Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

zaterdag 28 maart 2009

Wat een heerlijkheid...

die ingekafte boeken, netjes in het blauwe hemd zoals dat vijftig jaar geleden nog moest gebeuren, zonder uitzondering alle eenvormig op een stapeltje, met een sobere etiquette waarop in blauwe inkt je naam en het vak moest gezet worden. Zo staan er in mijn boekenkast nu toch al een handjevol te pronken in hun voortijds pak, en hun bruine snede is zoals het witte haar van de eigenaar: onder het oudere uiterlijk schuilt nog een frisse inhoud.

Zo heb ik daar staan: De Shoet, van dr. Karl May, een frisse kerel met een vooroorlogse spelling, die door het lot terechtgekomen was bij iemand die hem degelijk gelagerd heeft, zodat hij nu nog het uiterlijk heeft van een jonge krachtige kennisdrager, met hier en daar een onzuiverheidje, maar alles bij mekaar toch nog een prachtexemplaar.

Wie me trouwens kan meedelen onder welke naam dit boek tegenwoordig de markt betreedt, mag mij dat altijd melden, want op Librarything vind ik die titel niet terug. Het boek begint met het hoofdstuk: "Halef in gevaar", waarna de "Dorpstoestanden in Glogovik" besproken worden. Kara Ben Nemsi wordt er weer ten tonele gevoerd, en het speelt zich af in het Ottomaanse Rijk, maar of ik het ooit gelezen heb, dat weet ik niet meer. Dat is te lang geleden. De verhalen van Karl May die ik als kind gelezen heb, zijn voornamelijk die die zich in Noord-Amerika afspelen, en ook een aantal waarin Kara Ben Nemsi te paard door de Balkan en omstreken rondreist, maar er is oneindig veel meer te lezen van hem.

Dit boekje is nummer 6 in de uigave van het Hollandsch Uitgeversfonds te Amsterdam, speciaal voor de Vlaamse markt gedrukt, want op de achterkant staat een publiciteit voor een "Volledige geïllustreerde volksuitgave van De Leeuw van Vlaanderen, onverkorte uitgave tegen 8 Frank. Tegen dezen gunstprijs zal ieder gezin dit meesterwerk willen bezitten! Te Verkrijgen bij alle boekhandelaren". Een publiciteit in Nederland zou de prijs niet in Frank uitdrukken.

Helaas werd in het boekje geen enkele aanduiding gegeven van het jaar van verschijnen. Als iemand daar wat meer over weet, wil ik het met graagte weten. Het boekje wil ik nog minstens een leven van dertig jaren extra bezorgen. Deze wens komt daarmee ook over mij heen, dacht ik.

Ook de "Inleiding tot de Congoleesche Volkenkunde" door N. De Cleene heb ik op die manier onderhanden genomen. Mooi ingepakt in blauw kan dit boekje, dat ooit een bibliotheek tot last geweest is, hier tussen een aantal soortgenoten over het Congoleesche volksleven tot rust komen. Het boekje zelf is uitgegeven in een reeks "Bibliotheek Zaïre" in 1943, uitgegeven op oorlogspapier, en heeft in die tijd 40 Frank moeten kosten. In het boekje staat meerdere malen een verbleekte stempel van een "Boekerij", doch ik kan op geen enkele wijze meer aflezen over welke boekerij het dan wel zou gaan. Spijtig. En ooit heeft iemand er 150 Frank voor willen hebben. Of dit ook gelukt is, weet ik niet. Het is nu tegen een nietige prijs bij mij terecht gekomen, en ik hoop dat ik het ooit zal lezen. De inhoud is echt wel interessant te noemen.

Nog zo een gekafte rariteit is een boekje genaamd "Lente van het Hart", van Joos Florquin. Een reeks vertellingen, die zo anders zijn dan de diepgaande intellectuele gesprekken die hij met zovele grote Vlamingen van alle soorten gevoerd heeft, en waarvan de neerslag in menig exemplaar van de historische televisiereeks "Ten huize van..." te vinden is. Als Davidsfondsuitgave van 1946-3, nr 340 in de Volksreeks is het niet echt een zeldzaamheid, maar de auteur trekt me natuurlijk aan, en ook het frisse uiterlijk van het boekje, dat in vergelijking van sommige leeftijdsgenoten een jeugdige uitstraling heeft behouden, die uitnodigt tot lezen. Daar ik op dit ogenblik bezig ben met het klasseringswerk, is dit bijna als een herontdekking te omschrijven, het komt op een mooie plaats te staan.

Ook "Consience" van Rob. De Graeve is zo een jeugdig gebleven boekje, dat ik in dezelfde uitvoering ook reeds bezit, maar dat veel beter bewaard gebleven is. Davidsfonds Volksreeks, no. 248 uit 1934. Het is dus 74, mogelijk reeds 75 jaar oud.

Een laatste die ik vandaag van een jas voorzien heb, is "Nederduitsche Vertellingen", samengebracht door Jozef Simons. Ook hier weer geen enkele jaaraanduiding, maar Tante Google leert me dat Kadoc het ook kent, en het in 1939 situeert. Helaas ontbreekt bij mij een (de?) stofwikkel, waarop mogelijk meer informatie zou te vinden zijn. Het boekje bevat zelf geen enkele aanduiding over jaartal, uitgeverij of iets dergelijks. Maar in een ander zoekresultaat van Kadoc staat dan weer 1937 vermeld.

De benaming "monografie" die Kadoc gebruikt als publicatietype lijkt me toch een beetje ver te gaan. Weliswaar doet Fr. Fromme een mooie omschrijving van de Nederduitse taal, en geeft het boek alzo zijn blijvende waarde voor wie meer wil dan alleen maar de mooie verhaaltjes die uit het Nederduits sprekende volk verzameld zijn, maar dat is naar mijn normen nog geen monografie. Vooraan in het boek is een prachtige statiefoto te zien van een andere verteller, W. Zierow en een detail van zijn handschrijft als onderschrift bij die foto, terwijl Kadoc dit negeert en het boek niet geïllustreerd noemt. Raar toch allemaal, maar ik merk dan ook dat de omschrijving zoals ze door Kadoc geleverd wordt, hoogst summier is, en echt een verdubbeling in de basisinformatie zou kunnen leveren, gezien de stempel van wetenschappelijk instituut die Kadoc toch met zich meedraagt. De enige reden trouwens die ik zie voor opname in hun database van dit boek, is het feit dat de vertellingen bijeen gebracht zijn door Jozef Simons, een "katholiek" auteur. Maar dat zij in de boekgegevens niet eens de naam van deze auteur vermelden: rrrraaaarrrr.

Ik heb na het raadplegen van de biografie door Louis Jacobs ook het boek van M. Verheecke, "Jozef Simons, verteller, zanger, Kempenaar" erbij gehaald, en daar leer ik enigzins wat dit boek echt kan betekenen. Er bestaan om te beginnen twee uitgaven genaamd "Nederduitsche Vertellingen", en daarbij is de keuze van de auteurs van wie hij deze vertellingen opnam, niet zo toevallig geweest. Jozef Simons was in contact gekomen met Fr. Fromme tijdens diens reizen door Vlaanderen, en toen deze het boek "Eer Vlaanderen Vergaat" vertaalde, bleek deze studie van het frontleven ook op de Duitse bevolking meer indruk te maken dan een gewone beschrijving: Jozef Simons toonde blijkbaar niet alleen de menselijke kant en het menselijk lijden van de Vlaamse soldaat in de loopgraven, maar tekende ook de tragedie van de Duitse soldaat aldaar.

De vriendschap met Fr. Fromme gaf aanleiding tot wederzijdse literaire bevruchting, en na kennismaking met Ulrich Zierow, zoon van Wilhelm Zierow, werden de studie van het Nederduits en de bundeling van de verhalen gedaan. In twee bundels dus. Maar nergens kan ik het jaartal terugvinden.

Nu ga ik deze boeken boven op zolder op hun plaats zetten, dat kost me twee minuten werk, maar ik weet niet hoe laat ik dan terug beneden raak, want waar ik één boek in de kast zet, haal ik er twintig uit. Onmogelijk, maar waar.

woensdag 25 maart 2009

zucht, internet, wat een mizerie.

Zaterdag was dan de grote dag aangebroken: mijn computer lag buitenspel, er was niets aan te doen. En aldus heb ik vier dagen als een monnik geleefd, enkel gelezen, en televisie gekeken. Wat was het leven in de Middeleeuwen toch saai. Niet verbazend dat die weinig opgevoede kerels met degens, zwaarden, goedendags en ballen gehakt op mekaar in sloegen.

Als beschaafd wezen heb ik vandaag een winkel bezocht, alwaar men ter vermijding van al te veel groot vuil, die dingen nog tracht te verkopen, die een ander niet meer wil. Zij trachten daar denk ik in een kring te lopen, maar dat gaat toch na een tijdje ook vervelen?

Ik ben er echter niet echt humeurig buiten gekomen, beladen met een vijftiental handschriften van de modernste middeleeuwse scribenten, zoals daar zijn: Carolus van den Meien, Paulus Ter Snoecken, Hermanus Teerlinck, Augustus Vermeylen, Godefried Bomansius, Petrus Van Aken, ende zo verder.

  1. Karl May, De Shoet, reisavonturen, Hollandsch Uitgeversfonds Amsterdam, jaar van publicatie onbekend.
  2. Herman Teirlinck, De wonderbare wereld, Heideland Hasselt, Prisma Pocket, 1968.
  3. August Vermeylen, De Vlaamse letteren van Gezelle tot heden, Heideland Hasselt, Prisma Pocket, 1963(?).
  4. Godfried Bomans, Denkend aan Vlaanderen, Lannoo Tielt Den Haag, 1967.
  5. Piet Van Aken, Agenda van een heidens lezer, Ontwikkeling Antwerpen, 1967.
  6. Diverse auteurs, Paul Snoek, Profielreeks, Manteau, 1974.
  7. Mary Mapes Dodge, Hans Brinker, The Readers' Digest, 1999.
  8. Multatuli, Max Havelaar, The Readers'Digest, 1992.
  9. Eugène Sue, De Mysteries van Parijs, The Readers' Digest, 2006.
  10. Frederik Van Eeden, Van de Koele Meren des Doods, The Readers' Digest, 2007.
  11. Desmond Doig, Moeder Teresa, Lannoo, 1977.
  12. S/n, Arien-Album, Edition Peters Leipzig, jaar van publicatie onbekend.
  13. M. Verbruggen en D. Verstraete, Het Dennenbos, D.A.P. Reinaert Uitgaven, 1970.
  14. Diverse auteurs, Bekaert 100 Economic Development in South-West Flanders, Lannoo, 1980.
  15. Diverse auteurs, Ik leer Fransch in 40 lessen, Vermakelijke Methode Delgoffe-Gross bewerkt onder de leiding van P. De Becker en F. Jacquemin, Librairie Générale Bruxelles, 1939.
Later op de dag zal ik enige commentaren geven, speciaal op het nummer 15.

woensdag 18 maart 2009

Limburg...Limburg allein

Het Limburgs nationalisme is niet mijn dada, om de eenvoudige reden dat van ergens zijn niet je eigen verdienste is, maar die van je ouders. Ze zijn er blijven wonen, ze hadden even goed naar Zuid-Afrika kunnen vertrekken. Het doet me altijd ergerlijk groen lachen als ik mensen hoor zeggen dat ze er fier op zijn van ... te zijn. Alsof ze daar wat voor gedaan hebben, behalve, zoals in mijn geval, verhuizen. Niets om over naar huis te schrijven, dat doet 90 procent van de bevolking.

Maar even zozeer wil ik wel wat lezen over mijn wortels . Ik gebruik dan weer opzettelijk de verplichte term roots niet, vermits ik als Limburger nooit het Engels als moedertaal meegekregen heb. Die wortels liggen wel degelijk ergens, en met fierheid heeft dat niets te maken. Het is gewoon de geur van de eigen stal, de smaak van moeders kookpot, de klank (en in mijn geval ook de melodie) van de eigen taal, die aantrekt.

"Limburg", een Elsevier-uitgave uit 1953 is een prachtig, luxueus uitgevoerd standaardwerk over de provincie, met wetenschappelijk gefundeerde bijdragen van auteurs, die niet de eerste de besten zijn.

Het voorwoord komt om te beginnen van Dr. Louis Roppe, Gouverneur van de Provincie. Voor de hand liggend, natuurlijk. Maar de eerste aha-beleving :-) kwam er met de auteur van het volgende hoofdstuk: De wordingsgeschiedenis door Prof. Dr. Fernand Geukens. Een prof die tevergeefs pogingen gedaan heeft om mij de geologie in te lepelen toen ik de Universiteit van Leuven terroriseerde in de eerste helft van de jaren zeventig van vorige eeuw. Leuk was het helemaal toen we de eerste les van deze prof gingen volgen: het bleek in de Redingenstraat te zijn, langsheen de Dijle, in het klooster waar mijn vader als weeskind een aantal jaren van zijn kindertijd doorgebracht heeft. Jaarlijks gingen we daar naar de bijeenkomst van de oudleerlingen, en daar heb ik de mooiste herinneringen aan. Examen heb ik dan afgelegd in de grote eetzaal waar het feest van die bijeenkomsten doorging. Helemaal mooi was het bezoek aan het museum, dat in de voormalige kapel van dat klooster ingericht was. Het blauwe licht dat door de brandramen inviel, was wonderlijk mooi.

Een andere naam, die in dezelfde atmosfeer terug te vinden is, hoort toe aan Ingenieur J. Hiemeleers, een dorpsgenoot, die lesgaf aan het "Boerenkot", de landbouwfaculteit te Heverlee. Bij hem ben ik te rade gegaan toen ik overwoog om na mijn middelbare studies verder te studeren. Hij was in het dorp gekend en geliefd bij de landbouw- en tuiniersverenigingen omwille van zijn uitgebreide kennis, zijn laagdrempelige uitleg over de teelttechnieken, zijn grote kennis van rassen en soorten, en zijn volkse omgang met dorps- en stadsgenoten. Hij ook heeft me bestendigd in mijn mening dat tuinieren niet noodzakelijk op de klassieke manier succes kon boeken, met de uitspraak: Succes boekt u niet door slaafs uw leermeesters te volgen, maar door kritisch hun waarden te leren kennen en de helft ervan te verwerpen. Hetgeen u ervan behoudt, daar eet u van. De andere helft, dat is uw pensioen. Het is aan u om uit te maken en te bewerkstelligen wat u vandaag wilt eten, en hoe groot morgen uw pensioen wordt. Een uitspraak om nooit te vergeten.

Vele andere namen, zoals Dr. Lyna, Dr. J. Grauls, de grote taalkundige, en Jozef Droogmans
doen een belletje rinkelen. Deze laatste was nog een dorpsgenoot, en secretaris van de gouverneur, die door ons gewoon "Jefke" genoemd werd. Op zijn domein vlakbij Hasselt werd in mijn prilste jaren op het einde van de zomer een Vlaamse kermis ingericht, en ik herinner me nog goed de nachtelijke atmosfeer die door grote elektrische lampen, muziek uit luidsprekers, de geur van verschaald bier en frieten, het luide gepraat van de wandelende menigte, de avondlijke frisheid, het vuurwerk en de slaperige terugtocht naar het ouderlijk huis gekleurd werd. Ik herinner me bovendien nog zeer goed dat mijn vader ooit, bij wijze van typering van "Jefke" Droogmans vermeldde dat hij een zeer uitgebreide bibliotheek bezat... Nu weet ik dat dit meer betekende dan alleen maar: hij had veel boeken. Toen begreep ik dat woord nog niet eens.

Ook Mgr. J. Broeckx, Dr. P. Cools, Albert Dusar, Dr. H. Verwilghen, R. Nartus, H. Jamar, het zijn alle namen die in Hasselt en de wijde omgeving klonken en soms nog klinken als een klok.

Maar één ding wordt door de geschiedenis in snelheid genomen: het boegbeeld van het toerisme in Limburg, namelijk Bokrijk, werd gefundeerd net in de periode dat dit boek geschreven werd. Als dit initiatief één jaar later zou ontwikkeld zijn, zou er in het boek, aan de hand van Jozef Weyns, voor heel even mijn meester in het lager onderwijs, een weliswaar kort hoofdstuk toegevoegd geweest zijn: Bokrijk, het zaad van het Limburgs toerisme. Een toekomstvisie door Jozef Weyns.

Het boek is mooi bewaard, en ik ben fier op deze aankoop op Ebay. Hier mag ik fier zijn, het is mijn eigen verdienste. En de lektuur zal me veel plezier bezorgen, dat weet ik nu al. Gegroet, beste verkoper.

Als afsluiter, en om de bibliotheek-sage van mijn vader te funderen, een korte passage uit het hoofdstuk "De letteren", door J. Droogmans. Op bladzijde 75 zegt hij het volgende: "Men was er zich nu eenmaal in Vlaanderen diep van bewust dat uit dat verachterd en armtierig Nazareth niets goed kon komen! Wel is waar werd vanaf Sauwen en Hilarion Thans deze legende schoorvoetend opgeruimd, doch van af het mondig worden van het poëtisch driemanschap P. G. Buckinx - Luc Indestege - Jan Melis, kreeg ook Limburg medezeggenschap in de Vlaamse letterkunde." Hoor ik daar niet een paar voor mij zeer gekende namen?

donderdag 12 maart 2009

Readers' Digest, en Dupuis

Bepaalde taken op mijn werk verplichten mij falingen snel te zien. Zo kon ik enige tijd geleden (het was 2005, alreeds), vaststellen dat de uitgeverij Dupuis te Marcinelle in nesten zat. En een andere antenne, met name mijn vrouw, wist me onlangs te melden dat Readers' Digest in moeilijkheden verkeert. Zo zie je maar, kwaliteit noch populariteit staan garant voor een goed businessmodel. En brute pech speelt misschien ook mee.

Van Readers' Digest heb ik nochtans gisteren ook een drietal kanjers van boeken op de kop getikt, van niet de minste schrijvers. De boeken worden uitgegeven in een reeks, 's Werelds meest Geliefde Boeken, een prachtig verzorgde editie van zowat alle grote werken uit de wereldliteratuur. Vóór mij heb ik:

  1. Stendhal: Het Rood en het Zwart (Le Rouge et le Noir), 2006, no. 93 van de reeks.
  2. Nordhoff en Hall: De Muiterij op de Bounty (Mutiny on the Bounty; Pitcairn's Island; Men Against Wind and Water), 2006, no. 94 van de reeks.
  3. D.H. Lawrence: Zonen en Minnaars (Suns and Lovers), 2006, no. 95 van de reeks.
Het zijn prachtig verzorgde boeken, onberispelijk, helaas onaangeraakt. Ik vind het bijna erg dat mijn vingers ze beroeren: de similileren hardcover laat onmiddellijk je vingerafdrukken zien, en dat geeft een enigzins slordige indruk. Anderzijds moet een boek natuurlijk een beetje afzien om gelezen te worden. Bitter dilemma, dat gevecht tussen het bewaren van de schoonheid van het product, en het lezen van de schoonheid van de woorden.

Ik heb er niet kunnen aan weerstaan de eerste bladzijde van Zonen en Minnaars te lezen. Hoe meeslepend vertelt D.H. Lawrence over het dorp waar het allemaal om gaat. Als die vertelkunst een romanlang aanhoudt, is dat dus weer een zeer dringend te lezen boek. De 447 bladzijden liggen op een reeds behoorlijk gewichtige stapel met beide andere werken.

Weet je, ik geloof geen mensen die met een uitgestreken gezicht vertellen dat ze de ene pil na de andere doorworstelen. Dat is opschepperij. Als je zoals ik, dertig jaar geleden, vier tot vijf uur per dag besteedt aan lezen, kun je wel een zeker volume verplaatsen, maar de zee leegdrinken is een werk dat door meer dan een heel dorpscafé moet uitgevoerd worden.


Een student is een vent...

Een laatste wapenfeit is dan een aankoop op Ebay: geen groot gegeven, maar wel jeugdsentiment, waar ik mezelf op niet de allerbeste wijze in terugvind. Het Leuvens Kroegenboek van diverse auteurs, waaronder Kris Merckx, ik hoop niet dé Kris Merckx, is een reeksproduct dat wel enige kleur uit mijn studentenleven terug opfrist. Helaas, de wereld is sinds 1976 zodanig veranderd, dat ik er niets meer in terugvind. Alles is veranderd. Ik alleen ben dezelfde gebleven. De eeuwige leugen van ik tegen ik: ik ben degene die veranderd is in een veranderende wereld, maar dat kan niemand waarnemen, zolang IK een te grote rol in mijn eigen leven krijgt te spelen. En dat is een gegeven dat elkeen ooit moet uitspitten. Alle ikken blijven gelijk, alle gijen veranderen. Dat kan niet.

Mijn stamkroeg, waar ik zo menig uur gesleten heb, gezongen, gefeest, gedanst, gelachen en geweend, wordt afgedaan als een kot voor Vlaamsgezinde onbenullen. Ja ik ben Vlaamsgezind, nee, ik heb dat niet op een onbenullige manier geuit. Het meerendeel van mijn medestudenten zal daar zelfs niets van gemerkt hebben: ik heb nooit een vergadering van welke vereniging terzake ooit meegemaakt. Ik heb nooit de Vlaamse Leeuw gebrald boven op een tafel, met bovendien godbetert de linkse vuist vooruitgericht, ik heb nooit een slogan op een muur gekalkt, ik heb nooit Diksmuide als bedevaartganger bezocht.

Ik was een pleziermaker, die de stress van de studie met enige pinten wilde bezweren, ik was een onzeker manneke, die veel lawaai maakte om de stilte te maskeren, ik was de grappenmaker met de rode neus, August in de arena, Fons in zijn foorwagen, de man met pijn in het hart, verdriet dat hij niet kwijt kon, vrienden die voor 98,23 % kameraden waren. Een eenzaat, omdat zijn hart nog geen vriendschap verdroeg.

De Bierkelder op de Oude Markt was de ideale krocht die mijn pijn kon verzachten. Ik heb er dan ook te veel gezeten. Maar ik kon het evenmin verhelpen dat er veel Duitse liederen gezongen werden, en geef toe, in koor zijn ze wondermooi, met een grote mate van Zehnzucht wanneer een tingeltangelpiano die zang begeleidt. Met dank aan Stein. Het was mooi maar is voorbij. Ik ben er nooit meer geweest.

En dan zag ik dat boekje staan. Het Leuvens Kroegenboek. En ik dacht: laat me die ene ontmoeting nog eens overdoen. Die ontmoeting met een Limburgs Oud-Student, die op een woensdagavond de kelder binnenstapte, en bij ons kwam zitten, met zijn vrienden, ongevraagd, maar vriendelijk en open voor een gesprek. Die man, hij heette Robben, staat in mijn geheugen gegrift, en nee, ik wil hem niet nadoen, maar ooit zal het gebeuren, en zal ik de kelder instappen, om te vragen, net als hij, hoe het is tegenwoordig student te zijn. En uit de antwoorden zal ik dan net als hij toen opmaken dat het studentenleven niet meer is wat het toen was. Dat ik een dinosaurus geworden ben, een man die een laatste keer de studentenkeet binnenstapt, waar hij zijn vriendinnetje door een waas nog even ziet zitten, haar hoort zeggen dat ze nog even wil nadenken, en terwijl ziet hoe ze naar een andere student kijkt, één van die 1,77 %, waar zij ook deel van uit maakt, en die vriend gebleven zijn. Meer dan kameraad.

Ik kocht dat boekje, en de oppervlakkigheid waarmee men diepgang tracht te creëren door platitudes tot filosofische wijsheden te verkleuren doet me denken aan het gros van de platvloerse gesprekken die daar gevoerd werden, net zoals in elk ander café. Zelden zat er enige diepgang in hetgeen we vertelden, maar het was lol, grote lol, en dat blijft me bij met een warmte die me nooit zal ontsnappen; de diepgang heb ik pas veel later gevonden. Bij sommigen, op andere plaatsen, in andere omstandigheden, in een andere wereld. Ik ben toen gegroeid, zoals elkeen, in modder, smurrie en stank. Maar ook rijke stinkers stinken, bedenk dat wel.

Mijn café wordt afgeschilderd als een nest van Vlaamsgezinden, van brallers en zuipers, en enige keren hebben we het zover geschopt, maar men vergeet in alle talen te zeggen dat we daar naast veel plezier tóch diepgaande gesprekken gevoerd hebben, dat we toch geleerd hebben dat als a gelijk is aan b, b niet noodzakelijk gelijk is aan a. Ik heb daar vriendschap opgedaan, en weer verloren. Ik heb daar minachting ondervonden, en respect. Ik heb daar lol gekend, maar ook vreugde zowel als verdriet. Het is een stuk van mezelf geworden, en het feit dat ik nooit meer op café ga zoals ik dat toen deed, met de mentaliteit van de stamkroegganger, wordt verklaard doordat ik toen, daar, intensief en intuitief geleerd heb dat mensen onbegrijpelijk zijn, ik inbegrepen. Ik moet ze niet meer op café leren kennen om te weten wie ze zijn. Het helpt echter wel als ik niets anders hebt.

Mijn kroeg heeft een uitbater gehad, die de zaak uitgezogen heeft, begrijp ik uit de tekst. Dat klopt als ik mijn overgebleven vrienden over "de Charel" hoor praten, de voorganger van de toenmalige uitbater, die blijkbaar perfect beantwoordde aan het basisvereiste van een goede kroegbaas: een persoonlijkheid, geletterd of niet. Dat een echte zakenman begin jaren '80 dan ook iets totaal anders gemaakt heeft van mijn stamkroeg, is begrijpelijk, maar spijtig. Want als ik op café zou willen gaan, wil ik dat meemaken in een keet, waar een halfgare student duitse volksliederen rammelt uit een gammele buffetpiano, waar je aan oude, bruingelakte houten tafels gezeten op in de lambrizering ingebouwde banken, bier drinkt uit potten met een oor, aan een democratische prijs, met een totaal gebrek aan decorum, behalve het essentiële, namelijk de bruine kleur. Je moet weten dat je daar een stukje thuis bent, dat het er stinkt naar de heerlijkste geuren, zijnde een mengeling van verschaald bier, verdampte sigaretten en pijpen, weggevloden parfum van beeldschone porren, en scheten van ajuinvretende studenten.

De cafés, echter, zijn niet meer wat ze geweest zijn.

Het boekje koester ik aan mijn hart, maar het doet ook zulk een onnoemelijke pijn te lezen dat een verzameling linkse studenten uit de jaren zeventig je hart vertrappelt om hun laatste gelijk te krijgen. Zij konden het toen al niet verkroppen dat we plezier zochten, we moesten het leed van de wereld dragen, en daar we dat definitief afgewezen hebben, of het tenminste op onze manier gedaan hebben, zonder de voorschriften van de gele stuurman te volgen, hebben zij de auteurs dan maar voorgelicht op de wijze zoals toen de linkse revolutie tot stand gebracht had moeten worden: stamp iedereen die voor je voeten loopt, uit de weg.

Wij worden dus afgeschilderd als Vlaamsgezinde, brallende, zuipende en hersenloze studenten. Het zou toch kunnen dat we iets anders waren. Maar dat paste niet in het beeld dat de inspiratoren van de tekst betreffende onze houding in gedachten hadden. De auteurs hebben mij grondig onrecht aangedaan. Een boekje om aan het hart te drukken, want in dit specifieke geval wil ik er graag...boven op dansen.
Het verstaat namelijk niets van mijn jeugd, van het groeiproces van een jonge student, die nog moest ontkomen aan zijn eigen wortels. Maar IK was er, zij waren er niet. Boeken kunnen toch ook klote zijn, hoor.

woensdag 11 maart 2009

Sabbe, Verschaeve en ...Carton de Wiart

Het betere boek in Vlaanderen is alleen maar te krijgen in de kringloopkringloop en op Ebay. Altans, als men op zoek gaat naar een oud, maar toch betaalbaar exemplaar van sommige boeken die echt de moeite waard zijn. Voor de laatste nieuwe roman van Suske Wiet ga ik al lang niet meer naar de boekhandel: de winkels liggen vol met nieuwe, maar zeer dure boeken die ik nog met tegenzin lees, daar ik reeds nooit de belangwekkende boeken uit het verleden verwerkt krijg. Spijtig voor al die schrijvers, maar alleen het beste zou nog mogen in de winkel komen. En wie gaat beoordelen wat ik, dan wel gij, het beste vind? Moeilijk vraagstuk.

Ebay heeft me een paar pareltjes opgeleverd:
  1. Van M. Sabbe: Taal en Kultuur uit Vlaanderen, 1924, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen.
  2. Van Graaf Carton de Wiart: Op reis door Congo, 1931, L. Opdebeek, Antwerpen.
  3. Van Cyriel Verschaeve: Vlaenderen, dagh en nacht denc ic aen u, 1943, Zeemeeuw, Brugge.
Maar ook vanuit kringloopland kwam er mooi werk:

  1. Meesters der schilderkunst, deel I, N.V. Etablissementen Joseph Soubry (jaar onbekend).
  2. Bertus Aafjes: De Mysterieuze Rechter Ooka, (1986?), Meulenhof, Amsterdam.
  3. Tone Brulin: De Honden, 1976, De Sikkel, Kapellen.
  4. Elisa Somemer en Ginette Delforge: De heldin van Scutari, 1978, Veritas.
  5. Réginald Moreels: Hoop voor de naakte mens, 1997, Lannoo, Tielt (gesigneerd en van opdracht voorzien door Réginald Moreels en Omer Tanghe op 1.10.1997)
  6. Marcella Baete: Jaren van Leem, 1995, Prometheus Amsterdam.
  7. Felix Timmermans: Begijnhofsproken, 1993, Davidsfonds, Leuven.
  8. Felix Timmermans: Schoon Lier, Begijnhofherinneringen, 1994, Davidsfonds, Leuven.
Triestig maar waar: beide Timmermansen zijn haast onaangeroerd. Bertus Aafjes, ook een bibliotheekkind, is vooraan wel gelezen, maar niemand heeft de moed gehad hem ook elders te benaderen. Boekje in perfecte staat. De heldin van Scutari, die ook uit een bibliotheek gevallen is, werd wel eens naar de dansvloer geleid, maar alvlug geruild voor een blonder exemplaar. Réginald Moreels heeft zijn gebroken rug opgelopen in privé-bezit, en bevat een dubbele handtekening van de auteur en zijn interviewer. Hij is, aan zijn uiterlijk te zien, één enkele keer gelezen geweest. En Marcella Baete is degelijk en wel gelezen, dat zie je aan haar rug en aan de zwarte verkleuringen van de randen van de bladzijden.

Alleen Tone Brulin heeft in zijn carrière echt afgezien, maar hij was geïncarneerd als een schooluitgave. Het is niet goed auteur te zijn in Vlaanderen, denk je dan maar. En Meesters der Schilderkunst is in zijn verschijning wel in zijn uiterlijk aangetast, maar daarin heeft de stofwikkel zijn werk perfect gedaan: het boek zelf is vlekkeloos, alleen is het spijtig te noemen dat een aantal afbeeldingen niet aanwezig zijn. De eigenaar had ze niet ingekleefd, en vermoedelijk zijn er een aantal de grond opgegaan bij het nakijken van de boeken in de winkel, of hebben minder scrupuleuze klanten deze in een ander boek gefoefeld (hetgeen ik ook al heb zien gebeuren, helaas) om ze alzo mee te tsjiepen. Maar het blijft een prachtig boek.

woensdag 4 maart 2009

Het Spuigat

En het loopt er niet uit, nee, het loopt er in. Per kubieke meter. Mijn Blumengarten is een spuigat geworden. Alleen in Oostende begrijpen ze ten volle wat dat wil zeggen. Als het windstil weer is, geeft niemand daar wat om, maar wee als het stormt. Dan loopt het maar beter de spuigaten uit. Zou ik mijn bibliotheek dan maar het Spuigat noemen? Hm, dat klinkt natuurlijk niet zo romantisch als Blumengarten.

Maar hier is het anders. Ik ben vandaag met 25 titels naar huis gekomen. Een korte opsomming, for the record.

  1. Hondenkunstjes, door Kapitein Arthur J. Haggerty en Carol Lea Benjamin
  2. Don Bosco, door Jijé
  3. Snoecks Almanach jaren 1979, 1980, 1995, 2001, 2004 en 20o7
  4. Het Evangelie van Thomas, door E. Van Ruysbeek en M. Messing
  5. Geloof, Waarheid en Tolerantie. Het Christendom en de Wereldgodsdiensten door Jozef Ratzinger
  6. Léopold III, Roi des Belges, door Georges-H. Dumont
  7. Capriolen, door Godfried Bomans
  8. Allerlei redenen om te zwijgen, door Fernand Auwera
  9. Adriaan Brouwer, door Felix Timmermans
  10. Ontmoeting in Venetië, door Rosita Steenbeek
  11. De gestolen Broche, door Chris De Stoop
  12. Louis Paul Boon, Tedere Anarchist, door Paul De Wispelaere
  13. De Française, door Gerard Walschap
  14. Barnaby Rudge, door Charles Dickens
  15. De rode cirkel, door Maria Verheij
  16. De ster die blonk, door Marcella Baete (twee maal, want beide gesigneerd)
  17. Ze zeggen dat ik gek ben, door Marcella Baete
  18. De Grote Freak Show
  19. Calypso, door Vincent Bal en Johan De Smet
Er zijn een paar interessante dingen bij. Ik vernoem een eerste editie van Gerard Walschap, alleszins, dat hoop ik toch. De Française werd geschreven in 1957, en dit boek is de Elsevieruitgave uit 1957. Als er specialisten zijn die me dat kunnen bevestigen of ontkrachten, ze mogen, niets zo vervelend als denken dat je iets moois gevonden hebt. Het boek zelf is in uitstekende staat, de stofwikkel heeft enige slijtage ondergaan. Er staat nu door de aankoop een stempeltje in, en in al mijn boeken breng ik mijn ex-libris aan. (toevoeging op 12 maart. Ik ben er nu zeker van: het is een eerste editie, vanwaar: iets jippie-achtigs...)

Een andere schoonheid is Don Bosco, stripverhaal waarvan ik in mijn jeugd een oudere versie van Dupuis gelezen heb. Deze is een luxe-uitgave, hardcover in veelkleurendruk, als zesde volledig herziene uitgave verzorgd door de Don Boscocentrale V.Z.W. Jijé tekende (tekent nog steeds) voor het tekenwerk. Het boek is in quasi onberispelijke staat. Om te bewaren.

Een hoogst interessant gegeven is Het Evangelie van Thomas, een tweede druk (1991) van de tweede herziene uitgave van Een Klein Thomas-Evangelie uit 1985. Er zijn nog wel meer evangelies te raadplegen, niet in de minste mate zorgt het evangelie van Maria-Magdalena voor de nodige ophef. Alleszins is zij een vrouw, en dus werd ze monddood gemaakt. Wat zij geschreven heeft zal misschien tussen de regels ooit ergens door iemand bij bepaalde passages gelezen kunnen zijn als net "over de schreef". En vrouwen die zich met dingen als geschiedenis en kerkelijke aangelegenheden bezighouden... E. Vanruysbeek en M. Messing leverden puik werk.

Als men dan in 1945 een handschrift vond dat kon toegeschreven worden aan Thomas, ja dan zijn we er natuurlijk. En hoe zit het met de geschriften van Judas? Of is die te jong van ons henen gegaan? Ik ben echter reeds blij met mijn Thomas-versie, en hoop weer iets bij te leren.

Nog een topper bij in mijn bibliotheek (topper naar mijn normen, wel te verstaan, de inhoud is voor mij meestal belangrijker dan het feit dat ik een onberispelijke editie van pakweg een Don Boscostrip te pakken heb gekregen): Léopold III, Roi des Belges van Georges.-H. Dumont is een standaardwerk over de Koning. Ik stel echter op dit ogenblik vast dat de Statiefoto van de Koning, naast de titelbladzijde uitgescheurd is... Wie doet nu zo iets? Het doet inderdaad niets aan de inhoud af, maar het boek is verminkt. Spijtig, maar het blijft wel een topwerk.

In tijden dat Hij nog voluit Joseph Ratzinger heette, heeft Hij een boek geschreven over Geloof, Waarheid en Tolerantie tussen de grote wereldgodsdiensten. Omdat Hij ondertussen Benedictus XVI geworden is, is dit boek aan een revival toe, maar dit exemplaar is zoals zovelen in de kringloopwinkel terechtgekomen, zonder dat iemand het Woord tot zich genomen heeft. Hoera, en spijtig tegelijkertijd. Een onberispelijk werk te meer, maar als ik het lees is dat natuurlijk niet meer zo.

Als de Adriaan Brouwer van Felix Timmermans even vlot leest als zijn Pieter Bruegel, zal ik er weinig moeite mee hebben. Als Marnix Pocket nr 56 is hij maar half zo volumineus als zijn evenknie. Ik ben nieuwsgierig.

Even ongelezen is Louis Paul Boon, tedere anarchist van Paul de Wispelaere. Heerlijk, dus.

Nog eentje, even onberispelijk als ongelezen: Barnaby Rudge van Charles Dickens. Een zeer verzorgde uitgave van Reader's Digest. En zoals dat past voor een werk van Dickens zijn de originele pentekeningen integraal in de tekst verwerkt. Ze zijn magistraal.

Maria Verheij schreef op zestienjarige leeftijd een roman... De Rode Cirkel. Ik kan niet wachten om te vernemen wat een zetienjarige in 1992 te vertellen had. Anderen hebben duidelijk wel gewacht.

Van De ster die blonk heb ik meteen twee exemplaren gekocht, omdat ze beide gesigneerd zijn. Helaas is dit exemplaar ééns te meer niet gelezen. Ze zeggen dat ik gek ben: dat werk heeft tenminste zijn nut gehad. Het boekje is niet gesigneerd, wel gelezen. De passage over de koffieklets, en het gedicht dat ze voor Douwe Egberts schreef zijn guitig. Dat belooft voor de rest van het werk van Marcella Baele.

Ik geloof dat ik vandaag veel leuks, moois en aangenaams opgeraapt heb. Maar...
kan iemand mij dertig jaar extra bezorgen om dat allemaal te lezen?

dinsdag 3 maart 2009

Der Blumengarten

Omdat LibraryThing uiteindelijk niet aan mijn verwachtingen voldoet, omdat ik me niet op mijn gemak voel in een omgeving van door gereformeerden gevormde polemiekers die elke discussie tot een punt en komma-aangelegenheid omvormen, en omdat ik nu eenaal een eigengereid mens ben, heb ik het pubuliceren op die website stopgezet. Ik ga nog wel af en toe het forum lezen, maar ik engageer me tot niets meer. Ik heb in een doodeenvoudig Excel- en Wordformaat een eerste aanzet gedaan om mijn eigen bibliotheek te organiseren. Met alle gebreken van dien, maar het zijn door mij gecreëerde gebreken, en ik kan er mee leven. Dat moet dan maar volstaan voor de rest van de wereld.

Vroeg of laat zal ik een geïntegreerde vorm van deze bibliotheek op het web publiceren, en hoe dat dan weer zal moeten gaan, daar weet ik nog het begin niet van. Alleszins wordt het een mengeling van een zuiver classificatie-systeem in Excel, en een commentaarsectie in Word. Het geheel is de primaire Bibliotheek Blumengarten.

In de nacht van zaterdag op zondag begon bovendien het licht te schijnen. Ik heb van dat licht zelfs wakker gelegen. En ik kwam tot het besluit dat het langzamerhand tijd werd mijn oude droom waar te maken: hieruit moest een literair kind geboren worden. Het moet echter nog negen symbolische maanden in de moederschoot doorbrengen, en misschien is deze literaire dracht zelfs een ezelsdracht. Maar ze moet er komen.

Om u een voorsmaakje te geven van hetgeen in de wieg zal komen te liggen, geef ik u een proeve van een tekst zoals ik die onlangs geschreven heb, niet met het doel hem te publiceren, maar plannen worden nog al eens omgegooid. De bespreking van twee tijdschriften, Vandaag 11 en 12 van 1965 en 1966 staat in contrast met mijn bespreking van deze tijdschriften een maand of wat geleden in deze blog. Zoek de 77 verschillen.

De Bruna Zwarte Beertjesreeks leverde mij onlangs een verrassende ontdekking op. Jan Romijn bracht een literaire verzameling van nieuw werk van Vlaamse en Nederlandse schijvers samen onder één band, en drukte de kosten door via een sterke verdeler zijn produkt aan de man te brengen: Bruna. De oorspronkelijke idee om deze publicatie als tijdschrift uit te brengen dateerde reeds van 1944, maar de eerste drie nummers waren nog illegaal, omdat de bezetter er niet echt achter stond. Vanaf 1945 was alles echter legaal, en men kon het hoofd tot 1950 net boven water houden. Dan moesten er oplossingen gezocht worden, die gevonden werden in een fusie met De Gids. Dat liep niet echt van een leien daakje, en in 1955 werd uiteindelijk Vandaag geboren, waarvan ik de nummers 11 en 12 van 1965 en 1966 op de kop getikt heb.

Spijtig genoeg heb ik over de integratie in Bruna geen relaas, maar ik vermoed dat Jaap Romijn op zoek was naar andere horizonten, en dat hij dit in het laatste nummer dat onder zijn uitgeverschap verscheen nog niet met zoveel woorden kon vertellen. Ik citeer letterlijk: "Ik moet dus mijn rol in Vandaag aan een ander overlaten van wie ik hoop dat hij, tezamen met Frans De Bruyn en Oscar Timmers, aan Vandaag een krachtiger functie in het nederlands letterkundig leven verlenen zal dan ik heb gekund of ook maar nagestreefd." In Leeuwaarden wisten ze alleszins meer.

Tot zover de geschiedenis zoals ik die uit de korte inleiding van het nummer 11 meende te ontdekken en af te leiden. Er staan grote namen in, en zonder een saaie opsomming na te streven, vernoem ik
L.P. Boon, C. Budding, Gaston Burssens, Remco Campert, Karel Jonckheere, Hugo Raes, Clem Schouwenaars, Jos Vandeloo en Jan Walravens. Destijds zocht de samensteller werkelijk het beste van het beste.

Ik bespaar u de bloemlezing uit de namen van het nummer 12, omdat er vele dezelfde zijn, maar de andere zijn toch ook meer dan behoorlijk. Ik heb in datzelfde nummer 12 een paar intrigerende gedichten gelezen.

Het was toch 1966, niet? Dat betekent voor mij als Vlaming de mijnstaking, de rijkswacht in Zwartberg, de straatrellen, en de paar doden. De daaropvolgende schoolstakingen, de informatiesessies met mijnwerkers, en een eerste kennismaking met geel communisme. Amada zou later de kop opsteken. Uiterst links was zich aan het organiseren.

Dat betekende ook de toespraak in de eetzaal van het College door een hese mijnwerker, die door een lepe priester-leraar in de knel werd gepraat, en als een stuk onbenul van het podium werd gejaagd. Zo kwam er het einde van de schoolstakingen, en de terugkeer naar de schoolbanken.

We vermoedden ook het succes en het mislukken van de latere slogan "Arbeiders en studenten: één front". Want de priester had het handig aan boord gelegd. Zelfs het brutale antwoord van de mijnwerker op zijn vraag, of hij dan dacht dat deze studenten volgende week nog iets zouden overgehouden hebben van zijn betoog, maakte geen indruk op hem. 'Gien kloete, menier pastoer', zei de brave man met een Kempisch accent, en uit zijn gelaatsuitdrukking kon je de volgende seconde reeds afleiden dat hij zijn eigen fout inzag. Hij werd publiek afgemaakt, maar hij had wel gelijk: we wisten er weldra gien kloete meer vanaf, op een aantal Pre-Amadezen na. De eeuwige roem die deze man vergaarde school niet in zijn engagement, maar in zijn mislukking. Vandaag nummer 12 betekent voor mij '66. Mei '68 loerde om de hoek. Ford, en de mijnstakingen zouden nog wat later de wereld definitief veranderen.

Deze tekst heeft hier en daar nog wat aanpassingen nodig, de struktuur moet verbeterd worden, maar het is het ruwe werk. Geschreven met een televisie als concurrent, en de klok als toezichtshouder. Zo staat het er nu, maar nog lang niet definitief. Het is wel totaal anders dan mijn bespreking van weleer.