Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

zaterdag 21 februari 2009

Bertien Buyl

Dat is nu iets wat me plezier doet. Vandaag heb ik een beetje rondgesnuffeld om gegevens te vinden over een aantal Vlaamse auteurs, en kwam als bij toeval bij Jan Vercammen terecht. En verdorie, met enigzins rode schaam op mijn kaken stelde ik vast dat Ria Scarphout de Jan in kwestie uit Potdommetje binnenskamers Vercammen noemde. De wereld is klein, deze jongen moet nog veel leren.

Net zoveel plezier beleef ik aan het feit dat Louis Jacobs zijn lijst van biografieën uitgebreid heeft met Bertien Buyl. Zodat deze vriendin van Ria nu ook haar rechten krijgt in vlaams-literaire kringen. Alleen zou ik graag ook weten wanneer Ria overleden is, ergens in december 2008, heb ik begrepen, maar het moet zowat rond de 14de geweest zijn. Zekerheid heb ik niet, maar ik zou het toch op prijs stellen dat te mogen weten.

Nog een andere ontdekking is de figuur van Jan De Belder. Dichter, en echtgenoot van Line Lambert.

Dat allemaal om te zeggen dat een oude verzuchting van mij meer en meer om vervulling smeekt: mijn geheugenschijf raakt vol, of werkt trager dan enige jaren geleden, en er moeten dus hulpmiddelen gevonden worden om een naam te binden aan de boeken en tijdschriften waar ik ze gevonden heb. Een huzarenwerk, dat ik graag in een Wiki-omgeving zou willen realiseren. Dat betekent samenwerking met zovele naamloze medewerkers, maar ook oncontroleerbare gegevens, die echter door de sociale controle van het systeem op de lange duur wel aanleiding geven tot een globaal betrouwbare gegevensbank.

Toch veel dank aan mijn vriend Louis, en ook aan mijn vriend Dominiek, beide voor hun kwaliteiten die ze wel kennen.

woensdag 18 februari 2009

Albe, aan boord van het woord, door Hendrik Diddens

De wievragen. wie is Albe? Wie is Hendrik Diddens? Bijkomende vraag: hoe lang is het geleden dat ik de verzamelde werken van Albe kocht, en hoopte ze snel door te nemen? Ik weet zelfs niet meer of ik van hem in deze blog melding maakte, of in mijn papieren dagboek.

Maar Tante Google leert je een heleboel dingen over deze in Mechelen geboren Vlaamse Reus, die zich opvallend door het landschap heeft voortbewogen. De hele zwik droge gegevens laat ik dan ook volkomen achter me, daar hebben anderen een geschikter medium voor gecreëerd dan deze blog. Zoek het maar zelf uit hoeveel je van hem wil weten. Een tip: Louis Jacobs heeft een puike literatuurlijst ter beschikking. Ik heb wat anders bij de hand.

Deze ochtend, ergens in Oost-Vlaanderen, gingen de ogen van deze jongen plots groot open. Wat zag mijn lodderig oog? Ik hield het niet voor mogelijk, en moest nog eens kijken. Voor mij lag, begraven tussen allerhande Artis- en Elsevieruitgaven over wijn, breien, de grachten en sloten in Vlaanderen en Goede manieren van 50 jaar geleden, wegens het formaat: Albe Aan boord van het woord, door Hendrik Diddens.

Dit boek werd samengesteld ter gelegenheid van de viering van zijn zeventigste verjaardag in het kasteel van St.-Maria-Oudenhove door de vereniging "Kunstenaars voor de jeugd", waarvan hij voorzitter geweest is. Als de viering inderdaad op of rond zijn verjaardag gehouden werd, moet dit dus in de vroege zomer 1972 geweest zijn. Aan alle tijdens de academische zitting aanwezige leden van de vereniging werd een exemplaar van dit boekje aangeboden. Een beperkte oplage, niet commercieel ingezet. De gloednieuwe eigenaars konden aldus hun naam onderaan de colophon inschrijven.


Het exemplaar dat ik nu in mijn bezit heb, is niet ondertekend, en de vraag blijft dan open waarom niet. Ik neem aan dat de leden van dezelfde vereniging trots zouden geweest zijn dit boekje te hebben mogen ontvangen, en ik zou er zeker mijn naam in geschreven hebben, als de organisatie het dus niet zelf deed. Bovendien zou ik de kans niet gemist hebben aan de auteur en aan de gevierde kunstenaar te vragen het boek te signeren. Niets van dat alles.

Dus vraag ik me af of dit een restexemplaar is, dat na de viering in een stoffige doos is terecht gekomen, die jaren op zolder gestaan heeft tot de vereniging opruiming gehouden heeft, en dit prul afgestaan heeft voor het goede doel, gelukkig. Op zijn minst gezegd een rare kronkel om voor waar door te kunnen gaan.

Of de eigenaar was niet echt geïnteresseerd, en dat blijkt uit de uitstekende staat van het boekje, dat in zijn bijna zevenendertigjarig bestaan alleen een paar ouderdomsvlekken vertoont op de achterkant. Geen leessporen, behalve de geplooide rug, die bewijst dat het boek op de foto's opengegaan is, en slechts een stockeringsslijtage van de randen van het boek (het heeft gelegen, zoveel is duidelijk). Ook een ezelsoor bewijst dat de stockering niet altijd zorgvuldig gebeurd is.

Enige mooie zwart-witfoto's stofferen de tekst, en ook een afdruk van de partituur van Paradijsvogel, gedicht door Albe, met muziek van Lodewijk De Vocht maken het geheel interessanter.

Het kwaliteitspapier, de uitgebreide bibliografie, de vermelding van de gedichten op muziek, de literatuurlijst en niet in het minst de colophon maken het boek als geheel af.

Hendrik Diddens, in het mechelse ook niet onbekend, zo leert een zoektocht door internet, heeft mooi werk afgeleverd. Hij is een literatuurkenner, die heelwat geschreven heeft. De figuur van de paradijsvogel, op de omslag mooi in een art-nouveauversie gezet, komt binnenin tot leven in een prachtige afdruk van een manuscript van Paradijsvogel, en geeft aldus op subtiele wijze aan welk het voornaamste gedicht van de schrijver moet zijn.

Dit is een prachtige verovering, enkel het stempeltje, waaruit je kan opmaken dat ik dit boekje meegenomen heb tegen de prijs van één euro per kilo, is weer een kleine degradatie van dit literair juweeltje.

Heerlijk, hoewel het avond is, wil ik weer zingen van Oh what a beautiful mornin'... En om in dezelfde geest af te sluiten als deze Oklahoma-song mij oplegt, hoe kon ik in de vroege ochtend van mijn ontluikende literaire interesse weten, dat Kapitein Zeldenthuis niemand minder was dan de hierboven genoemde Vlaamse Reus?

Oh what a beautiful mornin'...

There's a bright golden hage on the meadow,
There's a bright golden hage on the meadow,
The corn is as high as an elephant's eye,
An' it looks like it's climbin' clear up to the sky.

Refrain:
Oh, what o beautiful mornin',
Oh, what a beautiful dag.
I got a beautiful feelin'
Ev'rything's goin' my way.

All the cattle are standin' like statues,
All the cattle are standin' like statues,
They don't turn their heads as they see me ride by,
But a little brown mad'rick is winkin' her eye.

Refrain

All the sounds of the earh are like music,
All the sounds of the earh are like music,
The breeze is so busy it don't miss a tree,
And a ol' weepin' willer is laughin' at me.

Refrain


- Oh, What A Beautiful Mornin’ lyrics

Afgezien van het feit dat Louis Bromfield in zijn "Pleasant Valley" deze tekst als inleiding van zijn boek nog voor het voorwoord plaatst, en ik in de door Tante Google geleverde versie een variante vind in het woord "hage", Tante zegt "haze", maar wat kan me dat schelen, voel ik me zoals de farmer uit Oklahoma, op zijn paard terwijl hij de was-ophangende vrouw met welgevallen bekijkt en toezingt.

Om maar te zeggen dat mijn dochter begin augustus reeds een tweede Blumenhoffer ter wereld wil brengen.
En ja, dat doet me zingen, dansen, lachen, wenen...

dinsdag 17 februari 2009

8 titels fictie, of bijna

Dit is het vervolg van 11 februari. In de prismareeks is er een boekje verschenen, dat mijn aandacht trok: Het boek Merlijn van T.H. White. Achteraan staat de verantwoording voor het bestaan van het ding. Het boek Merlijn, in 1977 teruggevonden in de nalatenschap van de auteur, sluit rechtstreeks aan op de vier boeken die te zamen Arthur, koning voor eens en altijd (P1261) vormen. Een korte blik binnenin leert me alvast dat ik te doen heb met een geschifte versie van de Arthursage. Aangezien ik in een recenter verleden nog enige interesse vertoond heb voor deze materie, trok de titel me wel aan, maar ... eh, ik weet het niet. Eerst maar eens P1261 bekijken, misschien wordt het toch wel iets tussen ons twee, misschien niet.

Nog een Vlaamse pocket is De parochie van miserie van John Wilms. Een levendige beschrijving van het Antwerpse St.-Andrieskwartier. Leuke tekeningen van volkse figuren, hun leven, hun werk, hun tijdsbesteding, hun kultuur. Prachtig werk.

Nog een MS-liga aangelegenheid: 10 sleutelfiguren, ten voordele van de vlaamse MS-Liga v.z.w. Met werk van Kid Coco, Frank De Boosere, Walter De Buck, Paula D'Hondt, Jos Ghysen, Jan Hautekiet, Kristien Hemmerechts, Mimi Smith, Jan Van Rompaey en Johan Verminnen. Niet geheel vrijblijvende literatuur. Het stukje van Jos Ghysen heb ik meteen gelezen, en je kunt er zo de meester in herkennen. Zeg nu niet dat ik een onbegrensde adoratie voor de meester heb. Dat is veel te kleintjes uitgedrukt.

Een onberispelijk boekje is Slapende honden van Piet Van Aken. Onaangetast door het talrijke bibliotheekpubliek, dat dit boekje massaal in de rekken heeft laten staan. Maar ja, wat wil je, er moeten nog zoveel buitenlandse auteurs gelezen worden, je kunt begot nu toch geen authentieke Vlaamse oude knakkers gaan op je verlanglijstje zetten, laat staan in je blog schrijven dat je ooit van zo iemand ook maar een letter zoudt gelezen hebben. Piet Van Aken, dat is toch Klinkaart, eh? Joat, joat. Genadevol aan één of twee schoolmeesters uitgeleend, of beter, genadevol door één of twee schoolmeesters geleend, en afgevoerd. Bibliotheek RLNS te gent heeft het werk op 27 februari 1968 in zijn bestand opgenomen. Net éénenveertig jaar later ziet het er even fris uit. Wie is er verbaasd dat onze auteurs blij zijn met de verkoop van 1.000 boeken?

Een bundel debuten. Op de omslag staat een tuiltje gele tulpen bijna verlept te zijn. Het was dan ook ter gelegenheid van 100 jaar Albert de Lange, en het boekje is zo iets dat me intrigeert. Debuten. Dit zijn er acht. Zou er één bij zijn die een vervolg gekend heeft? Ik ga het straks op internet napluizen. Tante Google weet meestal wel enige antwoorden te vinden. Hun namen en hun levenswandel tot 1981, jaar van uitgave, zijn bekend. Wat er daarna van hun literaire ik geworden is, wil ik ook weten. Anne stins, Mees Houkind, Robert J. Kok, Leila Rodd, Ron Heidrich, Sjef Lagro, D.F. Larsen. Alleen Kok wil de klepel in beroering brengen, maar of de klok nog gestemd is, weet ik nog niet.

Dan Brown. Het Juvenalis Dilemma. Driemaal is scheepsrecht, en de Da Vinci Code, en het Bernini Mysterie moeten er vroeg of laat ook aan geleven. Want driemaal is scheepsrecht.

Nog een beetje jeugdsentiment? Elke zaterdagmorgen hield Meester Armand bibliotheek in de klas. dan legde hij de boeken op de trede, en mochten de jongens in groepjes gaan snuisteren en rommelen en kiezen tot het leukste boek naar boven gegraven was, en meegenomen werd voor lektuur. De daaropvolgende zaterdag moesten een paar snaken hun boek vertellen, en werden de boeken heringezameld en heruitgedeeld. Prachtige boekenliefdeaankweekmethode. En het heeft gewerkt.

Dit boekje zat er waarschijnlijk ook tussen, ik associeerde het van bij de eerste aanblik daarmee, en als mijn geheugen me in de steek laat, is de herinnering nog steeds mooier dan de werkelijkheid, zodat ik geen enkele aandrang voel tot corrigeren naar een lager ingeschatte werkelijkheid. De Boeren van Olen van Auctor, alias Jan Bruylans is een uitgave van L. Opdebeek Antwerpen, met tekeningen die zo het vierde leerjaar naar boven roepen. Opdebeek is Meester Armand. Sentiment is respect. Boekenliefde is zaterdagmorgen. Stan Van Offel zij geprezen.

Boekenliefde kan alleen maar bestaan als de aankweekmethode werkt. Klas 4ASO KTA uit Brakel
heeft zijn eerste moment de gloire op 22 januari 2006.

Welkom in ons sprookjesbos, zo luidt de aanhef van het boekje "Het Magische Sprookjesboek". Omdat we graag onze fantasieën met jullie willen delen hebben we dit boekje samengesteld. Het begon als een gewone schrijfopdracht, maar die groeide uit tot een heus project, ons sprookjesproject. We kregen het idee om deze sprookjes te bundelen, zodat jullie ook kennis kunnen maken met onze sprookjeswereld. Onze tekeningen zijn niet alledaags, ze zijn geïnspireerd op de avant-gardistische kunst, waarmee we kennis maakten op de tentoonstellling "Europalia". Veel leesgenot.

Heerlijk hoe opgroeiende kinderen een sprookje verzinnen. Met alle clichés vandien. Luister naar de aanhef van die sprookjes.

- Héél lang geleden was er eens een heks. Ze woonde in een groot kasteel.
-Er was eens een meisje met bruin krullend haar. Haar naam was Anja. Ze was heel mooi en lief.
-Heel lang geleden, in de tijd dat men nog in heksen geloofde, leefde er een meisje, Hanne. Ze leefde samen met haar 4 broertjes en zusjes in een hutje aan de rand van het bos. Haar ouders waren gestorven.
-Er waren eens lang geleden twee zusjes die Lelietje en Tulpje heetten. Hun moeder had hen zo genoemd omdat er in hun tuintje altijd lelies en tulpen groeiden. Ze beschikten over bovennatuurlijke krachten.
-Lang geleden in een klein, afgelegen dorpje woonde een mooi jong meisje.
-Er was eens een mooi jong meisje, Tina.
-Er was eens heel lang geleden een koningin die haar dochterjte moest verbergen omdat er oorlog heerste tussen haar man Koning Artuur en Koning Karel.
-Er was eens een mooie jonge prinses met lange blonde haren en ogen zo blauw als de lucht.
-Er was eens in een land ver hier vandaan, een meisje.
-Er was eens in een land dat niemand kende, een heel knappe prins die op zoek was naar een meisje met veel geld.
-Er was eens in een land dat men nu niet meer kent, een heel knappe maar eenzame prins die Elderick heette.
-Er was eens een kleine jongen. Hij had een rijke familie en was in feite een gehoorzaam baasje, maar soms ook koppig.

Dat zijn ze allemaal.

En bijna allemaal beantwoorden ze aan hetzelfde stramien: ze beschrijven het hoofdpersonnage, en diens levensomstandigheden. De actie of verdere duiding begint onmiddellijk daarna. Alles gebeurt in een land hier ver vandaan, en heel lang geleden. Heel soms is er zo maar eens een kind, ergens, ooit.

Het is heerlijke, ietwat naïeve lektuur, maar zo puur, zo echt. Scholen moeten dat meer doen. Stijloefeningen geven, en de leerlingen voor het blok zetten: doe het goed, want wat je schrijft, wordt ook echt gepubliceerd.

woensdag 11 februari 2009

7 titels non-fictie

In de reeks Fleurboeken ben ik vandaag ook "100 kamerplanten" van Cees van der Ploeg tegengekomen. Spijtig genoeg is het getaal honderd het dubbel van 50, zodat de tekeningen, echt wel van kwaliteit, een stuk kleiner uitvallen, omdat men het volume van de boekjes gelijk wil houden, zodat, om voldoende tekst te kunnen leveren, de illustratie een stuk kleiner en daardoor minderzeggend wordt. Maar toch nog steeds interssant.

In dezelfde atmosfeer ook het boekje "Kruiden, gezond en smakelijk" van de uitgeverij M&P Meert. Raar is dat een auteur niet opgegeven wordt, enkel de illustraties schijnen van iemand te zijn: pentekeningen van Kees Schalken.

Iemand heeft nooit behoefte gehad te weten welke kruiden in de soep of bij de kip moeten, want het boekje is ongeschonden doorheen het jaar 1989 geraakt, en ook alle nakomelingen van datzelfde jaar hebben niet de minste indruk gemaakt. Smakelijk.

Totaal verschillend hievan, moet het Pausdom ook nog bestudeerd worden. De ware geschiedenis van de Pausen, van Jean Mathieu-Rosay is een boek, oorspronkelijk in het Frans uitgegeven, en in 1993 in het Nederlands verschenen. Ik heb nog ergens een pocket liggen met een vergelijkbare inhoud, maar deze lijkt enigzins meer geschiedenis in zich te hebben. Vergelijken wordt dus de boodschap.

Nog non-fichtie is het prisma-boek Monte Cassino de historische veldslag van Charles Connell. Een bijzonder tot de verbeelding sprekende slag uit de Tweede Wereldoorlog, en het lijkt me wel wat daar de juiste achtergronden van te leren kennen.

Helemaal te gek voor woorden: ik koop een boek over wielrenners! Velo-Gotha, met steun van Lotto en Het Nieuwsblad Sportwereld uitgegeven, onder redactie van René Jacobs, Hector Mahau, Harry Van Den Bremt en René Pirotte in 1984 op de markt gegooid als hardcover. gelukkig maar voor de stevige bouw van het boek, want de laatste eigenaar was een echt sportliefhebber, die de bladeren bruingelezen heeft. Iets wat ik ook graag zie. Inhoudelijk een schat aan fotomateriaal over wielrenners van alle landen, die een vernoeming is dere wielrenners-encyclopedie verdienen. Een prachtig boek dat een nieuwe, vervolledigde, aangevulde en gemoderniseerde editie verdient. Het voorwoord is van Eddy Merckx, en deze krijgt bij de naam Acou ook nog een extra vermelding: Lucien Acou wordt behalve als wielrenner ook vermeld als technisch raadgever van de Belgische Amateurs. Claudine, één van zijn dochters, zo leert de wielersportleek die ik ben, huwde in december 1967 met Eddy Merckx. Ah, Claudine Merckx... zij had al een naam. Weer wat bijgeleerd. En de reeks statistieken achteraan is ook reuzeïnteressant.

Nog non-fictie is het boek van Rita Ghesquiere: Het verschijnsel Jeugdliteratuur. Een wetenschappelijke ontleding uit 1982 over alles wat jeugdliteratuur aangaat. Uitgegeven bij Acco. Gewoon interessant.

De laatste non-fictie is de Snoecks '82. Zeer mooi geconserveerd exemplaar, dat me, en denk nu niet dat ik een viezentist ben à la Boontje, opviel door het obligate bloot, dat in 1982 als een levensnoodzakelijk element in dergelijke almanaks moest voorkomen om modern te zijn. Een stuk interessanter is de literatuur die er beschreven en gepromoot wordt. Namen, foto's, feiten, bloemlezingen... heerlijk. Ik ben een fan van Snoecks geworden.

Morgen of zo vul ik dit aan met een reeks van 9 titels fictie.

zondag 8 februari 2009

De Naam van de Roos

Ik houd van enig latijn in een boek, zonder dat in de auctoriële tekst een vertaling te vinden is. Dan komt die via voetnoten wel bovendrijven, of moet je op zoek naar degelijke en deugdelijke vertalingen. Voor iemand die zoals ik geen Latijn gestudeerd heeft, en die zelfs Duits te moeilijk vindt omwille van de naamvallen, die hij maar niet meester wordt, ook niet na veertig jaar, is dat niet altijd voor de hand liggend. Toen ik een tijd geleden een kort zinnetje wilde vertaald zien van het Nederlands naar het Latijn, kon geen kat me helpen. Zelfs zij die hun Oude Humaniora afgemaakt hadden, konden de klus niet klaren. Spijtig dacht ik, maar het leven gaat natuurlijk verder.

Tijdens discussies op LibraryThing werd ooit een zinsnede aangehaald, die klaarblijkelijk reeds alle varianten doorworsteld had, maar die het meest populair werd gebruikt als: met een boekske in een hoekske. Een ziekte waar ik reeds van in mijn kindertijd aan lijd.

Hoe aandachtig je ook Umberto Eco moet lezen, wordt me nu in dit éénvoudige voorbeeld wel duidelijk. Dit mysterietje is oplosbaar, maar bij de voorgaande lecturen van deze roman is me de uitdrukking niet echt opgevallen: ik was te gehaast om het echte boek aan te vatten, zodat ik me de moeite nooit genomen heb om te onderzoeken wat die latijnse uitspraak nu eigenlijk te betekenen heeft of had. Ze staat nochtans in de voetnoten duidelijk verklaard.

Op bladzijde 11 van de elfde druk van april 1985 van Bert Bakker sluit de auteur zijn nochtans niet betekenisloze inleiding over de oorsprong van zijn roman af met de volgende zin:

Want dit is een geschiedenis van boeken, niet van beslommeringen van alledag, en onder het lezen zullen we wellicht de neiging voelen om met de grote navolger Thomas a Kempis te zeggen: 'In omnibus requiem quaesivi, et nusquam inveni nisi in angulo cum libro.'

Voor de vertaling verwijst men naar pag. 523 e.v., en daar leer ik tot mijn jolijt de vertaling doorgronden:

'In alles heb ik rust gezocht en ik heb die nergens gevonden
dan alleen in een hoek met een boek.'


Niets hoekske met een boekske. Die taal gebruikte de grote Thomas a Kempis niet. Maar het is natuurlijk wel begrijpelijk dat we de groten graag naar onze hand zetten, dat we van hen onze vrienden maken, die we nog zo vriendschappelijk een klap op de schouder verkopen onder een luidkeels: "Ah, den Tom, en nog een boekske gelezen de laatsten tijd, jong? of moest ge in het hoekske gaan staan misschien?" waarna het café brullend van het lachen het volgende rondje aansnijdt. Nee, niets voor mij.

Eco is echter een intellectueel en een erudiet. Hij is bovendien een Italiaan, en hij houdt ervan mensen mysteries voor te leggen. Hij weze erom geprezen, voor alle vier die eigenschappen. En als hij teveel mensen om zich heen merkt, die de mysteries niet doorgronden, heeft hij natuurlijk reden en stof genoeg om een nieuw boek te schrijven, een mysterieus boek vol met uitleg over de mysteries die hij eerder in de wereld rondgestrooid heeft, en die hij nu dus kan verklaren, wederom een heleboel mysteries in het rond strooiend. Want zijn uitleg is voor de doorsnee lezer niet altijd even slikbaar. Maar dat is Eco. Dat is intellect. Dat is erudiet, Italiaan en mysterieus. Hij weze erom geprezen, om allevijf die eigenschappen.

De laatste zin van De naam van de Roos luidt alsvolgt:

Het is koud in het scriptorium, mijn duim doet me pijn. Ik laat dit geschrift na, ik weet niet voor wie, ik weet niet meer waarover:
stat rosa pristina, nomina nuda tendens.


En de vertaling van de latijnse zinsnede luidt:

De roos van weleer bestaat als naam,
naakte namen houden we over.


Tussen die eerste en deze laatste zin ligt er een volledige roman, en reeds zovele malen heb ik gehoord dat De Naam van de Roos één van de meest gelezen niet-gelezen boeken is. Ten onrechte. Ik houd van het mysterie, ik houd van de zoektocht naar de waarheid.

En toch smijt ik andere boeken van zijn hand tegen de muur. Onbegrijpelijk.

Reclame !

Onwaarschijnlijk maar waar. Terwijl ik een paar dagen geleden mijn verhaal over "Dagboek van een Poes" schreeft, zie ik daarnet een reclame op mijn blog staan, die je aanraadt "Dagboek van een Poes" te kopen bij blablabla voor slechts 10 euro.

Ik heb het dagboek afgedaan als benedenmaats, en voer nu via mijn blog zelf reclame voor dit product. Awel, ik ga de trefwoorden hier beneden als labels noteren, kwestie van boetedoening voor mijn afbrekende taal. Nah !

zaterdag 7 februari 2009

Umberto Eco, Jef Turf, sierheesters en Haiku

Eenheid van onderwerp hoef je bij het verzamelen van boeken niet te zoeken. De boeken zoeken jou, jij vindt ze, keuze is er niet, de liefde voor mekaar brengt je samen, of scheidt je definitief van mekaar.

Lang geleden, toen het nog een hype was, en dat woord niet of nauwelijks bestond, heb ik De naam van de Roos gelezen. Ik was er gek van, en herlas het, en nogmaals, en Adson van Melk werd voor mij de oervorm van de nieuwsgierige leerling, die onbevangen de meester volgde.

Umberto Eco is echter een geen gemakkelijke auteur, en je moet bereid zijn naar mysteries te zoeken, om zijn schrijfsels te kunnen volgen. De Slinger van Foucault heb ik tegen een muur aangesmeten, omdat het verhaal geen vorm kreeg, en ik het na vijftig bladzijden moe werd te wachten op "iets", waarvan ik niet wist of het in de volgende alinea of binnen nog eens vijftig bladzijden zou komen. Herlezen om na te kijken wat ik eventueel gemist heb, zag ik niet zitten, en dus is dat boek één van die dingen die ik beslist niet wil weg doen, maar die ik onmogelijk woord voor woord van het begin tot het einde kan gebruiken voor wat het dient: te lezen, te begrijpen, en ervan te genieten.

Nog ergens in januari heb ik een Naschrift bij De Naam van de Roos gevonden, een dun boekje, eveneens bij Bert Bakker uitgegeven, met de zelfde omslagtekening als het hoofdwerk. Je vindt er de verklaring in voor de keuze van de naam van het boek. Lees het, en sta verbaasd van de moeilijkheden die een intellectueel zichzelf wil aandoen in iets wat ik gewoon als een moeilijk, maar niet onoverkomelijk probleem zou omschrijven: de keuze van de naam van uw geesteskind, uw zelfgeschreven boek.

Vele andere problemen die met het schrijversvak gepaard gaan, diept hij uit, en de argeloze leek die ik ben, wordt bij de keel gepakt. Denk je echt, zo zegt de superintellectueel, dat schrijven even voor het lege blad gaan zitten is, en dat vullen met woorden?

Gelukkig heeft hij het gelaten bij een dun boekje, dat meer stof tot nadenken dan uitleg is, anders had ik het opgeknoopt aan het touw, waar de slinger net voorheen zijn eeuwen aan heeft voorbijgebengeld. Een aanwinst.

Ooit was Jef Turf het gezicht van de Communistische Partij in België. In Vlaanderen. Ik herinner me nog dat ik als jonge kerel het Rode Boekje van Mao gelezen, en voor een stukje ook bestudeerd heb. Bullshit, zegt men nu, maar de talloze volgelingen van Het Maoïsme hebben wel tijdens oeverloos lange discussie-, studie- en zelfbeschuldigingssessies getracht het zuiverste communisme te beoefenen dat zij in de westerse wereld voor mogelijk hielden. De communist van de oude stempel Jef Turf heeft van Gele Mao zo het zijne gedacht, daar ben ik zeker van. Even zeker is dat in de booming sixties het communisme pur sang een onvermijdelijke dood tegemoet ging. Jef is dan ook met zijn droom langzaam maar zeker ten onder gegaan, en in 1988 werd hij zelfs zonder meer uit de partij gezet. Een vernedering voor iemand die de idealen nochtans hoog in het vaandel droeg. De Rode Vaan dacht er anders over.

In de sleutelnovelle Het Verval geeft hij een satirische blik op de Partij, die zichzelf niet meer herkent. Of, zoals het wordt omschreven op de omslag: hij beschrijft de situatie van de Vlaamse communistische partij vandaag, op een indirecte manier, maar wel direct naar de kern van de kwestie toe. Wat gebeurt er wanneer een partij de basis het woord geeft, pas als ze geen basis meer heeft?

Dat laatste is een vraag die ik me altijd gesteld heb. In extenso was mijn vraag eigenlijk: waarom spreken van een partij, als de zogenaamde basis slechts in theorie het woord heeft, maar de beslissingen in rokerige zaaltjes genomen wordt door een keure van geselecteerde, door het hoogste bestuur als betrouwbaar bestempelde bonzen? Dat geldt, en het mag zonder meer duidelijk zijn, voor elke partij. Een vraag die Jef Turf stelt aan de partij na zijn ontslag, maar ook een vraag die aan Jef Turf had moeten gesteld worden tijdens zijn voorzitterschap. Was alles toen zoveel beter? Een eerlijk intellectueel mag zichzelf ophemelen, als hij zichzelf ook maar in vraag stelt, en daar een eerlijk antwoord op geeft.

Ik heb het nog niet gelezen, maar de eerste bladzijden vragen om verder te lezen. Dat zal ik dan ook weldra doen. Eindelijk een communistisch geschrift of altans een geschrift van de hand van een communistisch leider, waarvan je niet verzuurd naar je fabriek trekt met het idee dat het daar nog niet zo slecht is. Arbeiders aller landen, pak nog een pint.

Intellect van een totaal andere soort dan de twee voorgaande werken wordt tentoongespreid door het boekje: "50 Sierheesters voor de Tuin". Jan G. Van Gelderen stelt een aantal heesters voor, en vooral de prachtige tekeningen trekken mijn aandacht. Ook de weetjes die erin staan zijn meegenomen. In een vroeger leven ben in erg geïnteresseerd geweest in alles wat planten, bloemen, bomen, struiken, maar ook dieren, en de natuur in het algemeen betreft. Dit boekje vult mijn reeds uitgebreide verzameling mooi aan.

Volgens de versvoet 5-7-5 moet een haiku opgebouwd worden. Er moet een stuk natuur in zitten, en iets van je zelf of iets menselijks in het algemeen. Vroeger heb ik aan de hand van een boek van Bart Mesotten, Vlaanderens grootste haikukenner, deze versvorm bestudeerd. Maar het is toch een stuk ingewikkelder dan over het algemeen voorgesteld wordt. 5-7-5 hoeft niet noodzakelijk gerespecteerd te worden, zo leert Bart Mesotten, er bestaan ook varianten. En als het idee van je haiku de strakke vorm overschrijdt, kan het geen kwaad als je toevallig op zeg maar eens 5-6-5 terecht komt. De binding natuur mens is echter strikt. Een bloem die zich in de vroege ochtend opent kan symbool staan voor ontluikend menselijk leven, zonder het woord kind in de haiku te vervatten. De verwijzing kan soms zeer diep verborgen zitten. Je weet het maar als je een gesprek zoudt kunnen hebben met de dichter zelf.

Coenraed de Waele schreef Haiku's 1999. Een onopvallend maar mooi verzorgd boekje. Als je het op zijn rug draait, heeft een ander kunstenaar, Richard Curé, er tekeningen in gezet. Zeer mooie tekeningen. Het versterkt het poëtische gegeven van dit boekje. Maar de Haiku staan voor mij centraal. Met dadelijk de vraag of haiku wel een meervoud heeft in de Nederlandse taal. Ik zeg altijd Haiku, enkelvoud of meervoud, zoals lunettes in het Frans altijd een meervoudsvorm is, ook als dat ding het voorkomen heeft van iets in één stuk.

Een prachtige haiku staat op de stofwikkel.

Ik lig overal
wel op nachtkastjes, maar nooit
meer in je armen.

Op de vorm heb ik wel een kritiek. Als de haiku die de schrijver onderschrijft de vorm 6-5-6 had, zou dit worden:
Ik lig overal wel
op nachtkastjes, maar
nooit meer in je armen.

Op die manier kun je elke zin van 17 lettergrepen opslitsen als je maar voldoende éénlettergrepige woorden gebruikt. De kneedbare haiku als het ware. En zo wil ik het niet. Ook de woordgroep "nooit meer" is in zijn betekenis onscheidbaar. Deze enkel omwille van de wiskundige vorm splitsen, is de betekenis geweld aandoen. De eerste groep lettergrepen moet voor mij een inhoud zijn, de volgende ook, en de derde ook.

Zijn haiku

Kometen zijn de
suikerklontjes in de
koffie van het heelal.

is een voorbeeld van die houterige dichtstijl. Puur in drie regels opgesplitst omdat de gebruikte zin een haiku moet zijn, maar geen boodschap in drie delen is. "Kometen zijn de" is een onleesbaar deel. En elk volgend deel mist zijn onmisbaar onderdeel het lidwoord dat omwille van de metriek naar de vorige versregel is verplaatst. De zin is een metafoor, die het waard is gebruikt te worden, maar het geheel is, in zijn drie verzen opgesplitst, nog geen haiku. Veel beter vind ik volgende:

Tesamen op stap
en elk via zijn omweg,
dat er afstand is.

In deze laatste lees ik: boodschap, boodschap, boodschap. In de voorgaande lees ik: begrip, begrip, begrippen. Lees de kometenhaiku als een zin, en het is een mooie metafoor. Maar het voelt niet aan als een haiku. Lees de afstandhaiku, en je hebt een haiku, hoewel de band met de natuur dan weer flinterdun is. Wandelen is natuurlijk een natuurlijke bezigheid van de mens, maar ja.

Ik zal er zelf één maken, en natuurlijk lach ik ermee. Maar dat is mijn (gedeelte) natuur (in deze haiku).

Danny dichtte de
zeventien lettergrepen
van deze haiku.

Slecht. Zeer slecht.

Zo doet de dichter ook met de volgende haiku:

De haiku is de
spookrijder op de
autostrade van de taal.

5-5-7. Daar kan ik achter staan. Maar waarom 5-5-7? Omdat hij niet kon schrijven:

de haiku is de
spookrijder op de auto-
strade van de taal.

Een goede metafoor, maar de zin blijft een zin, wordt nooit een haiku, omdat hij geen haiku, maar een door een zich poëet wanende beenhouwer tot haiku verhakte zin is. En daarin heb ik geen zin.

Ik heb een boekje gekocht, waarin ik één ding lees: de kleren maken nog steeds de man. En als de man een haiku schrijft, moet hij wel de kleren van de dichter dragen. Anders draagt hij die van de keizer.

woensdag 4 februari 2009

Het proefballonnetje

Vandaag heb ik toch weer een ontdekking gedaan. Een ontdekking die geen potten zal breken, maar die toch mooi is, omdat je er de verlangens van de auteur in wording in terugvindt.

Het boekje heet Verteld, of zo," met als bijtitel: "schrijvers schrijven". En de schrijver in kwestie heeft er zijn naam niet in vermeld. Maar ik ken hem wel. Want in dit exemplaartje steekt er een brief, waarin hij aan iemand vraagt zijn werkstuk te onderzoeken, en om er een ongezouten mening over te geven. Ik respecteer zijn anonimiteit.

Mooi is dat de ontvanger in rode inkt zijn (voor)naam gezet heeft, en in drukletters een beetje lager het woord "Proefballonnetje". Binnenin zijn er een aantal correcties ingeschreven: de interpunctie aangepast, sommige woorden geschrapt of vervangen of de bladspiegel verbeterd door verschuivingen.

Ook de verklaring dat niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd of openbaar gemaakt worden door allerhande middelen is niet de klassieke. Ik wil ze u dan ook niet onthouden.

Copyright: geen.

Het zou een te grote eer zijn voor de 'verteller, of zo' indien alles van deze uitgave zou worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of welke andere wijze ook, zonder voorafgaandelijke toestemming van de 'verteller, of zo'.

Wettelijk depot: geen.

Een zeer verzorgd boekje, dat helaas nog een beetje aan lay-out- en voorbladzorg nood heeft, maar dat weet de auteur dus zelf ook. Doel is een groep mensen die aan een bepaalde ziekte lijden, een morele en financiële riem onder het hart te steken. Niets anders. Pretentieloze leesbladzijden, het woord literatuur ontkent de auteur zelf. Eerlijk, mooi, hartverwarmend naief, en dus oergoed want echt. Dit boekje komt naast Potdommetje van Ria Scarphout te staan.

Een verkapte hagiografie werd door Kardinaal Suenens geschreven over "Koning Boudewijn, Het getuigenis van een Leven". Uitgegeven bij Lannoo Tielt, door FIAT: Fraternity International Apostolic Team. Een beetje oubollige stijl, gehanteerd door een oubollig man, die op het ogenblik dat hij dit schreeft, reeds negentig jaar was. Het is hem vergeven. De visie en de getuigenis zijn van veel groter belang. En Zuster Marie à Cruce, die dit boekje aangeboden kreeg, zal er zeker haar hart aan hebben kunnen ophalen. En daar dient een boek toch voor: er iets uithalen.

Hier nog een versie van De Avonturen van Don Quichote, door Miguel De Cervantes Saavedra. Helaas nergens ook maar de minste aanduiding van een jaartal, een wettelijk depot of was dan ook, dat de leeftijd van dit werk verraad. Goed verzorgd, met slechts een scheur in het laatste blad, en vooraan een stempel die je leert dat het werd Aangeboden door Milac-Brakel. Slechts weinige soldatenhanden hebben hun geassorteerde ogen dit werk aangeboden ter lektuur. Spijtig, maar begrijpelijk. Je moet een echte literatuurfanaat zijn om op 18 jarige leeftijd dit werk gedurende één dienstplicht te doorworstelen, en geen van alle zuip- en andere orgieën en andere soldateske bezigheden te missen. Milac moest beter geweten hebben.

Jean van der Aa heeft met Niets dan goeds, Grafschriften en andere nonsensgedichten gedaan wat zijn hart hem voorschreef: nonsens tot een glimlachverwekkende verzameling kneden. Ik vind het alleszins heerlijk, het doet me terugdenken aan een les Nederlandse literatuur tijdens mijn derde jaar humaniora, waar we het verschijnsel 'Grafschriften' (epitafen !) in extenso bestudeerd hebben. En dat is me vooral bijgebleven omdat de leraar voortdurend hikkend van het lachen weer een nieuwe 'goeie' debiteerde. Hier rust Hilarion Thans. Altans...

In 1984 mocht dit niemendalletje bij de Novella-uitgeverij te Amersvoort op de makrt gegooid, opgeraapt worden voor twee en een halve Florijn. Vandaag iets goedkoper.

En tenslotte heb ik er nog ééntje voor de lijst "absoluut te lezen": Parsival, de geschiedenis van de graal door Chrestien de Troyes, een Phoenix-Pocket van Standaard Boekhandel. Het werk is weliswaar niet in de klassieke versvorm, maar door Sandkühler in modern proza omgezet. Leest misschien gemakkelijk. We zien wel.