulp van een woordenboek moet gebeuren. En dat het noodgedwongen enigzins trager zal zijn dan een boek in de eigen taal.

Nu ben ik niet de enige die zulk een uitnodiging gehad heeft, honderden lezers hebben zulk een verzoek gehad, en honderden zijn ook op zijn uitnodiging ingegaan, maar toch, ik beschouw het als een mooie meerwaarde om voor zo iets in aanmerking te mogen komen.

Enige jaren geleden heb ik een gelijkaardig verzoek gekregen via mijn huisarts. Zij is ook een aardige lezeres, en daar ik altijd eigen lectuur meeneem voor in de wachtkamer, omdat de Flair en gelijkgestemden mij nog zieker zouden maken, ziet zij altijd mijn boekenkeuze van het moment grondig na. Waarna we soms wel eens een beetje de geneeskunde aan de kant laten, en een boom opzetten over één of ander dat gerelateerd is aan de literatuur. Zo kwam zij op zekere dag met een manuscript afdraven, en vroeg me of ik het eens wilde resenceren. Zij kon het niet verteerd krijgen, en wilde mijn mening erover. Het bleek van een kennis van haar te zijn, die schrijverskriebels gevoeld had, en zijn ei gelegd had in de handen van de dokter.

De lectuur was inderdaad onverteerbaar, ik ben niet verder gekomen dan een paar bladzijden, en heb dan het boek teruggegeven met de mededeling dat het als recuperatiepapier ongetwijfeld nog een mooie carrière kon meemaken alvorens bij de papiermolen aan te kloppen om in de literatuurhemel te genieten van rijstpap met zilveren lepeltjes. Mijn eerste resencie was een zware tegenvaller, en genadeloos. Als je er zelfs niet in slaagt het product volledig te lezen, is dat product ook het lezen niet waard.

Ik hoop dat het werk van Chris(topher) Tusa beter is. Iets lezen dat het lezen niet waard is, is een zware opgave. Enig voordeel is dat het gebruik van niet professionele resencenten volkomen vrijblijvend is. Dat het vooral je mening als lezer is die telt. Iemand die in het vak zit, schrijft die beoordeling vanuit andere, dikwijls ook meer complexe standpunten. Is het werk commercieel genoeg? Een belangrijke vraag voor een Amerikaans uitgever, hoewel elke uitgever helaas die vraag ook moet stellen. Een totaal niet-commercieel onderwerp moet volgens mij haast onoverkomelijk in eigen beheer uitgegeven worden. Is het onderwerp zo beschreven dat een leek het ook kan begrijpen? Voegt de schrijver een dimensie toe, die enige vragen oproepen bij de lezer? Slaat de auteur zijn lezers om de oren, of aait hij ze in slaap? Heeft de auteur een engagement, of badineert hij vrijblijvend doorheen zijn onderwerp? Enzovoort enzovoort.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten