Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

donderdag 4 december 2008

Giovanni Boccaccio en Roger Martin du Gard

In de categorie "Dat moet je gelezen hebben" staan vele boeken die het lezen niet waard zijn. Er staan een paar boeken in die het dubbel waard zijn, en er zijn een heleboel boeken die er onterecht niet in staan.

De Il Decamerone van Giovanni Boccaccio is er eentje dat meer dan terecht wel in de lijst opgenomen is. Het boek heeft op zijn eentje meer impact op de verhaalkunst en de tekening van de tijdsgeest dan veel gerenomeerde werken die op de naam teren, maar niet tegen de tijdsdruk bestand waren.

Ik heb er vroeger stukken uit gelezen, maar nooit het volledige boek verwerkt. Het komt op mijn beruchte lijstje te staan.

En nummer elf van de Pantheonreeks komt de rij vervoegen. Roger Martin du Gard is een grote onbekende voor mij. Een naam, nog geen auteur. Ik ben nieuwsgierig.

Tijdens het week-end ben ik ook een geschiedkundig werk over Oudenaarde tegen het lijf gelopen. "De Militaire Geschiedenis van Oudenaarde tot 1900" door Dokter J.P. Deweer, e.r. Lt. Kol.Med.

Deze brave man lijdt een ogenschijnlijk verborgen leven in ons stadje. Hij is hier gekend als oud-oogarts, en de helft van de bevolking, zoniet meer, is langs zijn rustige autoriteit gepasseerd om de ogen te laten onderzoeken en om de aangepaste bril te gaan kopen. Ik heb hetzelfde gedaan.

Maar dr. Deweer is meer. Hij is de drijvende kracht achter Oudenaardes geschiedkundige Kring. De amateur-vorsers die het verleden uitspitten om meer te weten over het verleden van hun stad en streek deden dat onder de rustige, deskundige en stimulerende leiding van een man die steeds de eenvoudige stadsgenoot bleef voor iedereen.

Het werk dat ik nu in handen heb, zal de opvolger worden van mijn Keltenboek, hoewel het een pak moeilijker te lezen lijkt dan het voorgaande. Maar geschiedenis is geen gemakkelijke materie, en geschiedenis lezen is niet bladzijden verslinden en titels vernoemen onder het mompelen van "Ja, dat heb ik ook gelezen"-zinnetjes. Het zal net zoals het vorige werk er eentje van tijd en inspanning worden. Met plezier gedaan, denk ik dan maar.

Ten slotte is er nog de 23ste Wereldkartoenale Knokke-Heist '84, onder de titel: De mens wil Lachen. Ooit, als jonge kerel ben ik begonnen elk jaar de uitgave in de davidsfondsreeks jaar na jaar aan te schaffen, maar de tijd heeft er anders over beslist. En nu vind ik langzamerhand de ontbrekende delen terug. Niet alles is nog even grappig of mooi als toen, maar het is jeugdsentiment. En ik houd van die glimlach, die onwillekeurig op mijn gezicht komt als ik dit doorblader. Onweerstaanbaar.

woensdag 3 december 2008

Dr. Jan Grauls, taalkundige

Vandaag weer even een kort bezoek gebracht aan de brongebieden. Tot mijn grote blijdschap heb ik er een werkje over onze taal te pakken gekregen, geschreven door niemand minder dan dr. Jan Grauls, Hasselaar.

En zoals dat in Vlaanderen hoort, heeft een Limburger uit de voor- én naoorlogse periode als wetenschapper net iets minder onmiddellijke impact op de gemeenschap. Wie kent er dr. Jan Grauls nog?

Hij is geboren te Hasselt op 19 april 1887 en overleden te Astene op 5 februari 1960. Hij promoveerde in 1914 aan de Rooms Katholieke Universiteit te Leuven (dat was nu éénmaal de officiële benaming van de Universiteit in die tijd) in de Germaanse Filologie (zou hij Ernest Claes als studiemakker gehad hebben? Zoniet, wie dan wel?) op een dissertatie over de klankleer van het Hasselts dialect. Hij werkte op het Ministerie van Openbaar Onderwijs als hoofd van de vertaaldienst. Zijn voornaamste bezigheid was het taalkundig en taalhistorisch onderzoek van het Nederlands. ((Louis Jacobs leert het mij: In 1910 promoveerde hij (Ernest Claes) in de Germaanse filologie
.))

Verrassend thema in zijn onderzoek: de invloed van de Vlaamse volkstaal op het Waals. Ook de kennis van familienamen door middel van beroep en begrip en de studie van de spreekwoorden van Pieter Breugel (een oude bekende) stonden op zijn programma.

Bovenal was hij een strijder voor de zuivere taal, hij was bij wijze van spreken de man die de ondertussen verouderde, maar niet vergeten woordcombinatie: A.B.N. vorm gegeven heeft; het zuivere taaleigen en de "beschaafde uitspraak" waren zijn stokpaardje.

In het boekje, de Vlaamse Pocket nr. 69, geeft hij in "duizend en een onderwerpen" taalkundige wegwijzertjes.

Zo leer ik dat Vrijmetselaars in het laat-middeleeuwse Engeland Freemacons genoemd werden, dat zij uiterst bedreven bouwers waren, die van stad tot stad trokken en deelnamen aan de grote bouwwerken, zonder zich onder de controle van de plaatselijke gilden te hoeven stellen. Ze hadden als onderlinge herkenningstekenen verschillende geheime tekens en woorden ter beschikking. Hun opleiding kregen zij in besloten huizen, die "Lodge" genoemd werden. In Engeland wemelt het nu nog van "Lodges"...

Een andere Hasselaar is de goddelijke Jos Ghysen, met de Vlaamse Pocket "In stukjes gevallen". Ik weet niet meer of ik hem al heb, ik heb het zekere voor het onzekere genomen.

In de reeks van Reclam verlag vind ik nu ook van Ernst Stadler "Der Aufbruch" terug.

Ook in de Duitse taal: "Mein Kriegstagebuch - Führerhauptquartier und Berliner Wirklichkeit - Vorwort: Kurt Sontheimer", van Marianne Feuersenger, uitgegeven bij de
Herderbücherei als Band 955. Weer een belangwekkende verzameling onbevooroordeelde momentopnamen door een bevoorrecht getuige. Altans, dat hoop ik, want de schrijfster is na de oorlog een gewaardeerd journaliste, redactiechef en omroepster geworden. Van journalisten verwacht ik onbevooroordeelde geschriften, ook als zij op één of andere wijze betrokken waren of zijn in de gebeurtenissen, die ze beschrijven, behalve als het om op de werkelijkheid gebaseerde fictie gaat. De omschrijving van de inhoud klinkt als volgt, en ik beperk me tot de eerste zinnen.

Dies sind keine Erinnerungen. Es ist eine Auswahl von Briefen und Notizen, wie sie in den Kriegsjahren spontan niedergeschrieben wurden von einer jungen Frau, die zeitweilig auch das offizielle "Kriegtagebuch der wermachtführung" zu scheiben hatte, also van Anfang an mit "Herschaftswissen" belastet war. Zunächtst in der Operationsabteilung tätig, später Sekretärin des "Beauftragten der Führers für die militärische Geschichtsschreibung", gehörten geheimste Pläne und Protokolle zu ihrem täglichen Arbeitsmaterial. (...)

De rest vul ik morgen aan.

woensdag 26 november 2008

Edward Poppe en Hendrik Prijs

De aankoopwoede is na mijn laatste exploot enigzins gestopt. Enigzins, want vanmorgen kon ik mezelf niet bedwingen om weer een rijtje boeken te doorsnuffelen. Eigenlijk is de oogst erg mager, maar wel interessant. Het hoeft niet altijd vijfentwintig kilo te zijn.

Ergens, heel diep verstopt tussen de andere Vlaamse literatuur ligt er op zolder een werk van Hendrik Prijs. Een leraar uit Sint-Truiden die ook schreef. Een leraar uit Sint-Truiden die door Elsschot ooit geprezen werd met de volgende woorden: "Van deze schrijver kan, als van Mefisto, gezegd worden dat hij het bal leidt als een perfecte dansmeester." Zo staat althans op de flap van de stofwikkel geschreven. Ik ben fier dat ik van deze gouwgenoot weer een werk meer in mijn kast staan heb. Marieke Bosteels, Meid voor alle werk, een Reinaert-uitgave uit 1966, waarvan de schrijver het werk beëindigde in maart 1963. En ik ben er bijna even fier op dat het boekje zichtbaar gebruikt is. Het was geen sierobject.

Wat echter bracht mij ertoe een op het eerste zicht banale levensbeschrijving van een obscuur Vlaams priester te kopen? Wie was Priester Edward Poppe, "sociaal apostel"?

In mijn schooltijd, meer bepaald in diezelfde tijd, toen Hendrik Prijs zijn bovenstaand boek beëindigde, en toen ik zowat negen jaar oud was, viel de naam van Edward Poppe voor het eerst. Hij werd opgevoerd als een voorbeeld voor de jeugd, om het geloof te verspreiden en te bestendigen. In 1962, zo leert zijn Curruculum Vitae dat de lectuur voorafgaat ons, werd hij Kanoniek ontgraven, en enige dagen later herbegraven in de Grafkapel Pius X te Moerzeke. Wij snapten nog niet de helft van wat de meester ons vertelde over die gebeurtenissen en over zijn engagement, over zijn strijd voor de kleine man, over zijn veel te korte leven. Wij hebben gedurende tien tot bijna vijftig jaar niet gesnapt dat we door onze meester gewezen werden op één van de voorvechters van de kleine man, een gelijke van Daens, een kameraad van de flaminganten van het eerste uur, maar natuurlijk bovenal een bezieler van het geloof. Als hij niet ziekelijk was, had hij waarschijnlijk op zijn manier naast Jozef Cardijn plaatsgenomen. Wij leerden over hem, maar wisten niet waarover wij leerden.

Dat laatste aspect werd naar boven getrokken omdat in de jaren zestig natuurlijk het geloof op de eerste plaats kwam, dat flamingantisme iets was dat nog steeds aan collaboratie en Duitsland gebonden werd, omdat sociaal engagement zonder geloof iets van de socialisten, zeg maar de communisten was, en in een Vrije Gesubsidieerde School kwam het geloof eerst, en de rest later.

Soit, de naam "Priester Poppe" is me nooit ontsnapt, omwille van de toen door mij niet begrepen persoonlijkheid, die aanleunde bij tiesten zoals Jan Bergmans, die veel meer gedaan hadden dan alleen maar hun knieën verslijten en paternosters tussen hun vingers pletten. Maar dat mocht men ons zo niet vertellen, dat kon toen nog niet.

Ik heb later in het college de naam Poppe weer gehoord, doch kon deze persoon niet meer binden aan de kinderverhalen in het derde en vierde leerjaar. De eigenlijke ontdekking deed ik pas, en hier komt eindelijk de reden waarom ik zo diep op dit ogenschijnlijk weinig betekenend hagiografietje inga, na de lektuur van het verhaal over de gebroeders Van Raemdonck. Temse, de sociale bewogenheid van de gebroeders, ik ben verplicht bij de lektuur van dit boek ook het al even nietig lijkende brochuurtje over beide IJzerhelden naast het werkje over Edward Poppe te leggen, om verbanden te zien, om zovele personnages en volksleiders en -opvoeders te plaatsen.

Om de atmosfeer te tekenen, dit fragment uit dit boekje:

Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van hun heldendood, schreef willy Hofmans: "In die tijd was het dat een groepje studenten, onder wie hun goede vriend Wardje Poppe - ernstige aandacht begonnen te vragen voor de sociale kwesties en de werking van Pater Rutten, die pionier. Daar hadden zowel Edward als Frans Van Raemdonck zeer speciale aandacht voor... Al woonden ze thans in een burgshuis, en al werd er in hun schoonste kamer gemusiceerd en voorgelezen, toch zochten zij direkt kontakt met de arbeiders en dagloners. Ze wilden zien, waar dat lompenproletariaat precies aan toe was; ze wilden zich een oordeel vormen, en daarna zouden ze handelen om dat volk, hùn volk, wat op te lichten uit zijn barre bestaan... Op de studentenvergaderingen protesteerden ze, spraken over de liefde tot de evennaste en over de sociale rechtaardigheid. Toèn reeds... en al waren ze nog tè jong om zich, in andere kringen, als vlaamse, sociale voorvechters te doen gelden."

Nog geen 34 jaar oud, overleed hij ingevolge een hartkwaal. Ik kan me niet voorstellen dat ik op mijn 34ste in staat zou geweest zijn het volk "bezielend" toe te spreken. Hij had er toen al een oorlog en een paar hartaanvallen opzitten. Straffe mannen...

Als je lectuur koopt, mag je je niet laten leiden door de strekking van hetgeen je leest. Je moet die strekking opnemen als iets dat nu eenmaal deel uitmaakt van het landschap, waarin de personen die je in het vizier neemt, zich voortbewogen. Ben je een rabiaat heiden, dat hoeft je er niet van te weerhouden de bijbel te lezen. En een vrome pastoor moet, om zijn biechtelingen goed te verstaan, overwegen enige porno tot zich te nemen.

Dit boekje, naast al zijn andere mogelijke kwaliteiten, hardt me in het idee, dat ik iets wil maken waarin het verband tussen boeken gelegd kan worden. De Van Raemdoncks, Pater Rutten, Kardinaal Mercier, Edmond Rubbens, Jozef Cardijn en nog zovele anderen hebben hen gekneed en gevormd, en zij komen in zovele boeken voor, als hoofdpersonnages, of als toevallige voorbijgangers, die een kort intermezzo gepleegd hebben in iemands leven. Het zou prachtig zijn dat het oproepen van een naam snel een aantal werken zou opgeven waarin zij optraden, dat zou het geïntegreerd lezen geweldig verbeteren.

Kanunnik Amaat Lerno schreef dit boek, dat in 1970 in de Sint-Franciscusdrukkerij te Mechelen werd uitgegeven.

zondag 23 november 2008

In memoriam Nonkel Jerom

Nonkel Jerom is heengegaan. Op maandag 17 november, net 87 geworden, heeft hij ons verlaten. Zoals een gelukkige mens, zich niet meer bewust van de wereld rondom hem, is de vlam gedoofd, stillekes, zonder verder vertoon.

Op 27 augustus, uitgerekend op wat de 89ste verjaardag van mijn vader had kunnen zijn, heb ik zijn literaire betekenis voor Vlaanderen toegelicht. Als je dan bovendien in acht neemt, dat hij zelfs het schrijven van facturen aan zijn broer overliet, weet je dat hij een eerder beperkt oeuvre achtergelaten heeft. Voor het dorp is echter een kleurrijk man van het toneel verdwenen. En zijn familie verliest een pater familias, en helaas in zijn laatste jaren, een bron van zorg. Maar bovenal heeft hij in die eerste functie de oude familietraditie, dat op één januari de zeer grote familie in het voorouderlijk huis tesamen kwam, in stand gehouden.

Hard werken is zijn keuze geweest, genieten van de voetbal en enige pinten bier daarna waren zijn zondagse ontspanning, de duiven kregen hun dagelijkse zorg, en bovenal de paardenkoers haalde hem in euforische stemming.

Gisteren was die zeer grote familie bijna voltallig aanwezig op zijn uitvaart. Zijn beide broers, de talloze neven en nichten, hun aangetrouwden en hun kinderen en kleinkinderen, alsmede de dorpsgenoten die de eerste aanval van de winter wilden trotseren, hebben hem een waardig afscheid bezorgd.

Literair Vlaanderen mist niet veel. Wij wel.

zondag 16 november 2008

My dear Watson,

zaterdag 15 november, 23h50. Vandaag is het weer gebeurd. Een bezoek aan één van mijn brongebieden heeft me een oogst van 45 boeken opgeleverd. Het is in meerdere opzichten een topdag geworden. Gedurende twee en een half uur heb ik alle dozen en schabben die ik in die tijd kon doorzoeken, handmatig en ambachtelijk omgekeerd, boek na boek er uitgenomen, bekeken (uitgebreid), besnuffeld (figuurlijk), betast (letterlijk), weer bekeken (heel even, of soms gedurende een paar minuten), en dan een besluit genomen: voor een ander, of voor mij (soms met pijn in het hart).

Deze was alvast voor mij, toen ik nog geen twintig seconden in dezelfde ruimte was:

"Manuel du Citoyen Belge ou Code à l'usage des personnes qui n'ont pas étudié le droit", par A.-J. Nizet. Met de hulp van Tante Google kwam ik alvast niet ver. Een paar aanduidingen wezen erop dat het boek zelf bekend is, maar de uitgave is steevast van 1889. Ik heb hier de eerste uitgave voor me, zoals letterlijk op het frontplat vermeld staat: 1er Édition. Meer nog, tous les exemplaires sont revêtus de la signature de l'auteur. En inderdaad, AJN heeft zijn "autographe" in het boek aangebracht. Hoewel het boek niet meer in de allerbeste staat is, moet je het maar vergelijken met mijn schoonmoeder. Ze staat er nog steeds, met hier en daar een plooi, maar nog steeds in opperbeste doen. De eerste eigenaar heeft het boek van notities voorzien, heeft er zelfs op het blad voor het voorplat een aantal nota's ingezet, haast onleesbaar voor mij, in dat vooroorlogs geschrift, gedeeltelijk in potlood, gedeeltelijk overschreven met pen in zwarte inkt. Maar het belangrijkste van al is zijn datering, die ik hier letterlijk overneem: "Xbre 1887". Volgens mij is die X dus de 12de maand, gezien de Latijnse oorsprong van de namen van de maanden: Xbre zou alzo "Décem" bre moeten zijn, zodat ik met goed recht meen te mogen lezen: décembre 1887.

Het voorplat en bladzijden één en twee zijn een stukje papier kwijtgeraakt, maar dat is niet hinderlijk. De eigenaar heeft echer met potlood en weer die zwarte inkt aantekeningen op aangebracht, die toch wel een beetje slordig overkomen. Verder in het boek komen deze aantekeningen nog slechts sporadisch voor.

Edoch, groot malheur op bladzijden 412 tot 418. Deze zijn aan de basis samen gekleefd, en onlosmakelijk met mekaar verbonden, hoewel de tekst overal behalve op één plaats leesbaar gebleven is. Veel erger is echter dat die ene plaats onleesbaar geworden is omdat een briefomslag, zeg maar enveloppe, gekleefd is midden op de pagina 417. Een onverlaat heeft bovendien getracht deze enveloppe met de hand te verwijderen, en heeft alzo de tekst onherstelbaar beschadigd. Ik laat de zaak zo, maar het boek heeft wel een flinke ontwaarding ondergaan; het blijft echter een groot boek.

Maar Holmes zou Holmes niet zijn, zo hij niet nog enige twijfels heeft bij zijn besluiten. Mijn oog viel zo op een nota die wel bijzonder eigenaardig is. Op bladzijde 627 namelijk wordt een wijziging aan de wet gepubliceerd onder de hoofding: "Notre ouvrage était sous presse quand fut votée la loi suivante apportant des modifications aux lois Provinciale et Communale: (....).

De eigenaar echter heeft deze titel tussen twee horizontale strepen gezet, en erbij gezet: 7bre 1887 (septembre). Raar? Ja, want het betreft een wet, getekend door Léopold, te Laeken op 30 décembre 1887. Wat meen ik te mogen besluiten uit die dataspaghetti? Dit exemplaar, moet er een geweest zijn, waarop de auteur of een redacteur kritieke lektuur heeft uitgevoerd, noodzakelijk voor de heruitgave. In 1889 namelijk moet er reeds een zesde druk uitgevoerd zijn (zoals Tante Google mij leert). De datering naast deze titel duidt erop dat de titel in een volgende uitgave overbodig werd, en dus op basis van zijn eigen, éénmalige inhoud mocht verdwijnen.

Het is ook zonder meer duidelijk dat een aantal notities aanvullend zijn, rechtstreeks de tekst beïnvloedend. Enig onderzoek op het geschrift, de gebruikte inkt dan wel potlood, en de aard van de notities zijn nodig om tot besluiten te komen. Ook zou het helpen een later exemplaar als vergelijkingsmateriaal ter beschikking te hebben. Maar bij Antiqbook moet je al 40 euro neerleggen om een exemplaar van 1889 (zesde druk) te mogen inkijken...


Andere notities zijn meer aanvullend, of bevragend. Voor mij is het echter duidelijk: dit boek is een belangrijk exemplaar. Alleen zal ik met mijn gebrekkige onderzoeksmogelijkheden niet ver komen om de heer Holmes te verslaan.

Zondag 16 november 2008, 20h45. Ook aangekocht, een handvol boeken uit de Pantheon-reeks. Je kunt de aanvulling daar zien.

Daarenboven nog een reeks diverse literaire en andere werken. Niet gesorteerd, alleen maar een lijstje in de volgorde zoals ze nu hier liggen.

Een vlekkeloos Missaal in etui uit 1965. Prachtig van uitzicht.
Tussen Maas en Schelde, van de gebroeders veen, Antwerpen.
Vincent van Gogh Zelfportret in brieven en schetsen, van de Wereldbibliotheekvereniging, met voorwoord door Ir V. W. van Gogh.
E.H. Maurits Van Caeneghem Petit Vicaire te Aalter, door Peter Laroy. Hoogst interessant boekje met veel fotomateriaal.
Democratie tussen spin en web, door Mark Eyskens.
Minister van Staat Gaston Eyskens, door Gustaaf Durant.
Madame Malou, door Marcel Braem.
Cake, door Marcel Braem.
De carrousel staat stil, door Jos Ghysen.
Lente van het hart, door Joos Florquin. Een onberispelijk boekje, ongelooflijk om te zien.
Ten huize van... 10de reeks, door Joos Florquin.
Ten huize van... 12de reeks, door Joos Florquin.
Ten huize van... 15de reeks, door Joos Florquin.
Nederduitse vertellingen, vertaald door Jozef Simons, ingeleid door Franz Fromme. Prachtige foto van Wilhelm Zierow.
Conscience, door Rob. De Graeve. Exemplaar in betere toestand dat hetgene dat ik vorig jaar in september of zo heb gerestaureerd.
August Vermeylen, door Herman Teirlinck. In de reeks Monografieën over Vlaamse Letterkunde.
Paul Lebeau, door Pieter G. Buckinx.
In de reeks Monografieën over Vlaamse Letterkunde. Vooral het feit dat PGB de auteur van de ontleding is (of van de synthese), gaf mij de aanzet om dit boekje te kopen, en dus ook om PGB beter te leren kennen.
Paul de Mont, door Pieter G. Buckinx.
In de reeks Monografieën over Vlaamse Letterkunde. Ibidem.
Boeketje Buysse, verzameld werk, uitgegeven bij Manteau, onder leiding van Karel Jonckheere. Weerom uiterst interessant fotowerk.
Inleiding tot de Congoleesche Volkenkunde, door N. De Cleene, Uitgaven Zaïre, 1943.
Toulouse-Lautrec, door Claude Roger-Marx, in de reeks Kopstukken uit de twintigste eeuw.
Antoine De St.-Exupèry, door drs Christian Angelet.
Dichtungen, door Georg Heym. Ph. Reclam Stuttgart.
De legende van de derde duif, door Stefan Zweig. Zeer merkwaardig uiterst summier (druk)werk uit 1952 van de wereldbibliotheekvereniging.
Het Leven der Romeinen in de Oudheid, door Pierre Grimal.
Vlaamse Verhalen, verzameld en ingeleid door André Demets. Mijn andere exemplaar is beschadigd, en dit is onberispelijk...
Heer van Lembeke, rijd aan. door Julien Kuypers.
Erasmus in zijn tijd, door Louis Bouyer.
De Lof der Zotheid, door Erasmus. Prisma boeken.

zondag 9 november 2008

Een nut en profijtelijk Boexken

16h30. Wat als je hond de postbode niet kan luchten, de wereld bij mekaar blaft, en deze brave en mens- en dierlievende ambtenaar met dichtgeknepen billen naar de volgende bus jaagt? Eén en andere methode wordt uitgelegd in het boek "Honden opvoeding", een boek van Duitse signatuur, waarvan de (jawel) nederlandstalige versie verzorgd werd door Studio Imago te Amersfoort, zodat de titel (waarschijnlijk enkel omwille van lay-outredenen) weer volkomen nutteloos gesplitst is in zijn twee delen. De ondertitel op de omslag bewijst de goede wil van desbetreffende Studio, zodat mijn enige vraag is of het dan wel zulk een doodzonde is een koppelteken in de titel van het boek te zetten, in plaats van het woord te splitsen.

Het boek is hoe dan ook nuttig om mijn blaffende postbode-onvriendelijke viervoeter manieren bij te brengen. Uit gesprekken met onze postbode is gebleken dat hij bang is van het nog geen 40 cm hoge stukje zenuwen, en soms vraag ik me aldus af wie er moet opgevoed worden: de hond of de postbode? Uit praktische overwegingen de hond, uit logische overwegingen zou het gemakkelijker zijn de postbode een goede hondenschool te laten volgen. Daar de geüniformeerde vijand echter langer meegaat dan de hond, zullen we maar opteren voor het eerste. En het boek, dus.


Jaren geleden ben ik nog lid geweest van de Vlaamse Wijnmakersgilde. Zelf wijn maken van allerhande vruchten, ik ben er nooit toe gekomen. En toch kon ik aan de verleiding niet weerstaan om het boek "Wijnen zelf maken" van Jac. Lambrechts, uitgegeven bij Helios te Antwerpen en La Rivière & Voorhoeve te Zwolle. Dat gebeurde dan wel namens het Verbond Amateurwijnmakers, waarvan dezelfde auteur stichtend voorzitter was. Toch nog eens overwegen iets met fruit en gist te doen, temeer daar het toch de bedoeling is in mijn tuin meerdere vruchtenbomen bij te planten, zodat misschien later het er vooralsnog van zou kunnen komen. Voorkennis is enkel in de beurswereld een zonde. Maar alleen ministersvrouwen laten zich nog wel eens met de zonde in. Schijnt het.

Onderweg in Nederland en België, samengesteld door Joep van der Liet voor Elsevier-Amsterdam/Brussel, met plaatsbeschrijvingen voor het Belgische gedeelte door Tom Bouws, is een handleiding voor wie een dagje uit wil naar een willekeurige omgeving in de lage landen en ook in de reeds niet meer zo lage landen, en die dan een eerste informatie bij de hand heeft om een ruw beeld te krijgen.

Tom Bouws? In een bijdrage van enige dagen geleden heb ik van zijn hand nog maar net het boekje "Vlaanderen o welig huis", een Vlaamse Pocket waarin hij ontmoetingen heeft met grote figuren uit onze culturele omgeving, in ogenschouw genomen. Ik heb het dezelfde dag in dezelfde winkel gekocht, zonder voorbedachtheid ten opzichte van de auteur. Van toeval gesproken.

Als Lecturama ook maar één ding goed gedaan zou hebben, is het wel de reeks Meesters der Schilderkunst, waarin een zeer goede inleiding gegeven wordt betreffende onze grootste meesters. Het spreekt vanzelf dat in een populaire reeks als deze er niet diepgravend kan gesproken worden over de kunst. Maar elke kunstliefhebber vindt hier een eerste goede introductie in het leven en werk van de besproken meesters, en heeft de vrijheid bij verdergaande interesse op zoek te gaan naar meer gespecialiseerd werk. Een goede methode daartoe is op de laatste bladzijde de bibliografie in te kijken. Ik ben niet op zoek naar de volledige reeks, maar aan één euro per stuk in de Ecoshop beschouw ik dit toch wel als een koopje. In mijn geval lag er enkel "Van Eyck" te koop.

18h20. Toch nog een woord over die voor mij tot nog toe onbekende Tom Bouws. Via Tante Google kun je gemakkelijk vaststellen dat biografische gegevens over de persoon schaars zijn. Achter op het boekje staat summier vermeld dat hij geboren is te Purmerend op 24 augustus 1911, producer geweest is bij de K.R.O., en in 1961 door Koning Boudewijn onderscheiden werd met de Kroonorde van België. "Vlaanderen, o welig huis" is een soort van dankbetuiging voor deze onderscheiding die hij kreeg voor zijn literaire radiobijdragen. Hij was een veelschrijvend reisauteur, een soort van Julien Van Remoortere.

Reeds in zijn inleiding geeft hij zich te kennen als een rasverteller, die niet ten onrechte Claes en Streuvels geïnterviewd heeft: hij vetrelt het fait-divers, maar durft ook diep op de onderwerpen in te gaan. Het is één van die inleidingen die ik op zichzelf al goed vind voor een onderscheiding: informatief, vlot, boeiend en onderhoudend. Meestal laat ik de inleiding na 3 paragrafen vallen, wegens
obligaat, saai, taai en voorspelbaar.

Zo haalt hij de anekdotiek van sommige gesprekken aan, bijvoorbeeld met Jozef Muls, die op het einde van zijn leven verlamd en op de zorg van zijn zus aangewezen was, maar de fierheid had zich voor de gesprekken op te kleden, en aan tafel te gaan met zijn gasten, en niet aan zijn onmacht wilde toegeven. Aldus gebeurde het dat hij mes en vork niet meer meester was, maar toch zonder hulp wilde eten. De gasten hebben met beminnelijke beleefdheid deze beproeving doorstaan. Ontroerend, en echt.

En dan geeft hij de wijze woorden van professor Stuiveling weer, die repliceerde op een anekdote, die afgesloten werd met de vraag of ze wel waar kon zijn: "Zulke verhalen hoeven niet direct waar te zijn, (..) laat de feiten die onaanvechtbaar zijn, aan de cultuurhistorici. Maar zulke anekdoten (..) zijn als versiering absoluut onmisbaar. Ze geven kleur en sfeer aan de altijd kille feiten die wij bijeenbrengen en ordenen." Aldus tekent de auteur de atmosfeer die hij hoopt ook in zijn boekje weer te geven, maar tekent hij eveneens de anders zo wetenschappelijk denkende professor als een mens van vlees en bloed, eerder dan als een kille wetenschapper.

Wat te denken van de anekdote op de eerste bladzijde van het gesprek met Stijn Streuvels. Als de auteur de teruggetrokkenheid van de grote man beschrijft, heeft hij het over een emotionele uitval als repliek op een woord of een uitdrukking:- "Ze kennen mijn werk niet eens," viel hij (..) smalend tegen ons uit. "Hoogstens een paar titels als De vlaschaard. Er zijn er die denken dat 'k al lang dood ben, en dat Alida van ons huis een museum heeft gemaakt met entreepapierkes. Maar ik leef nog, en ze blijven buiten 't hek!"-.

Tekenender voor Streuvels kan niet. En het zijn tegelijkertijd profetische woorden van vrees, maar woorden die bewaarheid zouden worden, gelukkig maar. Zijn erfgoed moet voor de eeuwigheid bewaard worden. In 1979 of 1980 ben ik na de restauratie van het Lijsternest naar de (her)opening van het muzeum geweest, en heb in een zéér lange rij staan aanschuiven om zijn woning, zijn creatieve burcht te bekijken. Met afgrijzen stelde ik vast hoe niets ontziende bezoekers de bloemperken naast het pad naar de achterdeur plattrapten. Later ben ik er op een rustiger moment met mijn familie tijdens of na de feestelijkheden bij de eerste communie van mijn oudste dochter nog eens geweest, en heb met open mond naar al dat moois gekeken. Tot mijn fierheid heb ik gedurende enige ogenblikken op zijn schijversstoel mogen plaatsnemen voor zijn beroemde panoramische venster. Ik zal het hele gesprek, opgenomen op zijn negentigste jaar, met veel aandacht verslinden.

vrijdag 7 november 2008

Een website om uit te pluizen

20h 49 Ik heb daarnet een website ontdekt, die op het eerste zicht erg verfrissend lijkt. Boordevol informatie, zoals ik dat eigenlijk verwacht van een website die hoopt informatief te zijn. Hoewel ik nog maar vluchtig en bijna ad random door het zeer brede aanbod van allerhande info gelopen ben, zie ik hier toch echt wel een schitterend voorbeeld van wat er kan gedaan worden met de taal en de literatuur. Mijn felicitaties hebben ze alvast!

Eigenlijk was ik op zoek naar correcte omschrijvingen van verschillende versvormen, zoals pakweg terzine, kwatrijn of sonnet. Ik vond veel meer. Wat denk je bevoorbeeld van deze one-liner van Mahatma Ghandi: "Een rechtvaardig mens is rechtvaardig, zelfs in de politiek". Die komt net op tijd, nu Obama het binnenkort voor het zeggen heeft in het Witte Huis.

De website haalt naar eigen zeggen meer dan 18 miljoen hits per maand, en staat te trappelen om uit te breiden. als ze er de nodige middelen maar voor hadden. Je vindt de website door op de titel van dit bericht te klikken.

woensdag 5 november 2008

Van Gisteren en Vandaag

Als er zoiets als "Van Nu en Straks" bestaat, dan bestaat er ook zoiets als "Van Gisteren en Vandaag". Bij deze. In mijn vorig bericht vermeldde ik de vier aankopen van gisteren, de volgende zijn van vandaag.

Op 25 maart 2008 heb ik melding gemaakt van een klein, compact Duitstalig boekje, namelijk Peter Schlemihls wundersame Geschichte van Adelbert von Chamisso. Vandaag heb ik liefst 14 van zijn kleine broertjes teruggevonden, alle bibliotheekexemplaren, en dus op de klassieke wijze ingepakt en van etiquetten voorzien, en helaas maar waar nog in zeer goede staat. De bibliotheekbeambten hadden wel even mogen opletten om de nummering op de reeds kleine rug van de boekjes niet onder hun etiqueten te verstoppen. Reclams Universal-Bibliothek is echt wel een uitgebreid werk, want meerdere van deze dwergboekjes hebben nummeringen die ver in de 8.000 doorlopen. Vandaar mijn volkomen ad random opsomming van deze werkjes, waarvoor dezelfde opmerkingen gelden als in maart:

Kleider machen Leute van Gottfried Keller, nr 7470, 1987;
Die Poggenpuhls van Theodor Fontane, nr 8327, 1985;
Die Majoratsherren van Acim von Arnim, nr 9972, 1980;
Der Sandmann, Das öde Haus, van E.T.A. Hoffman, nr 230, 1983;
Der Klassenaudsatz van Erwin Wickert, nr 8443, 1986;
Geschichte vom braven Kasperl und dem schönen Annerl van Clemens Brentano, nr 411, 1978;
Der Zweikampf, Die Heilige Cäcilie, Sämtliche Anekdoten, Über das Marionetentheater und andere Prosa van Heinrich von Kleist, nr 8004, 1986;
Ein Fall für Herrn Schmidt van Wolfdietrich Schnurre, nr 8677, 1985;
Die Marquise van O..., Das Erdbeben in Chili van Heinrich von Kleist, nr 8002, 1985;
Peter Schlemihls wundersame Geschichte van Adelbert van Chamisso, nr93, 1981;
Das Marmorbild, Das Schloss Dürande van Joseph van Eichendorff, nr 2365, 1981;
Kabale und Liebe van Friedrich Schiller, nr 33, 1985;
Der blonde Eckbert, Der Runenberg, Die Elfen van Ludwig Tieck, nr 7732, 1984;
Bahnwärter Thiel van Gerhart Hauptmann, nr 6617, 1985.

Een ander curiosum is een klein doch zeer verzorgd werkje over "Der Russische Hof zu Weimar", een kunstdruckalbum van Kunstverlag H.C. Schliedicke Leipzig, in 1989 uitgegeven. Uitermate interessant fotowerk, ik tracht de tekst te ontcijferen, maar moet toegeven dat een flinke hand hulp nu en dan welkom is om al te lange zinnen te begrijpen als ik aan het eind ervan tracht te doorgronden wat men in het begin eigenlijk wilde meedelen. Een verzamelstukje, maar toch meer dan dat. Onder meer Franz Liszt, Hector Berlioz en Franz Cerny zijn er op één lithographie verenigd. Klara en Robert Schumann bekijken de wereld eerder verveeld, Peter Cornelius en Heinrich Hoffman von Fallersleben-Stahlstich (!) staan voor de eeuwigheid romantisch artiest te wezen en zo kunnen we de waslijst van interessante en googleklare zoekpersonnages nog veel verder uitbreiden.

Cel 269 van Ernest Claes is in de vorm van Vlaamse pocket no. 220 tot mij gekomen om eindelijk eens gelezen te worden. 1967, mijn Wonderjaar. Eenenveertig jaar later en nog zulk een verzorgd uiterlijk hebben...

Pygmalion van Bernard Shaw. Een Penguin pocket. Hoogstinteressant zijn de meer dan 100 pentekeningen van Feliks Topolski. Iedereen kent de film, maar wie kent het toneelstuk?

In de reeks Ontmoetingen heb ik nu Antoon Coolen door Piet Oomes aan de verzameling toegevoegd. Mooi.

Vlaanderen o welig huis van Tom Bouws, nog een Vlaamse Pocket, geeft me gesprekken met Stijn Streuvels, Ernest Claes, Felix Timmermans, maar ook met Jos Ghysen en zelfs Arthur Meulemans; hopelijk zullen ze me weer enige nieuwe inzichten verschaffen. Om naar uit te kijken.

De rest zal ik morgen of zo bespreken.

La nouvelle litérature est arrivée

November, een maand die de ware boekenliefhebber zal bekoren: zo is er in Antwerpen de hoogmis van het boekenwezen bezig, maar ik ben daar in mijn leven nog maar één enkele keer geweest. Toch volg ik de actualiteit die eruit voortspruit op de voet. En er is in het algemeen het gevoel dat je naar een comfortabele zetel leidt, alle attributen die het gezellig lezen en studeren bevorderen, zoals daar zijn, (liste non-exhaustive), een kop lekkere koffie, warm en vers, een druppeltje of wat meer als het mag cognac, een ondertussen veelvuldig verdoemd genotsmiddel als een pijp en grove tabak (genotsmiddel dat ik in jaren niet meer aangeraakt heb), en enige raakgekozen composities van de klassieke meesters van de muziek. Een hond aan je voeten, een vrouw met dezelfde bezigheid als jezelf en een warme kachel om af en toe in te rammelen, en Streuvels zou er inspiratie van krijgen.

Om dergelijke momenten te vullen heb ik hier voor me liggen, een viertal boeken die me de eerstvolgende dagen zullen gezelschap houden. Ze zijn niet alle van hetzelfde belang, nee, verre van.

33 Kilo later, mijn verhaal, mijn recepten van Koen Crucke zal even ingekeken worden, voor de zoveelste maal is het fotomateriaal leuk en informatief, de recepten zullen eerder mijn vrouw inspireren dan mijzelf. Dat dit boek gewoon van het schab in de winkel op een schab in de woonkamer terecht is gekomen, om er slechts vanaf te gaan richting Kringloop, daar versta in deze keer helemaal niets van. Zo kan een bekend Oudenaards jurylid van vermaarde poëziewedstrijden die tot doel hebben de heer Jotie 'tHooft te eren enkel maar besluiten dat het boek in kwestie zelf misschien een geschenk geweest is. Plausibel. Maar het geeft me toch steeds weer een onprettig gevoel. De enige correcte reactie erop kreeg ik tot nu toe slechts van mezelf: zie maar dat je boeken die je nu zo veelvuldig koopt, niet hetzelfde lot ondergaan...

De Hond van de Baskervilles van A.C. Doyle. Uitgegeven in een reeks door het Laatste Nieuws, nummer 4 om correct te zijn. Jeugdsentiment, daar ik het verhaal in mijn studententijd gelezen heb, tezamen met zowat alles wat ik te pakken kon krijgen van deze schrijver. In die dagen waren er op TV ook meerdere afleveringen van een reeks gebaseerd op het werk van de beroemde schrijver te zien, en ik meen me dit werk te herinneren als één van de meest spannende, duistere afleveringen. Toen ik later in de bibliotheek van Hasselt, toen nog in het Begijnhof, zijn boeken ontdekte, kon ik zelfs niet tot thuis wachten: ik zette me op één van die banken aan de ingang van het domein, en las tot de avondschemering en de kou me naar huis dwongen, een fietstochje van drie kilometer, om daar vanzodra mogelijk te verdwijnen op mijn kamer, en verder te lezen, tot de schooltaken of het gezond verstand me van de lektuur weghaalden. Ook dit boek vertoont niet de minste sporen van gebruik.

De avonturen van Bill Clifford van Godfried Bomans heeft ook vroeger mijn aandacht reeds getrokken, maar ik moet tot mijn schande erbij zeggen dat ik het maar niets vond. Ik ga onderzoeken of ik dat nog steeds denk, en waarop dan nu deze mening gestoeld is. Een uitgave van Amsterdam-Elsevier-Brussel van MCMLXII, en gelezen door een zeer zorgzaam iemand. Ik ben hem daar dankbaar voor. Iets dergelijks is me ooit nog eens overkomen toen ik "Het Afscheid" van Ivo Michiels las voor school. De eerste keer was dat verplichte lektuur, en ik vond de ontleding van het boek onder leiding van Mijnheer Ceelen best leuk, maar jaren later heb ik het boek nogmaals gelezen, en toen was ik eerlijk gezegd zwaar ontgoocheld. Het was alsof het magisch-realisme van de schrijver dat ik bij de eerste lectuur nog meende aanwezig te zien, met de tijd ook vervaagd en eigenlijk helemaal verdwenen was.

Het volgende werkje is een klepper. De Hollandsche Natie, in zes zangen door J.F. Helmers, uitgegeven te Gouda Bij G.B. Van Goor. Het werk dateert van 1812, en is een bombastische lofzang op alles waar de doorsnee Hollandse Burger fier diende op te zijn: De Zedelijkheid, Heldenmoed te Land, Heldenmoed ter Zee, De Zeevaart, De Wetenschappen en de Schoone Kunsten. Het werk is niet zonder geschiedenis gebleven. De auteur heeft er een tiental jaren over gedaan, om door middel van studie tot de nodige kennis te komen om dit werk te voleinden. In die tijd lag Holland nog onder de Franse bezetting, en hier en daar heeft hij blijkbaar op zere tenen getrapt, want het boek heeft in zijn eerste editie op last van de Censuur enige verbeteringen en schrappingen gekend. Het heeft de auteur zelf bij de Nederlandse bevolking het nodige krediet bezorgd om als held op prijs gesteld te worden, want hij had de durf in zijn geschriften bepaalde Franse gevoeligheden te behandelen en aan de kaak te stellen. Zijn oorspronkelijke uitgever Van Immerzeel had minder moed, want hij is ergens anders (bij Allart) moeten gaan aankloppen om het werk te laten uitgeven. Volgens de overlevering heeft eigenlijk alleen maar zijn vroegtijdige dood ervoor gezorgd dat hij een proces vermijden kon, waarbij hij het reële gevaar liep jarenlang in het Huis van Bewaring te moeten dichten. Deze uitgave werd gedrukt bij Ipenbuur & van Seldam, is niet gedateerd, maar ik kan geen spoor van verbeteringen of verbeterbladen vinden, zodat ik met een gerust geweten kan zeggen dat dit misschien uitgave van 1812 is, daar het bijvoorbeeld ook als pocket is verschenen, iets dat toendertijd onder impuls van de uitgeverij Allart net een nieuwe rage werd om belangrijk werk in goedkope uitgave bij het grote publiek te brengen. Toch een aanwinst voor mijn afdeling poëzie.

donderdag 30 oktober 2008

Een greep uit

Hoe staat het hier ook weer geformuleerd? "om de vlek op de band, de geur, het uitzicht..." De diversiteit van de boeken die ik laatst meegebracht heb is zo groot, dat ik slechts enige werken toelicht, de rest moet het gewoon met de titel doen.

Van
Dirk Bracke: Touria, een davidsfonds/Infodok-uitgave voor jeugdigen van 14 jaar over een moslimmeisje dat vecht voor het recht om een beetje westerser te leven dan haar familie voorschrijft. Het boekje is slechts 64 bladzijden lang, maar in een klaar en duidelijke taal geschreven door een man die de jeugd begrijpt. Ook 56-jarigen kunnen dit boekje in één ruk uitlezen. Het overschijdt de leeftijdslimiet, hetgeen me doet denken aan die zovele boeken die ik in mijn kindertijd gelezen heb, en waarvan gezegd werd dat ze gelezen dienden te worden door de jeugd van 8 tot 88 jaar. Ik ben het er volkomen mee eens dat dit dus mogelijk is. De Stichting Nederlandse Kinderjury en de Jonge Jury hebben hun appreciatie op hun manier ook laten blijken.

Taalquizboek, eveneens van Davidsfonds, maar geallieerd met Clauwaert, door Geert Craps en Willy Smedts laat je in 370 meerkeuzevragen nadenken over de taal die wij spreken. Het boekje kadert een beetje in de kritiek die ik in mijn bericht van enige dagen geleden over het Groot Gezinsverzenboek van Jozef Deleu gegeven heb, ondermeer wat betreft het "werk" van de Nederlandse Taalunie. Een unie waarin ook Vlamingen zetelen, die zich behoorlijk op de kop laten zitten door hun Nederlandse collega's. In 1980 opgericht, zo wordt op bladzijde 21 uitgelegd, beoogt het Verdrag tot oprichting van een Nederlandse Taalunie "...de integratie van Nederland en de Vlaamse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin.(...) Dankzij de Nederlandse Taalunie wordt de geschiedenis van het Nederlands voortaan door Nederland en Vlaanderen tesamen geschreven. Een geschiedenis zonder eind."

Moeten we daaruit besluiten dat deze geschiedenis voorheen enkel door Nederland geschreven werd? Ach, ik heb geen zin in polemiek. Ik wacht met ongeduld op de Vlaamse taalkundigen die deze draak de keel afsnijden, en ons Vlaams zijn eigen plaats geven. Met een eigen controlerend orgaan. Elk Vlaams woord dat nu in de Dikke Vandale staat, wordt denigrerend gevolgd door (gewestelijk). Alsof het woord "goesting" een pestrat is. Dat is iets gewestelijks, en gewestelijk, dat betekent: iets van ... ginder. Je kunt niet tegelijkertijd nemen en geven met dezelfde hand. Als in 1980 de samenwerking uitgeroepen wordt, bestond die dus voorheen niet. En moet ze dan nu, na 28 jaar het neerbuigend karakter maar eens achterwege laten. Gewestelijk? Onze taal is het Vlaams, niet het Gewestelijks. Ik spreek geen Nederlands, hoewel mijn taal officieel zo heet. Ik spreek Vlaams, en wil dat erkend zien. Ooit van dat volk gehoord, de Friezen? Die hadden een taal, en die hebben ze nog. Er is een prijs voor betaald. Een prijs, die ik ook wil betalen. Vlamingen Aller Landen, Verenig U.

Natuurlijk zal dat niet zomaar kunnen. Natuurlijk moeten er knopen doorgehakt worden. Problemen opgelost. Evenwichten uitgezocht en gevoeligheden vastgelegd en besproken. Hoe moet bijvoorbeeld "hebben" vervoegd worden?
Ik em, ga et, a et?
Hebbekik? heddega? 'Ettem?

Ik lach ermee, maar het is duidelijk dat West-Vlamingen of Limburgers lijnrecht tegenover mekaar zullen staan als er besluiten moeten genomen worden. Brabanders ((en om historisch-taalkundige redenen neem ik de (provinciale) Antwerpenaars daarbij)) zullen anders denken over algemene regels dan de rest van Vlaanderen. Maar het is een ideale gelegenheid om die moeilijke draak, met zijn regels, regeltjes en uitzonderingen waarop uitzonderingen vast te stellen zijn, met wortel en tak uit te roeien. Maak er iets van ons van. Beide taalgroepen zullen er beter van worden. Doe het, verdomme.

En dat allemaal om 370 meerkeuzevragen met een waarde van vijvenseventig senten....

Z.M. Koning Boudewijn in Belgisch-Congo. Onze Vorst was in 1955 voor de eerste maal in de kolonie, en de franstalige initiatiefnemers van dit lofdicht moesten in de titel reeds laten blijken dat Kongo, ook Belgisch-Kongo genoemd, een franstalige aangelegenheid des vaderlands was. Dus ging de Vorst op bezoek, altans volgens de titel, in "Belgisch-Congo". La Belgique sera latine, ou ne sera pas, is het niet? Pour les Congolais la même chose. In een franstalige tekst en context is dat volkomen gerechtvaardigd, in een Vlaamse tekst zie ik liever de K verschijnen. (De naam Kongo is - altans volgens mij - afgeleid van de naam van het het volk van de Bakongo, dat leefde aan beide zijden van de Kongo-rivier. De naam Kongo moet dus ook - altans eveneens volgens mij - met klemtoon op de eerste lettergreep uitgesproken worden, en het betreft een korte "o", zoals in "kom". De opeenvolgende franstalige regimes hebben daar anders over gedacht.)

Afgezien van dat soort van accessoire kritiek is het een heerlijk kijkboek, met weliswaar kwallerige geleiteksten, nochtans geschreven door
Bernard Henry, maar met fotomateriaal, dat ervoor zorgt dat dit boekje blijvende waarde heeft voor de geschiedenisliefhebber. Wat te denken van een foto waar liefst drie Belgische koningen op prijken: de geabdiceerde Leopold III met zijn beide zonen, de regerende Boudewijn, en diens latere opvolger, de toenmalige Prins Albert, een echt document in mijn ogen. Of de foto van de merkwaardige koning van de Bakuba, Lukungu van Mushengè, een indrukwekkende man, omringd door zijn gevolg. Je moet de oudere literatuur er eens op nalezen. De Bakuba kwamen niet altijd even fraai uit de verf. Over die ontmoeting is er trouwens een apart boek verschenen: Bwana Kitoko en de Koning van de Bakuba: een vorstelijke ontmoeting op de evenaar, door Erik Raspoet.

Heel wat anders is het prentenboek/stripverhalenboek "
Oudenaarde 1708" door de leerlingen van het Sint-Bernarduscollege van Oudenaarde uitgegeven naar aanleiding van de herdenking van de slag bij Oudenaarde van 1708. (trouwens, een slecht punt voor datzelfde college : men schrijft : St.-Bernarduscollege, en niet : St. Bernarduscollege !) De geschiedenis van deze veldslag wordt op een creatieve wijze uit de doeken gedaan. Mooi patchwerk door pure amateurs en vakmensen die hand in hand een gevarieerd overzicht gegeven hebben van het historische feit, maar dan op een wijze die soms een bochtje omheen de geschiedenis niet schuwt, om het ludieke element toegevoegd door een aan een project werkend groepje jongeren de plaats te geven het toekomt, en dat in de geschiedenis niet voldoende benadrukt wordt: hoe had het ook echt kunnen zijn? (want de geschiedenis beschijft alleen de lijn, niet de woorden, niet de zo talrijke daden die niet geschiedkundig zijn, maar die wel hebben plaatsgehad). Wat zeiden ze tegen mekaar? (Weten wij wat de ordonnans zei als de Generaal een bevel brulde dat duizenden mensen de dood in joeg? Welke vervloekeing sprak die man uit), Welke kemels werden er geschoten? (Is Marlbourough ooit op het slagveld verschenen met een broek met gescheurde naad, omdat de ordonnans te zat was om de boel tijdig bijeen te naaien?) Wat is de petite-histoire? (Justin? Who the fuck is Justin?) Geschiedenis wordt gemaakt door de grote namen, maar gespeeld (en ondergaan) door de kleine mens. Leuk werk door een werkgroep van het College.

Verder passeren
De 200 Rijkste Belgen van Ludwig Verduyn door uitgeverij Van Halewyck de revue;
Tijdmanagement voor Dummies door Jeffrey J. Mayer is een boek (het zoveelste) waar iemand geen tijd aan besteed heeft, misschien voor hem of haar het best mogelijke gebruik van dit boek;
De drie dimensies van Waardecreatie (deel1) door Roel Bellens, E. Jan de Jonge en Henk M. Hazelhoff (opnieuw: er is geen enkele waarde mee gecreëerd, tenzij door de oorspronkelijke verkoper en de auteurs);
Niet te stelpen Licht, nieuwe religieuze Poëzie, samengesteld door Rudolf van de Perre, uitgegeven bij Davidsfonds/Clauwaert;
De Muzen hebben hun ekskuzen, Vlaamse pocket van de hand van Jos Ghysen en Louis Verbeeck, jeugdsentiment;
Leesbeesten en Boekenfeesten Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken, uitgeverij Davidsfonds/Infodok, en Biblion, door Jan van Coillie, (zucht, weer niet aangeraakt) , en op deze webstek raak besproken.
UIt de reeks Koken zonder Grenzen, Het geheim van goede Wijn, een Lekturama-uitgave, gekocht omwille van mijn alcoholische hobby, en de informatieve voorstelling met tekst en foto's.

woensdag 29 oktober 2008

Annemie Struyf, met verve

Ladies First, First Ladies. Ik heb haar eindelijk in levende lijve ontmoet, haar zware tas naar binnen gedragen, en een kort, vriendelijk gesprekje met haar gehad. Ze was een lieve tante, een madam die haar ding deed, en terug uit het decor van de historische Volkszaal (de Cale) van het Oudenaards Stadhuis verdween, naar de even historische maar mishandelde Markt, waar ze in een monovolume stapte en naamloos ons stadje verliet. Dat was gisteravond.

Vandaag. Ik laat het nog wat verteren. Wat Annemie Struyf doet terwijl ze haar ding doet, maakt een al vlug onuitwisbare indruk op me. Ze praat blijkbaar niet over haar ervaringen, als ze ergens een zaal voltrekt, nee, ze kwettert. Ogenschijnlijk los uit het geheugen, met een woordkeuze die aantoont dat ze het onderwerp dadelijk aan jou wil vertellen: ze gebruikt geen elitaire, erudiete, intellectuele prietpraat, maar gewone mensentaal die je ook kunt horen in de trein als twee dames na de werkuren mekaar hun vakantie-ervaringen vertellen, in een losse, vrijblijvende verteltrant. "En op de volgende foto zie je Imelda. Imelda is een heel bijzondere vrouw. Ze was ooit een heel belangrijk iemand, maar er zijn dingen gebeurd in haar leven. Ze is nu straatarm. Allez, dat beweert ze toch, en je zoudt dat ook kunnen denken, maar in werkelijkheid, naar onze normen, en zeker naar de normen van het merendeel van de mensen die rond haar leven is ze stinkrijk, in het gezelschap van Picasso, Degas en nog vele anderen...".

Dan valt je frank, en je herkent Imelda als de schoenenverterende dame, die ooit de wereld op zijn (en haar) kop gezet heeft in 1983, samen met haar echtgenoot, Ferdinand, op de Filipijnen. Annemie verantwoordt haar keuze: "Ze is een sterke, opvallende, belangwekkende vrouw." Het totale plaatje bevestigt dat.

Sommige verhalen zijn ontroerend, sommige tonen reuzinnen, andere frele en breekbare vrouwen, die zonder het te willen of die bedoeling te hebben, hun leven in een bepaalde richting gedreven hebben, en het leven van andere vrouwen -en mannen- voorgoed gewijzigd hebben.

In recht voor de raapse taal zegt Annemie wat ze te zeggen heeft, draait alleen maar rond de pot als dat het verhaal ten goede komt, noemt een kat een kat. Ze laat in dat typisch vrouwelijke onderwerp, waarbij ze soms op ladies-only-avonden een anders geformuleerd verhaal vertelt, de mannen in hun waardigheid waar het de man-vrouwverhoudingen in andere kulturen aangaat.

De inrichter van die merkwaardige avond was de GROS-Oudenaarde, die jaarlijks een dergelijk evenement op poten zet, in aanloop van de 11-11-11-actie. Joris, de vroegere drijvende kracht achter de plaatselijke Noord-Zuid-beweging zat ook in de zaal en zag zijn werk waardig verdergezet. In dit geval was het echter een gebeurtenis die ik in een boeken-, poëzie- en literatuurblog zeker een plaats wil geven.

Annemie Struyf overtreft, overschrijdt en overklast met haar kwetterstijl de grootste sprekers die we daar al gezien hebben, en dat waren niet de minste. Zij bundelt gedrevenheid voor het portretteren van mensen met eerlijkheid in de beeldvorming, zowel visueel als mondeling. Zij doet veel meer dan alleen maar (en vergeef me die op het eerste zicht denigrerende uitdrukking) het belichten van een aspect van de Noord-Zuid-problematiek, zij betrekt er een ganse wereld in.


Maar voor mij is er nog meer aan de hand: het literaire aspect komt in mijn ogen bijzonder indrukwekkend over. Als literatuurliefhebber benadruk ik hier in deze blog vooral dat aspect. Het gaat namelijk ook over verhalen. Over vertellen. Over tonen en aantonen. Over communiceren, pleiten en overtuigen. Als iemand een boek schrijft, al dan niet met fotomateriaal, moet de eindboodschap toch steeds luiden: ik heb iets te vertellen. En dat doet zij. Met verve. Dit is niet alleen een lezing. Dit is het optreden van een vrouw met een boodschap, een vrouw die bovendien zichtbaar trots is op haar werk.

Het boek dat ik kocht heet "Ladies First, First Ladies" en heb ik aan mijn vrouw laten opdragen en signeren. Iets wat in haar een glimlach deed oplichten, iets dat zij leuk vond. Een geslaagde avond.

woensdag 22 oktober 2008

Denktankwerk: het groot Gezinsverzenboek als Vlaggenschip van de Poëzie

De titel van dit verzamelalbum, Het Groot Gezinsverzenboek van Jozef Deleu geeft je zin om het boek zonder te bekijken in een hoek te smijten, en het nooit meer op te rapen. De vorige eigenaar heeft weliswaar zijn eigendom, de vierde geheel herziene druk van 1985, nooit ingekeken, maar gelukkig heeft hij er ook nooit mee gesmeten. Het is onaangeraakt, zuiver als de keuken van een vrouw met poetswoede, en bevat een schat aan gedichten uit zowel Zuid als Noord.

De kritiek over de titel is eigenlijk niet van mij, maar ik neem hem met plezier over. De Nieuwe Linie kreeg zelfs het voorrecht de volgende zeer terechte woorden op de flap als resentie te mogen gepubliceerd zien:


"Het is jammer dat Deleu geen andere titel voor het boek heeft gevonden. Groot Gezinsverzenboek maakt een wat stichtelijke indruk, het klinkt wat braaf-ouderwets, en zo'n karakter heeft deze bloemlezing beslist niet. De samensteller toont een grote belezenheid, ook in de zeer recente poëzie, en heeft een uitstekende smaak. Het auteursregister telt 196 namen en daarin zit zo'n veelzijdigheid, dat dit boek eigenlijk ook een prachtige algemene bloemlezing uit de moderne Nederlandse poëzie is geworden, een poëzie-leesboek zo mooi als er jaren niet is verschenen."

Spijtig genoeg spreekt de criticus van (het taalkundig nochtans juiste) "Nederlandse" poëzie. Ik ben voorstander van "nederlandstalige" poëzie, Vlaanderen bestaat ook, en ook elders in de wereld wordt er Nederlands gesproken. Dat de variatie in die soorten Nederlands groot is, maakt de taal des te interessanter, maar het ontneemt ook het recht aan sommigen om het enkel over Nederlands te hebben, als het woord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt wordt om de taal aan te duiden. Spreek ik Nederlands? Ja. Maar het boek dat ik schrijf is nederlandstalig. Critici zouden dat moeten weten, en die gevoeligheid kennen en erkennen.


Hoewel het niet in de bedoeling van Jozef Deleu gelegen heeft, werkt hij ongewild mee aan die andere Nederlandse ziekte om lange woorden te splitsen: Groot Gezinsverzenboek staat op de stofwikkel als Groot Gezins Verzen Boek. Er is zelfs een heuse website aan dat verschijnsel gewijd. Hilarisch. Pittig detail is dat de criticus in zijn tekst zeer onnederlands het woord voluit en dus correct neerschrijft. Maar in 1985 was die buiging voor de Engelse taal nog niet zo ingeburgerd als nu, denk ik.

Het opzet van de bloemlezing is thematisch voorbeeldig. "500 Gedichten rondom leven, liefde en dood" is afgebakend en tegelijkertijd voldoende ruim om een dergelijk omvangrijk boek periodiek te herzien en heruit te geven. Het zou zelfs anders kunnen opgevat worden.

Ik stel me voor dat er op een jaar tijd behoorlijk wat nieuw werk verschijnt, en dat er laat ons zeggen over een periode van vijf jaar dichters opstaan en herkend kunnen worden door gevormde poëziekenners die met enige zekerheid kunnen zeggen dat hun werk blijvende waarde heeft, en van hun toekomstige werk durven verwachten dat het van dezelfde hoge kwaliteit zal blijven. Geef in die geest een jaarlijks supplement uit aan het basiswerk, en geef daarin de jonge generatie dichters aanmoediging, terwijl de oudere generatie zeg maar een decoratie krijgt wanneer hun nieuwe werk ook voor publicatie in aanmerking komt.


Zet daar dan nog een pakweg maandelijks themanummer naast, met een duiding van de meest belangwekkende gebeurtenissen op het vlak van de poëzie, alsmede een bespreking van een markant dichter, en je kunt er een levenswerk van maken dit in stand te houden. Het concept van de literaire tijdschriften is bouwvallig geworden, en kan enkel blijven bestaan als de zuilen waaronder ze opgericht zijn, verlaten worden, om zich in het hele gebouw voort te bewegen. Op dat vlak zijn "Dietsche Warande en Belfort" of "De Vlaamse Gids" voorbeeldig. Hoewel het één een duidelijk katholiek en het ander een duidelijk liberaal standpunt als uitgangspunt heeft of had, is de verdraagzaamheid tot andersdenkende artiesten groot, en dat is een deel van de levenskracht van beide tijdschriften, die reeds respectievelijk van 1900 en 1905 dateren.

Zo ook kan een dergelijk werk, dat op lange termijn een leidende rol kan spelen in de duiding en verspreiding van de nederlandstalige, en waarom niet, van alle poëzie, ook tijdschriften van kleine groeperingen in leven houden of nieuw leven inblazen. Het is uitermate belangrijk dat men beseft dat poëten in de eerste plaats met poëzie bezig zijn, en niet steeds als de grootste commerciële geesten door het leven gaan. Het is even belangrijk dat deze kleine of nieuwe strekkingen of bewegingen tot het uiterste de kans krijgen hun boodschap te ventileren. De fabricaten die ze vaak met veel goede wil op de markt gooien, hebben geen levensvatbaarheid omdat ze niet kunnen genieten van een verdeelkanaal dat hun eigen oplage met een factor 100 zou kunnen vermenigvuldigen. Waarom zou men aldus geen gezamenlijk orgaan onder de paraplu van samenwerking, verdraagzaamheid en rendabiliteit in het leven kunnen roepen, dat uit hoofde van zijn wezen meteen ook het Vlaggenschip van de Poëzie zou kunnen worden? De naam lijkt me reeds gevonden...

Hoe zie ik dat? Neem het Groot Gezinsverzenboek als basiswerk, en laat de uitgever of auteur pakweg op maandbasis een uitgave doen, in steeds dezelfde vorm, maar met een inhoud naarmate de meewerkende eenheden copij insturen die onder hun organische naam opgenomen wordt als zijnde de uitgifte van hun tijdschrift, in een algemene bundel, dan zou dat de prijs drukken, en de verspreiding bevorderen onder degenen die één of meerdere abonnementen namen op zeer onzekere publicaties. Elkeen schrijft dan hetzijne, en het geeft niet dat er over hetzelfde onderwerp meerdere auteurs een gelijkaardige of totaal andersluidende mening willen verdedigen, daar hun katern en hun standpunt geïsoleerd blijft in het geheel, en het geheel dus groter is dan de som der delen door de diversiteit van meningen en onderwerpen die erin aan bod komen. Zowel de individuele (verantwoordelijke) uitgevers van tijdschriften, de unieke (technische) uitgever van de verzamelbundel als de abonnee worden er beter van. De unieke uitgever kan door de grote oplage en het relatief grote aantal abonnees op een dergelijke uitgave zorgen voor kwaliteitsvol en uniform werk. De individuele uitgevers van de diverse tijdschriften en -schriftjes hebben een publiek dat vele malen groter is dan hetgeen ze in normale omstandigheden zouden kunnen bijeengaren. En de abonnee krijgt door dit concept pas echt waar voor zijn geld: alle aangesloten strekkingen die een tijdschrift verzorgen en zich in bij dit collectief aansluiten zijn dan raadpleegbaar. Het lijkt me een idee om eens verder te bestuderen.

Als ultieme toevoeging kan elke dichter die tegen de risico's en de moeite van het publiceren van een eigen dichtbundel opziet, nu deze in een aparte lijn "verzamelde bundels van de maand" laten opnemen.

Poëzie is Literatuur, literair is poëtisch. Ze horen samen; er moet gewoon eens commercieel nagedacht worden over een betere versprijding van ideeën en werk. Sommigen moeten bereid zijn een stukje van de eigenheid op te geven, anderen zullen in die amputatie hun overlevingskansen geconkretiseerd zien. Een eerder onfrisse vergelijking: is de persoon wiens rechterarm geamputeerd werd blij? Nee, als hij als rechtshandige soep moet lepelen. Ja als je naar zijn levensverwachting vraagt. Je leert wel linkshandig soep eten, maar je kunt ze maar zolang eten als je leeft. Is het moeilijk kiezen?

zondag 19 oktober 2008

John Adams, and the others

Als tweede man in de rij wordt je wel eens vergeten. Maar dat is niet het geval voor John Adams, de tweede president van de Verenigde Staten. Voor het geval sommigen daar toch toe bereid zouden zijn, heeft David McCullough, in 1933 in Pittsburgh, Pennsylvania geboren, en productief schrijver, met werken Als Truman, Brave Companions, Mornings on Horseback, The Path Between the Seas, The Great Bridge, en The Johnstown Flood, in een 650 bladzijden dik boek genaamd "John Adams" het leven en het belang van deze president minutieus uit de doeken gedaan.

Voor zijn boek Truman kreeg de auteur de Pulitzer Prize in 1993. Verder verdiende hij de Francis Parkman Prize, de Los Angeles Times Book Award en tweemaal de National Book Award. Geen kleine jongen dus. Bovendien denk ik dat het om een eerste uitgave gaat.

Het boek is een amerikaanse uitgave, die prachtig van fotomateriaal van vooral schilderijen van de staatsnam is voorzien. Een van die afbeeldingen toont trouwens een document van de hand van John Adams zelf, waarin hij de datum van de onafhankelijkheid niet op the 4th of July, maar op "The Second Day of July 1776" plaatst. Merkwaardig.

Dit boek vult een leemte in mijn kennis van de amerikaanse geschiedenis: de fameuze televisiereeks "bicentennial" ligt te ver achter me, in een tijd dat ik mijn laatste jaar in Leuven deed, of was het een jaar later, het meest woelige en beslissende jaar van mijn leven, de winter van 1976 en de lente, zomer en herfst van 1977? Alleszins is me niet veel meer bijgebleven van de heroïsche reeks. John Adams is groot geworden in die woelige periode, en er zal een boel te leren vallen uit de (trage) lectuur van dit boek.

Gisteren heb ik ook "Het recht van de sterkste" van Cyriel Buysse op de kop getikt. Een prachtig geconserveerde uitgave van 1978 van Heideland-Orbis. Klaarblijkelijk onaangeroerd.

Ook aan mijn verzameling toegevoegd: Le petit Kurt, kleine encyclopedie van België", door Kurt Van Eeghem. Enkel te lezen door Belgen die de nodige zelfspot kunnen opbrengen. Ik citeer (een hoogstwillekeurig gekozen) citaat uit (het al even toevallig gekozen hoofdstuk) "Limburgers (de)": Elke Limburger komt ooit eens met zijn foto in de krant, maar daar moeten ze wel eerst voor overlijden. Daarom telt Het belang van Limburg elke dag twee volle pagina's overlijdenberichten met klassevolle kiekjes. Ook vervuld met een wrang soort van humor is de volgende: In Limburg zijn er meer badkamers dan in de andere provicies, het is dus ook een vuil volkje.

Ook het Roularta-boek: "100 Jaar voetbal in België" is tot mij gekomen, eens te meer omwille van zijn fotoschat, het is altijd goed te kunnen teruggrijpen naar bewijsmateriaal. Verder interesseert voetbal als sport mij geen fluit. Het gaat om het historisch en informatief gegeven.

Charles De Gaulle

Als de la Boétie dan de nodige aandacht gekregen heeft, mag een historische kanjer als Charles De Gaulle niet op het appel ontbreken. Ik herinner me het paternalistisch genot van mijn vader, telkens hij over een politicus sprak, om de naam van de persoon in kwestie in de mate van het mogelijke gemeenzaam te verkleinen. Waar hij maar kon, voegde hij het sufix "-ke" aan de naam toe, om zo aan te geven dat hij "ze wel op zak had", dat hij wel wist "vanwaar de wind kwam".

Ook Charles de Gaulle verdiende die benadering, maar de twee meter grote militair en politicus droeg uit pure zelfverdediging overal zijn gestalte mee, en aldus spreek je niet van "De Gaulleke", dat was niet mogelijk. Hij werd dus gemeenzaam "Le Grand Charles", Colombey-Les-Deux-Eglises werd Colombey-Les-Deux-Chemises, enzovoort.

De wekelijkse publicatie "En ce temps là: Charles De Gaulle", Publication hebdomadaire, vanaf no. 97, dat de eerste is in de reeks Charles De Gaulle, tot en met nr 114, en dus het 18de deel, gebundeld in een kanjer, die daarna nog nog een massa vervolgen kende, is gigantisch in zijn opzet en geeft met verbeten volledigheid een overzicht van het leven en werk van de Franse militiar en staatsman. Het fotomateriaal is overweldigend, de geschiedkundige waarde ervan is enorm. De gebeurtenissen rond de eerste Wereldoorlog zijn me grosso-modo onbekend, terwijl zijn houding en daden tijdens de tweede Wereldoorlog door mythevorming in een flou gehuld werden, en die door dit tekst-en fotowerk eindelijk een realistisch beeld kunnen krijgen.

Mooi is het vast te stellen dat de uitgave, uiteraard in Franse redactie, hier in België door "Femmes d'Aujourd'hui" gerealiseerd werd. In 1971-1972, vermoedelijke periode van uitgave, was er blijkbaar geen ernstiger Belgische tegenpartij die de waarde van dit historische werk, onder meer gebaseerd op het gigantische graafwerk van André Frossard wist te waarderen en het wilde verdelen. Niets tegen Femmes d'Aujourd'hui, natuurlijk, maar toch, hoe is het mogelijk, waarom moest dit mogelijk zijn?

John Adams, Charles De Gaulle, Etienne de la Boétie

Een ongelooflijke mengeling van boeken, literatuurgenres en interessevelden hebben vandaag mijn pad gekruist. Ik heb zelden op zo korte tijd zulk een schoonheid van boeken in mijn handen gehad, en er bij gebrek aan tijd en onmiddellijk beschikbare financiële draagkracht slechts een kwart van kunnen meebrengen.

In de Franse uitgeverij bestaat er een reeks, La Pléiade, waarvan ik toevallig een onberispelijk exemplaar onder de ogen kreeg: "Poétes du XVIe Siècle", een ongetwijfeld moeilijk verteerbaar, want in oud-frans geschreven werk op bijbels dun papier, in een klein lettertype dat mijn ogen geen goed doet, is niet iets dat je even mee in de trein neemt om de tijd te doden alsof het om een vlug op te lossen sudoku gaat.

Luister even, lees even mee hoe de aanvang van het "Vers François de Feu Estienne de la Boétie à Marguerite de Carle; sur la traduction des plaintes de Bradamant au XXXII. Chant de Loys Arisote" zeer duidelijk het blijkbaar ook zeer oude zeer van de Francophonie bezingt.

Jamais plaisir je n'ay pris à changer
En nostre langue aucun oeuvre estranger:
Car à tourner d'une langue estrangere
La peine est grande et la gloire est legere.

Als Etienne dan in november 1530 geboren mag zijn in Sarlat en Périgord, hij vertelt aan zijn echtgenote Marguerite de Carle, zuster van Lancelot, en doet dit zoals dichters plegen te doen in versvorm, dat werk vertalen moeilijk en weinig glorieus werk is.

Maar toch is zijn onmiddellijk daaropvolgende verdediging begrijpbaar en te dulden, eerlijk en ondanks de naïviteit aanvaardbaar.

J'ayme trop mieux de moymesmes escrire
Quelque escript mien, encore qu'il soit pire.
Si mal j'escris n'ayant prins de personne,
A nul qu'a moy le blasme je n'en donne.

Si j'ay honneur à cela que j'invente,
De cest honneur tout mien je me contente:
Car de mes vers quelque honneur que me vienne,
Prou grande elle est, puis qu'ellle est toute mienne.
Un bien tout clair je l'aime d'avantage,
Que je ne fais un grand bien en partage.
Aussi pour vray d'un ouvrage viré
Quel grand honneur en peut estre trié?
Le traducteur ne donne à son ouvrage
Rien qui soit sien que le simple langage:
Que mainte nuict dessus le livre il songe,
Et depité les ongles il s'en ronge:
Qu'un vers rebelle il ait cent fois changé
Et en trassant le papier outragé:
Qu'il perde apres mante bonne journee,
C"est mesme corps, mais la robe est tournee:
Tousjours l'autheur vers soy la gloire ameine,
Et le tourneur n'en retient que la peine.

Wat ook de verdere inhoud van deze verzenbrief aan zijn echtgenote moge zijn: Etienne (Estienne, zoals het in het oude frans geschreven werd) heeft in basis gelijk: een werk is maar het werk in zijn oorspronkelijke vorm, taal en stijl. De vertaler, hoe groot vakman hij of zij ook moge zijn, mag niets oorspronkelijks toevoegen aan de vertaling zonder aan de kern van de zaak zelf te raken. Dan is het werk het werk niet meer, maar een bewerking, en hoewel deze niet mag afgekeurd worden als zodanig: de eer blijft aan de "Autheur".

Ik wil graag verder kennis nemen van de intimiteiten die versgewijs door Estienne aan zijn echtgenote zijn toevertrouwd, doch door ze op papier te stellen, zijn ze natuurlijk wel gemeengoed geworden, en ontstijgen ze de ontboezemingen van de vakman aan zijn vrouw, om te worden tot publieke verdediging van een vakprobleem, dat blijkbaar een meer dan nationaal probleem is geworden: mondiaal hebben franstaligen dezelfde moeilijkheid, mondeling hebben ze hetzelfde probleem. Hun taal is heilig, en alles wat niet in het frans is gesteld, moet door de molen.

Dat daarbij de fundamentele stelling van Estienne, namelijk dat er aan vertalen van anderstalig werk weinig eer en veel moeite kleeft, tot gevolg heeft dat vreemd werk enkel door dit oneervolle werk in het frans omgezet kan worden, ontsnapt ook aan hemzelf. De noodzaak tot vertalen bestaat overal, maar specifiek de francofoon heeft grote moeite met het begrijpen van andere talen, en moet dus beroep doen op goede vaklui die deze job willen klaren. En zoals dit overal het geval is: degelijk werk moet door de gebruiker op prijs gesteld worden, en worden geëerd.

Vijfhonderd jaar geleden was er een franse schrijver-poëet, die deze problematiek aansneed, en het is goed hem daarin te volgen. Hoever men wil blijven volgen, moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Verre van sneren naar de francofoon te geven, begrijp ik de klacht, en wil niet als rechter optreden, die deze moet beoordelen.

Overigens, probeer dat oude frans eens te lezen, laat staan uit te spreken: zijn naam alleen is reeds zo mooi: de la Boétie wordt uitgesproken als : "de la Boitie, avec le t dur, comme dans ortie). Prachtig toch?

Overigens2. De reeks "Bibliothèque de la Plèiade" is een klassereeks, uitgegeven door Gallimard. Op E-Bay heeft men in de franse versie een aparte rubriek geweid aan enkel Plèiade-boeken, iets wat je nog niet vlug zal zien gebeuren in andere talen. En het boek in kwestie bevat natuurlijk nog een rist andere dichters en poëten, die ik misschien niet volledig zal lezen, maar waarvan toch van elk minstens de voorafgaande levensbeschrijving zal doorgenomen worden. Je weet maar nooit welke aha's weer naar boven zullen wellen.

Zo één aha is de volgende: het woord d'orès werd vroeger door sommige franstaligen op het bureau gebruikt, maar ze konden me niet de oorsprong daarvan verklaren. Eraan verwant is het woord "dorénavant", waarvan ik in dit boek dus wel de verklaring kreeg. (or, ore, ores: aujourd'hui, maintenant, alors. Dès or: dès maintenant. Ore que: maintenant que, tandis que.) Het is dus een oud, misschien middeleeuws woord, of nog ouder, één dat de tand des tijds overleeft heeft. In tegenstelling daarmee staan de woorden: papegault, papegay: perroquet. Het nog steeds gebruikelijke nederlandse woord papegaai leefde dus ook in het frans. Wanneer werden deze geruild voor perroquet? Waarom?

Nieuwsgierigheid is een gezonde ziekte, je gaat er van lezen.
Lezen is een gezonde ziekte, je wordt er nieuwsgierig van.

zaterdag 11 oktober 2008

Kultureel Jaarboek Oost-Vlaanderen

Een even interessante bron van kennis als de literaire gidsen, waarvan ik de West-Vlaamse Gids een paar maanden geleden hier besproken heb, zijn de Kulturele Jaarboeken Oost-Vlaanderen. Weliswaar op een ander niveau.

Het Provinciebestuur heeft reeds lang geleden besloten zijn auteurs van alle slag, die het verdienen door een eminent recencent besproken te worden, een plaats te geven in deze jaarboeken. Het resultaat is een amalgaam van interessante persoonlijkheden, die de revue passeren. Er zitten weer een boel namen tussen, die me tot lezen aanzetten, terwijl ook de louter kennismatige benadering ruim aan bod komen. Maar ook andere onderwerpen, zoals oudheidkundige opgravingen in de provincie, oude huisnamen, historische- en kunst-historische bijdragen, bouwkunst en windmolens komen aan bod. Door toeval zijn die laatste soort van bijdragen in mijn verzameling opvallend afwezig, hetgeen ik echt wel spijtig vind, maar ik vermoed dat deze boeken uit de afdeling literatuur gehaald zijn, en dat de andere onderwerpen ergens anders geklasseerd waren. Spijtig, maar in de jacht van het ogenblik (je bent er niet echt alleen op zo een uitverkoop, reken maar) onvermijdelijk.

Ik was reeds in het bezit van een aantal nummers, voortkomende uit de verkoop van overtollige boeken door de Bibliotheek van Oudenaarde; vandaag heb ik er opnieuw een aantal van dezelfde reeds op de kop kunnen tikken. Ook deze reeks zit vol gaten, maar dat kan de pret niet drukken. Even een opsomming, het zijn alle bijdragen uit de "Nieuwe Reeks":

-nr 1 (1976) Toneelstudio '50 en Arcateater. Brandpunt en uitstraling, door Rik Lanckrock.
-nr 3 (1977) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel I): 't Fonteintje door André Demets; De Vlaamse Poëziedagen door Frank Meyland; Paul De Ryck door Johan Van Mechelen; Paul Rogghé door Daniël van Ryssel; Adolf Herckenrath door R.E.C. Willemyns. (Boek in dubbel)
nr 8 (1978) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel II): Herman Uyttersprot door José De Poortere; Claude van de Berge door Hugo Bousset; Leo Mets door Roger geerts; Adriaan Magerman door Armand van Assche; Daan Bolens door Jan Vercammen; Jan Vercammen door Bert Leyns. (Boek in dubbel)
nr 12 (1980) Firmin van Hecke door Remi van de Moortel; Roger d'Exsteyl door Eddy C. Bertin; Franz De Backer door R.E.C. Willemyns; Jozef L. De Belder door Paul Berkenman; De Duimpjesuitgave van Victor De Lille door Linda De Baere-Weytens. (Boek in dubbel)
nr 13 (1981) Twintig Jaar Teater vertikaal door Rita Passemiers.
nr 14 (1981) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel IV): Valère Depauw door André Demets; Julius Persyn, door Hein Persyn; Riemond Stijns, door Jozef Sarens; Johan van Mechelen door Rudolf van de Perre, Jo Verbrugghen door Car Flanders; Wies Moens door Jan D'Haese.
nr 15 (1981) Oost-Vlaams literair Lexicon, samengesteld door de Provinciale Kommissie voor Letterkunde
nr 17 (1981) Het Lyrisch Toneel te Gent.
nr 19 (1982) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel V): Abraham Hans door Jan Marchau; Frans Sierens door Fernand Handpoorter; Marcel Brauns door Lieven Rens; Gaston Martens door Jo Daems; Wazenaar door Hein Persyn; Maurice d'Haese door Armand van Assche. (Boek in dubbel)
nr 22 (1983) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel VI): Fernand Handtpoorter door Car Flanders; Georges Hebbelinck door Paul van Aken; Christine d'Haen door Rudolf van de Perre; Pieter Magerman, door Michel van den Bossche; Prosper de Smet door Rik Lankrock.
nr 24 (1985) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel VII): John Flanders door Danny de Laet; Marnix van Gavere door Remi van de Moortel; De Cahiers van de Waterkluis (1933-1938 door Stefan Hertmans; Pliet van Lishout door Daniël van Ryssel; Frank Meyland door Rudolf van de Perre; Werner Pauwels door Car Flanders. (Boek in dubbel)
nr 26 (1986) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel VIII): Roland Jooris door Hugo Brems; Jans Schepens door Paul van Aken; Mercel Wauters door willem M. Roggeman; Gaston M. van der Gucht door Walter Giraldo; Walter Haesaert door Fernand Handtpoorter; Yvonne Waegemans door Marita de Sterck. (Boek in dubbel)
Toegevoegd aan dit nummer: Oost-Vlaams Literair Lexicon (Supplement)
nr 27 (1988) De Touwtjes los, de Wereld in. 20 Jaar Teater Taptoe.
nr 31 (1989) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel IX ): Julien Vangansbeke door Daniël van Ryssel; José de Poortere door Aleidis Dierick; Hans Melen door Marcel Brauns; Jzs Murez door Paul van Aken; Leo drieghe door Lode de Visscher; Paul-Gustave van Hecke door Bart de Volder. (Boek in dubbel)
nr 35 (1992) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel IX ): Greta Seghers door Anne Marie Musschoot; Arsenaal door Jan Mertens; Aleidis Dierick door Rudolf van de Perre; Lode De Visscher door Fernand Handtpoorter; De gezusters Loveling door Antonin van Elslander.
nr 39 (1996) Oost-Vlaamse Literaire Monografieën (Deel XI ): Monika van Paemel door Paul van Aken; Armand van Assche door Hugo Brems, Janine de rop door Filip Rogiers; Gery Helderenberg door Rudolf Van de Perre; Omer de Dier door Frans van Campenhout.

Besprekingen volgen, maar het spreekt vanzelf, niet onmiddellijk, en niet volledig.

vrijdag 5 september 2008

Pantheon

Ik heb gisteren een gelukkige aankoop gedaan. Niet minder dan 15 boeken uit de reeks Pantheon van de Winnaars van de Nobelprijs voor Literatuur. Helaas met veel gaten in de nummering, en met een dubbel erin, terwijl ik op zolder nog een hier reeds besproken boek liggen heb. Een korte opsomming.

16 november 2008. Ik voeg een aantal boeken toe die ik gisteren 15 november gekocht heb. Kwestie van het overzicht alhier tenminste volledig te houden.
04 juni 2009. Ik voeg een aantal boeken toe die ik op 20 mei 2009 gekocht heb. Idem.

23 augustus 2009. Ik voeg een aantal boeken toe die ik op 08 juli 2009 gekocht heb. Idem. Ik heb de lijst ook verduidelijkt door de ontbrekende nummers reeds in te voegen.


09 september 2009. Ik voeg een aantal boeken toe die ik op 08 september gekocht heb. Idem.

17 november 2009. Ik voeg het nummer 47 in de reeks toe.  (een bibliotheekboek uit de uitverkoop).
01. Sigrid Undset, 1928 (Boek I)
02. Sigrid Undset, 1928 (boek II) (cfr 15 nov. 2008)
03. Holldór Kiljan Laxness, 1955
(cfr 04 juni 2009)
04. Synclair Lewis, 1930 (cfr 23 aug. 2009)

05. Iwan A. Boenin, 1933 (cfr 15 nov. 2008) (boek 2de maal - cfr 04 juni 2009)
06. Winston Leonard Spencer Churchill, 1953 (cfr 15 nov. 2008)
07. Anatole France, 1921,
(cfr 09 september 2009)
08. Rabinfranath Tagore, 1913, (cfr 09 september 2009)
09. José Echegaray, 1904, en Jacinto Benavente, 1922 (boek 2de maal - cfr 04 juni 2009)
10. Rudyard Kipling, 1907 (cfr 23 aug. 2009)
11. Roger Martin Du Gard, 1937 (cfr 03 dec. 2008)
12.
Roger Martin Du Gard, 1937 (cfr 09 sep. 2009)
13. Theodor Mommsen, 1902 (cfr 15 nov. 2008)
14. Pär Lagerkvist, 1951 (boek 2 maal)
15. Knut Hamsun, 1920
16. Theodor Mommsen II, 1902, (cfr
09 september 2009)
17. Frans Emil Sillanpaa, 1939 (cfr 15 nov. 2008)
18. François Mauriac, 1952 (cfr 15 nov. 2008) (cfr 15 nov. 2008)
19. Henryk Sienkeiwicz, 1905
20. Giosue Carducci, 1906; Grazia Deledda, 1926; Luigi Pirandello, 1934
(boek 2de maal - cfr 04 juni 2009)
21. Wladyslaw Stanislaw Reymont I, 1934 (cfr 23 aug. 2009)
22. Wladyslaw Stanislaw ReymontII, 1922
23. Romain Rolland, 1915
(cfr 15 nov. 2008) (boek 2de maal - cfr 04 juni 2009)
24.
25. Pearl S. Buck, 1938 (cfr 23 aug. 2009)

26. Sully Prudhomme, 1901; Frederi Mistral, 1904; Gabriela Mistral, 1945 (boek 2 maal)
27. William C. Faulkner, 1949
(cfr 09 september 2009)
28. Thomas Stearns Eliot, 1948 (cfr 15 nov. 2008)
29. Maurice Maeterlinck, 1911 (cfr 22 aug. 2009)
30. Thomas Mann, 1929 (cfr 23 aug. 2009)

31. Bjornstjerne Bjornson, 1903
32. André Gide, 1947 (cfr 23 aug. 2009)
33. Rudolf Eucken, 1908; Henri Bergson, 1927; Bertrand Russell, 1950
34. Karl Gjellerup, 1917; Henrik Pontoppidan, 1917
35. Paul Heyse, 1910; Carl Spitteler, 1919
36.
W.B. Yeats, 1923, Bernard Shaw, 1925, Eugene O'Neill, 1936 (cfr 09 september 2009)
37. Gerhart Hauptmann, 1912, Herman Hesse1946, (cfr 09 september 2009)
38. John Galsworthy, 1932
39. Verner Von Heidenstam, 1916; Johannes V. Jensen, 1944
(boek 2de maal - cfr 04 juni 2009)
40. Ernest Hemmingway, 1954 (cfr 23 aug. 2009)

41. Michail Sjolochow, 1965 (cfr 15 nov. 2008) (boek 2de maal - cfr 04 juni 2009)
42.
43.

44. John Steinbeck, 1962 (boek I)
45. John Steinbeck, 1962 (boek II)
46.
47. Nelly Sachs, 1966, Samuel Joseph Agnon, 1966 (aankoop 17 november 2009)
48.
49.

50. Miguel Angel Asturias, 1967; Juan Ramón Jiminez, 1956 (cfr 15 nov. 2008)