Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

zondag 31 mei 2009

Mijnheer Pastoor, op een bedje van Vlaamse Filmpjes

Vervolg op 25 mei. Ondertussen is er reeds een beetje getuinierd, een beetje bijgeslapen en een beetje vanalles gedaan. Te veel om te melden.
  1. Mijnheer Pastoor onder de geleerden is het eerste deel in een werk bestaande uit vijf delen van l' Abbé Th. Moreux, erekannunnik, en Directeur van de Sterrenwacht in Bourges, in een geautoriseerde vertaling van Fr. D. J. Holtzer, en uitgegeven in 1940 door de N.V. Brepols in een mooi verzorgde cassette, voor wie de vijf delen ineens aanschafte. Deze vijf delen in de cassette zijn reeds in mijn bezit, maar de onberispelijke staat van het boekje zette me aan tot de iet of wat overbodige aanschaf. De toelating Cum Consesu Ordinarii te Mechlinae, werd in volle oorlog gegeven op 9 Septembris 1940 door J. Naulaerts, Can., lib. cens. De goede oude stijl dus. Het werk is geschreven door een wetenschapper-priester, en is belangwekkend om nogmaals met de neus op de feiten gedrukt te worden: de wetenschap graaft in de stoffelijke aarde, priesters graven mee, maar wijzen in woord en daad op het feit dat de schepping zes dagen geduurd heeft, dat de wetenschap dat anders ziet, zelfs mag zien, maar moet aanvaarden dat het godscienstig standpunt tot de eeuwigheid leidt, het andere tot enige zielepijn zoals voorzien bij de schepping: het vagevuur moet zijn werk doen. Andere heikele punten worden niet uit de weg gegaan: de ouderdom van het menschelijk geslacht wordt gemeten (hfdst 2), het ontstaan van het leven (hfdst 4), het verschil tussen transformisme en evolutie (hfdst 5), onze geschiedenis (hfdst 9), en een duidelijke stelling: de wetenschap en het dogma der wilsvrijheid (hfdst 10). Tekenend is dat dit boekje eindigt op een Halleluja van Paschen, daar men een feestelijke gebeurtenis aangrijpt om de week der Verrijzenis te vieren. De Priester vóór de wetenschapper. Toch zeer mooi werk, wegens het tijdsbeeld.
  2. De Vlaamse Letteren Vandaag, van Karel Jonckheere toont ons de visie van een insider op onze eigen letterkunde, na eerst even een blik te hebben geworpen op de middeleeuwen. Hij behandelt zijn rechtstreekse voorgangers en tijdgenoten uit de eerste helft van de twintigste eeuw, en vooral belangwekkend aan dit boekje is de zéér uitgebreide bio- en bibliografische afdeling, die bijna de helft van deze pocket, uitgegeven door de S.M. Ontwikkeling te Antwerpen in 1958.
  3. De Nederlanden in Frankrijk, uitgegeven voor de Vlaamse Toeristenbond door Jozef Van Overstraeten, laat ons op systematische manier kennismaken met wat wij gemeenzaam Frans-Vlaanderen noemen. Als vijftien-zestienjarige kreeg ik in de jaren zestig de Gids voor Vlaanderen van dezelfde auteur, en met verwondering en leergierigheid heb ik toen elke dag van één gemeente, of het nu over dertig bladzijden dan wel vijf regels ging, gelezen wat belangwekkends er terug te vinden is/was. De visie ontbrak me toen om er iets mee te doen, maar ik had een verbazingwekkende kennis over allerhande feiten en weetjes betreffende de meest onmogelijke Vlaamse gemeenten. Had ik die kennis toen maar in korte-afstandreizen kunnen omzetten, om hier en daar belangwekkende monumenten en plaatsen te gaan bezichtigen, en er mijn vele vragen over te gaan stellen. Te laat, denk ik nu.
  4. Literatuur van een totaal ander kaliber zijn de Vlaamse Filmpjes, waarvan ik er een pakketje van 1988 en 1989 gekocht heb. Met nostalgie denk ik terug aan de vele verhalen die ik in diezelfde jaren zestig gelezen heb in mijn collegetijd. Veertien heb ik er hier bij de hand, de zestien andere heb ik reeds in mijn verzameling bijgevoegd om gaatjes op te vullen.
  5. Op de rugzijde van de Vlaamse Pocket nummer 84 wordt Tille van Lode Baekelmans omschreven als een meesterlijk geschreven roman met een diep-menselijke deernis doortrild voor de ondergang van dit arme mensenkind. Tille, zo besluit men, behoort tot het onvergankelijk bezit van onze literatuur. Het nummer één van deze door mij reeds eerder bezongen reeks, betreft van dezelfde auteur "Mijnheer Snepvangers".
  6. Een merkwaardig boek in al zijn facetten is , van Alb. Plasschaert: "Hollandsche Schilderkunst van af de Haagsche school tot op den tegenwoordigen tijd, met 86 platen op kunstdruk", een tweede druk uit 1923, en uitgegeven als onderdeel van de "Encyclopaedie van de Wereldbibliotheek". De auteur neemt geen blad voor de mond als hij zijn voor- en afkeuren tekent: (ik citeer) "Het schijnt mij (...) minder belangrijk toe (...) te reppen van de behangselschilders, als Meyer; op Schouman te wijzen; moderns te vinden in Tischbein's groene zijde; Hodges te waarderen, te veel plaats te geven. De Pieneman's, al was één een leermeester van Jozef Israëls, zoowel als de Krusemans, zijn geen voorbeelden." En zo schiet hij er, alvorens aan het betere werk te beginnen, nog een paar af. Behangselschilders... Dat moet je tegenwoordig eens proberen in een werk dat zonder blikken of blozen een Encyclopaedie genoemd wordt.
  7. Prisma-boek nr 15 is weer raak: De Kerstverhalen van Charles Dickens. Zonder verder commentaar. Alleen, zoals in het vorige punt, toch even mijn hoogstpersoonlijke waardering over: "Een Kerstlied in Proza", "Het Carillon", "De Krekel bij de Haard", "Het Slagveld" en "De bezeten Man": geniaal, gewoon geniaal. Maar dit is geen Encyclopaedie, dus een beetje subjectief mag wel, hier.
  8. Prisma-boek nummer 68: Camera Obscura van Hildebrand. Met dezelfde Encyclopaedische benadering als hierboven: even geniaal.
De rest volgt morgen of zo, er is geen haast bij.

maandag 25 mei 2009

Dode Zeerolletjes op een bedje van Nobelprijzen

Op 20 mei heb ik nog eens een goede oude boekensneukeltocht gedaan, en voor een prikje ben ik met veertig of vijftig titels naar huis gekomen. Dat is op zich niet veel zaaks, maar toch was het een plezier het ongeloof van de omgeving en van het personeel vast te stellen. Eén van de klanten sprak me zelfs aan aan de kassa, en vroeg me voorzichtig naar mijn vooruitzichten betreffende het lezen van al die boeken. Ik heb de vriendelijke en licht bezorgde heer gerustgesteld: ik ga ze niet allemaal lezen. Er zitten Vlaamse Filmpjes bij van 1988 en 1989, Nobelprijzen, curiosa en interessante werken over de hoofdzakelijk Vlaamse literatuur. Er wordt dus uitermate streng geselecteerd. Hier volgt een opsomming, voor mijn en uw plezier, en soms kan daar een woord duiding of interpretatie bijstaan. Voor mij is de hoofdzaak dat ik met dit aspect van het bloggen een chronologische groei in mijn bibliotheek kan zien.

  1. De Dode Zee Rollen en de verzwegen waarheid, van Michael Baigent en Richard Leigh, Tirion 1992 kan me mogelijk een stuk belangrijke kennis van zowel godsdienst, kultuur, literatuur en geschiedenis als wetenschappelijke gegevens over de archeologische omstandigheden bijbrengen.
  2. De Grote Snoecks 1988, met weer een schat aan literaire en artistieke feiten en weetjes.
  3. De Claes Omnibus drie van Standaard Uitgeverij uit 1972, met Jeroom en Benzamien, Kiki, Ik en de Witte en Ik was Student.
  4. Van Felix Timmermans: Anna-Maria, uitgegeven door P.N. Van Kampen en Zn N.V., een negende uitgave, zonder verdere jaaraanduiding. Mooi hoe in haast elke uitgave van de Timmermansboeken de naïeve tekeningen weerkomen, die als verluchting veel meer zijn dan alleen maar een ondersteuning van de tekst. Zij tonen de echte atmosfeer van zijn werk: volks, eenvoudig en oprecht.
  5. In de Unicum-reeks, uitgegeven door de samenwerking van de N.V. Servire en WM. Heineman te 's-Gravenhage: Finale, van Michael A. Musmano. Geen jaaraanduiding. Het betreft een geautoriseerde vertaling van Ten days to die, geschreven door één van de rechters van het Neurenbergproces, die alle terechtstaande protagonisten alsmede een heleboel getuigen ondervraagd heeft alvorens het proces aan te vangen. Het is niet het eerste boek dat ik heb gaande over die sinistere bunker waarin Hitler gekozen heeft voor de dood. Mogelijk werpt het nog wat bijkomend licht op de omstandigheden die geleid hebben naar de 30ste april.
  6. Met Vlag en Wimpel is een werk waarvan ik reeds het tweede deel bezit, in groot formaat, en waarin enkel de afbeeldingen van een aantal historische vlaggen en banieren zijn opgenomen. Dit werkje is van kleiner formaat, en bevat meer tekst, maar de foto's zijn klein en minder duidelijk dan hetgeen ik reeds bezit. 21 10 cm, 1984. Het is een samenwerking tussen het Provinciaal bestuur van Oost-Vlaanderen en Het Kadok. Mooie aanvulling.
  7. Twee gidsen uitgegeven door Ludion: De Koninklijke Serres Laken en Het Koninklijk Paleis Brussel, beide geschreven door Irene Smets, zonder jaartal. Zeer mooi fotowerk, en duidelijke uitleg bij deze foto's. Goed voor mijn hoekje Royalties.
  8. Oostvlaamse Literaire Monografieën nr 5: Adolf Herckenrath, door R.E.C. Willemyns in 1977. Ik heb er op zolder een aantal staan, en weet niet of dit er al bij ligt, maar ik kon er niet aan weerstaan: liever tweemaal dan niet. De Provincie heeft op dat vlak echt wel mooi werk afgeleverd.
  9. Ander uitermate degelijk werk van dezelfde orde is de reeks Monografieën over Vlaamse Letterkunde, waarin gerenomeerde literatuurkenners hun visie geven op het leven en werk van de voornaamsten onder onze groten. Het Ministerie van Openbaar Onderwijs tot en met het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur hebben hier een pluim verdiend, het aan deze reeks bestede belastingsgeld is niet weggegooid. De werkjes die ik hier voor me liggen heb, betreffen K. van den Oever (1958), Emm. de Bom (1958), Omer K. De laey (1976), A. Hegenscheidt (1966 - heruitgave?), Arnold Sauwen (1967) en P. van Langendonck (1968). Wat ik behoorlijk spijtig vind aan werken van deze kwaliteit is de naamvermelding: Soms een enkele initiaal van de voornaam, soms wordt de naam met of net zonder hoofdletter geschreven. Hoewel iedere literatuurliefhebber de voornaam van de Bom kent, zie ik een naam graag voluit geschreven, zelfs Streuvels, die als auteur een pseudoniem gebruikte, verdient zijn voornaam: dat is zo goed als een deel van je persoonlijkheid. A. Den Doolaart heeft terzake een duidelijke keuze gemaakt: ik heb geen voornaam, alleen een initiaal. Te respecteren.
  10. Nog zo een reeks: Ontmoetingen, van Desclée De Brouwer: met Paul van Ostaijen (1958), George Bernard Shaw (1958), en Leo Tolstoj (1964). deze drie reeksen zijn alle gedeeltelijk terug te vinden op mijn zolder, en mogelijk heb ik er weer een paar dubbels bij, maar dat geeft dus niet.
  11. José de Ceulaer heeft in het boekje "Elf Twintigers" een aantal Vlaamse auteurs van zeer diverse pluimage bij mekaar gebracht, en in een gesprek met elk van hen tracht hij de mens achter de auteur te beschrijven. Goed voor wie "een inleiding tot" zoekt. Frank Liedel en Libera Carlier staan niet op de zelfde trap als Jos Vandeloo of Paul de Wispelaere, laat staan van Ward Ruyslinck of Jef Geeraerts. Maar ze zijn alle van de generatie van mijn ouders. Nijgh en Van Ditmar uit The Hague The Netherlands maakt aan de arme Engelstaligen die dit boekje zouden willen lezen (maar er dus niets van zouden verstaan, daar ze zelfs niet weten waar Den Haag ligt, of het zou in Nederland moeten zijn) duidelijk dat de bedoelde stad in het bedoelde land dus The Hague in The Netherlands is. Waarom dan ook Nijgh en Van Ditmar niet vertalen? Ik durf wedden dat de domme Engelstaligen geïnteresseerd zouden zijn in een behoorlijke en betekenisvolle vertaling van een dergelijke dwaze want niet Engelstalige naam.
  12. En als slot van deze avond: Huis van Gras door Maurits van Liedekerke. Een uitgave van Facet, een dichtbundel van iemand die ik nog totaal moet (en wil) ontdekken. Een prachtig geconserveerd werkje uit 1987, gewonnen door de eigenaar op een poëziewedstrijd op 20 november 1988. En nu afgestaan voor het goede doel. Moeten auteurs en dichters eigenlijk blij of boos zijn daarom?
Koppieraait baai mie, Oldenearth, Belgium, Joerop.

zaterdag 23 mei 2009

Haiku

De computer deed eens te meer gek. En het heeft enige dagen gekost voor ik er weer bij kon.

Ik heb een besluit genomen. Ik ga elke dag een haiku schrijven, net zoals ik meer dan dertig jaar geleden deed, maar toen waren het voornamelijk limericks. En de diepgang daarvan is toch niet je dat. Het kan wel, maar een haiku verplicht je ertoe.

Misschien was ik vandaag in een zwarte bui, maar er is toch nog voldoende gelachen, hoor, toen mijn echtgenote, mijn zoon en ik deze namiddag tesamen in de tuin werkten. Het waarom van deze twee donkergekleurde verzen kan ik dan ook niet verklaren. Ze zijn er gewoon, en ik ga ze uitzonderlijk op dit blog loslaten. Omdat ik geen zin heb wat anders te schrijven. De vele boeken die me weer in handen gevallen zijn zullen wel volgen.

Lees echter nu de volgende tekst, een fragment van mijn papieren dagboek, dat ik vanmorgen op zolder geschreven heb.

Deze is van vanmorgen, en de voornaamste reden waarom ik vandaag nog even naar mijn zolder geklommen ben, ondanks de zon, ondanks de om zorg smekende tuin.

Daar ligt zij, slapend,
dromend van de eeuwigheid.
Zij... gaf ons leven.

Het heeft iets. Ontdaan van alle bijkomstigheden, moet je precies dát zeggen wat je voelt. Wat je denkt - zelfs niet. Je zegt niet alles. De fijne draad die alles samenhoudt, dat is de haiku.

Als de oude man
het graf van zijn kind bezoekt,
sterft hij weer met haar.

De eerste haiku is poëtisch, opgesmukt, heeft nog te veel versiering. De tweede is kaal, en biedt daardoor de rijkdom van het totale gevoel. Je ziet geen kleurige bloem, je hoort de wind niet. Is het middag of nacht? Warm of koud? Weent hij, of is er slechts een trieste glimlach op zijn lippen? Bidt hij, of is het een vloek?

De tweede is beter.
Véél beter.

En toch wil ik er nog aan schaven. Geen van beide zijn af genoeg om getoond te worden. Misschien ben ik overmoedig, maar ik wil elke dag één haiku schrijven. Driehonderd vijfenzestig per jaar. En op de dag van het vijfde seizoen schrijf ik er misschien, zoals vandaag, twee.

zondag 17 mei 2009

Eerste olifantje

Tell me said the elephant.
Tell me brothers if you can.
Why all the world is full of creatures.
Yet we grow in fear of man . . .

dinsdag 12 mei 2009

Leks en Reks en de dief

Vorig jaar heb ik op LibraryThing een tekstje geschreven, dat ik hier toch even wil herhalen. Zoveel mensen hebben herinneringen aan hun eerste leeservaringen, en het interesseert me mateloos hoe anderen die ervaring terug voor de geest halen en voorstellen. Voor mij was het alvast een verrassing onlangs nog één van de boekjes waarover ik het heb opnieuw in mijn handen te krijgen. Mooi...



Ik vind het steeds weer grappig wanneer mensen vertellen van de eerste boeken die ze in handen gekregen hebben, en die ze bekeken, betast, besabbeld, en misschien ook wel gelezen hebben.

Van mijn vader weet ik bijvoorbeeld dat hij 'Nello en Patrasche', het wereldberoemde verhaal van het jongentje dat met zijn hond sterft onder een schilderij van Rubens in een Antwerpse kerk, via een prentenboek heeft leren kennen toen hij in het weeshuis zijn laatste jaar deed. (Wereldwijd is dit boek bekend als "A Dog of Flanders", en vooral Japanners komen massaal Antwerpen bezoeken om de exacte plaats van de dood van de vrienden te bezichtigen.) De nonnekes hadden toen nog zo hun manier om de kinderen in te peperen dat sterven ook best in een religieuze omgeving gebeurt...

Zelf was ik al als kleuter een lezertje-avant-la-lettre, wanneer ik na mijn middagdutje wakker werd en op het voeteinde van mijn bed een weekblad vond van mijn moeder (voorlopers van Libelle, Rosita enz.), dat ik naar haar voorbeeld doorbladerde, en waaruit ik hardop woordjes brabbelde, net zoals zij dat deed wanneer ze iemand wat belangwekkends wou meedelen dat onder drukvorm verschenen was, en dus voor waar gedebiteerd werd.


Maar mijn eerste echte boek, dat weet ik niet meer helemaal juist, moet ik kiezen tussen twee kandidaten. Mogelijk was het Leks en Reks en de dief, het verhaal van twee hondjes, die een vos ontmaskeren en hem terug het bos indrijven. De ene was een Dalmatiër, dat meen ik zeker te weten, de andere een Schotse terriër, veel kleiner, maar ook veel slimmer dan de andere, zijn naam laat dat reeds uitschijnen. Het was een reeks van kinderboekjes, waarvan er tientallen verschenen zijn, en waarvan ik er meerdere gelezen heb. Maar alleen dit titeltje weet ik me nog te herinneren.

De andere keuze is een gelijkaardige reeks, maar dan over twee eendjes: Klik en Klak, dacht ik, maar daar kan ik me geen enkele titel meer bij voorstellen.

Maar in mijn geheugen zijn het Lex en Rex die de race winnen.

zondag 10 mei 2009

National Geographic 1977 tot 2007

De aankondiging was kort en krachtig: 30 jaargangen van National Geographic te koop voor een spotprijsje. Een mailtje voor wat meer informatie over wat er precies aangeboden werd maakte me duidelijk dat het gezien de omvang van het lot echt wel om een koopje ging.

En dus maakte ik een afspraak om zaterdag even langs te gaan, gezien het niet zover van hier was. Geen 10 kilometer, om juist te zijn. De rit werd ingebouwd in een winkeltochtje naar de Makro te Eke, en stipt vijf minuten te laat was geen probleem voor de vriendelijke verkoper, die tot mijn verrassing nog een mij bekend iemand was.

Er werden een onnoemelijk aantal kartonnen dozen van alle formaten in mijn ruime koffer geladen, en uiteraard moest ik eerst even gaan snuffelen in de stofferige dozen: ze bleken een schat te bevatten. Later op de dag, bij het echte klasseringswerk bleek het jaar 1971 slechts 3 nummers te tellen, en daarna werd onmiddellijk een sprong gemaakt tot 1977. Vanaf daar zijn haast alle jaargangen volledig. Hier en daar is er een ontbrekend nummer, maar dat kan de pret niet drukken: ze zijn in uitstekende staat, op een enkel exemplaar na, dat tijdens een kuisbeurt onderaan gelegen heeft, en het water niet heeft op prijs gesteld. Zelfs de gratis posters steken er soms nog bij, alsmede de extra nummers.

Het zijn wel de Engelstalige versies, zodat de lektuur wat trager moet verlopen, maar ik ben niet van plan elk woord ervan te lezen. Ik vis er systematisch de voor mij belangwekkende artikels uit, en de rest is voor als het zo wat uitkomt.

Het klasseringswerk heeft een ganse avond in beslag genomen, mijn humeur werd er door dergelijke activiteiten niet slechter van, mijn rug daarentegen... Het was een behoorlijk gewicht, dat ik nu weer ergens moet plaatsen. Als ik de jaargangen van 1977 tot 2007 achter mekaar plaatst, heb ik een behoorlijk aantal lopende meters. Waar moet ik die nu weer kwijt?

donderdag 7 mei 2009

Isabel Allende

Woensdag, na een blitsbezoek aan mijn stamcaf...eh stamboekenwinkel heb ik een cadeautje voor mijn vrouw gekocht. Zij is een fervente lezeres, en ondermeer alles wat we hier in huis hebben van Isabel Allende is reeds door haar handen gegaan. Zelf ben ik niet meer zo hevig om nog fictie te lezen, maar ik heb me al meermaals berispt, omdat hier toch echt een uitzondering moet gemaakt worden. Als ik mijn echtegenote moet geloven, lost zij het boek niet meer voordat het uit is. En dat zou dus ook kunnen gebeuren als ze Inès, vrouw van mijn hart te pakken krijgt.

Het boek is gloednieuw, de vorige eigenaar is erin beginnen lezen, maar heeft zijn bladlegger laten steken op bladzijden 64-65. Daardoor is de rug totaal onbeschadigd, en bevinden er zich ook geen zweetvlekken op de randen van het boek, hetgeen bij mij altijd het geval is wanneer ik een boek lees: je ziet dat duidelijk aan de plaatsen waar ik het vastneem en -houd.

Dit is een ideaal geschenk voor moederdag, en ik heb het genoegen het voor een prikje binnengehaald te hebben, zodat er nu nog een extra bloemetje bijkan zondagmorgen. Ik ga, mezelf kennende, het misschien lezen, zeer misschien, maar dat is zeker geen appreciatie voor de kwaliteit van zowel de auteur als haar werk. Mijn echtgenote heeft haar reeds bij meerdere gelegenheden bezongen. Dat is voor mij voldoende.

Net van even grote kwaliteit is het boek: Stijlboek voor wie helder wil schrijven door Ludo Permentier. Het is net even ongelezen, net even ongebruikt, net even goedkoop aangekocht als het voorgaande boek. En toch is dit een merkwaardig naslagwerk. Volgens mij leer je niet schrijven uit een boek. Hooguit kan een ervaren schrijver het ter hand nemen om op te zoeken hoe je best titels verzint voor een artikel, of hoe de dt-regels nu eigenlijk in elkaar zitten.

Veel interessanter vind ik de vraag hoe Engelse werkwoorden die onze taal massaal besluipen, moeten vervoegd worden. Volgens mij moet je die niet vervoegen, je moet ze gewoon niet gebruiken. Alsof men zich in Frankrijk interessanter en belangrijker gaat vinden als men de werkwoorden op de juiste wijze kan "vervoeger". Want sinds men vaststelt dat het Nederlands sluipenderwijs de Franse taal koloniseert nietwaar, spreekt men niet meer van conjuger, maar van vervoeger. Je vervoege, tu vervoeges, il vervoege, nous vervoegeons, vous vervoegez, ils vervoegent. Allez, genoeg gelachen, ik lach ook eens graag. Maar wij doen het wel massaal met Engelse woorden die te pas en te onpas onze eigen woordenschat verarmen, en niet verrijken, zoals men dat eufemistisch ook wel eens omschrijft. Wij vervoegeons die verbs englais in masse, en wij deletons onze propre woordenschat. Mesjogge is dat.

Maar dat alles is niet het belang van dit lijvige boekwerk. Het leert en ondersteunt voornamelijk journalisten om op een correcte en toch aansprekende wijze hun teksten zo op te stellen dat deze de lezer onmiddellijk vasthouden, zodat hij het artikel in kwestie niet na drie seconden loslaat om ergens anders op dezelfde bladzijde een aantrekkelijker, een vlotter geformuleerde titel de bemerken, waaronder misschien een even interessant artikel schuilgaat. Voor de krantenjournalist is dat even belangrijk als voor de blogger, die een interessante boodschap te verkondigen heeft, en die in de wirwar van info er voor moet zorgen dat zijn bladzijde koste wat kost gelezen wordt.

Het boek zelf is in die stijl ook opgemaakt. Zeer korte hoofdstukjes, met rechtstreekse, onopgepoetste informatie maken het interessant om te lezen. Alleen al de inhoudsopgave vraagt er om naar de aangegeven bladzijde op zoek te gaan. Geen woord te veel, geen woord te weinig. (ja, te weinig, he...)

Een voorbeeldje. Onder het punt "laat beelden spreken" vind je volgende onderwerpen terug:
  • het visuele detail
  • het concrete feit
  • het treffende beeld
  • de persoonlijke toets
  • het pakkende contrast
  • de anekdote
  • de sfeer
Om die punten te bespreken gaat de auteur van bladzijde 158 naar bladzijde 162. Hij gebruikt zoals gezegd zelf geen woord teveel. En toch komt het boek slechts tot zijn einde op bladzijde 637. Hij heeft dus toch één en ander te vertellen. Ik ben de eerste om mijn schrijfstijl aan een onderzoek te onderwerpen. Iemand kan er maar wat van leren.

De laatste van woensdag toont ons de afbeelding van onze betreurde vriend Guido Depraetere, die onder het goedkeurend oog van Koning Boudewijn een tijdlang voor VTM opnieuw schoolmeester speelde, en de klassen van Wilfried Martens, Senne Rouffaer, La Esterella, Urbanus en vele anderen, als Klasgenoten terug voor de leeuwen gooide. Gewoon uit interesse gekocht om de afleveringen die hier bijeen gebracht zijn, en die ik waarschijnlijk alle op TV gevolgd heb, nog even terug op te roepen. Een beetje nostalgie.

maandag 4 mei 2009

Tom Bouws?

Heeft Tom Bouws zelf zijn naam gekozen, of is dit zijn vaderlijk erfdeel? Ik wou het weten en ging op zoek, kwam terecht op de website "schrijversinfo", en bleef even verbouwereerd staan. In de rubriek: "anderen over Tom Bouws" valt een citaat uit deze blog te lezen, door mezelf geschreven zonder de bedoeling te hebben een exhaustieve levensbeschrijving van de man te geven. De opsomming van de enige feiten die ik op de achterkant van een pocketboekje gevonden heb, is voldoende om die toch zeer geziene site ertoe te bewegen mij te citeren. Met dank voor de eer!