Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

zaterdag 21 mei 2011

Anna Katarina Emmerick


Anna Katarina Emmerick

Een ander onderdeel van mijn aankoop, tesamen met de Viola Animae en de verzamelde werken van Cyriel Verschaeve, is van een totaal andere orde. Het betreft het zesdelig werk van Pacificus Declercq, Pater uit het St.-Sixtusklooster te West-Vleteren, genaamd "Emmanuel - visioenen van Anna Katarina Emmerick". Het bestaat uit zes lijvige boekdelen, in blauwe hardcover gevat, en klaarblijkelijk voor de eeuwigheid gemaakt.

Pater Declercq herneemt en becommentarieert de visioenen van een kloosternon over het leven van Christus. Ze werd in 1774 geboren in het landelijke Westfalen in een klein gehucht Flamschen (ook : Flamske) in de nabijheid van de Nederlandse grens en het stadje Koesfeld. Reeds als kind had zij inzichten die het normale ver overtroffen. Zij trad in in het klooster te Dülmen, dat een tiental jaren later gesloten werd. In 1812 betrok zij een huis, werd ziek, en vertoonde enige tijd later de stygmata, de bloedende wonden van Christus. Zij overleed in februari 1824. In 2004 slechts, na een zeer lang en moeizaam onderzoek, meerdere malen onderbroken, werd ze door Johannes Paulus II zalig verklaard.


Clemens Brentano

Haar visioenen over het leven en het lijden van Christus heeft zij verteld aan een aantal mensen, onder wie de schrijver Clemens Brentano, die haar in de laatste jaren van haar leven bijna dagelijks bezocht, en dikwijls tot 2 uur per dag aanhoorde. Hetgeen hij vernam, heeft hij zo getrouw mogelijk in een dagboek genoteerd. Toch geeft Pater Declercq voorzichtig mee dat er een zekere subjectiviteit van de beroemde schrijver moet in acht genomen worden.


Visioenen zijn moeilijk te aanvaarden bronnen van kennis voor mensen die het geloof van de ziener(es) niet onderschrijven. Toch zijn er volgens de onderzoekingen vele mededelingen te vinden, die na vergelijkende studie met de oude schrifturen en de realiteit ter plaatse (toponomie en topografie) correct bleken te zijn. Ik kan dat moeilijk beoordelen, dan zou ik een heuse zoektocht naar zoveel andere bronnen terzake, en een volledige studie over de visioenen en de gekende (en mogelijk onbekende) feiten moeten uitvoeren.

Pater Declercq heeft echter bewijs gegeven van eerst en vooral een behoorlijke studie van vele van die bronnen, maar bovendien beroept hij zich voor de bewijsvoering van sommige zaken (in de levensbeschrijving, zie verder) op gegevens die slechts onthuld zijn uit de kennisname van de inhoud van de rollen van Qumram (1947). Het feit dat uit de mededelingen van een eenvoudig meisje, dat slechts een opleiding als naaister gekend heeft, en voor de rest door een godsdienstige omgeving wel ingewijd was in de bijbelse verhalen, zulk een verrassende hoeveelheid aan correcte details konden geput worden, laat toch vermoeden dat er meer aan de hand is dan enkel een fantastisch geheugenwerk door eenvoudige dorpsmensen, voor wie kunnen lezen en schrijven al een hele prestatie was.

Uiteraard ga ik deze werken niet woord voor woord in me opnemen, maar hetgeen ik diagonaal lezend wel onthouden heb, en dat ik in mijn katholiek verleden niet opgenomen heb of onthouden, betreft toch een essentieel iets over het leven van Christus, meer bepaald zijn diepgaande kennis van de schrifturen zoals ze worden voorgesteld door de vier evangelisten. In de aanvang van het eerste deel wordt aandacht besteed aan de familie van Christus, en het zal wel breder gekend zijn dat zijn grootmoeder Anna heette. De voorouders van zijn moederskant leefden in de onmiddellijke omgeving van een groep gelovigen, die in de loop van de geschiedenis achtereenvolgens aangeduid werden als Eskarenen, vervolgens als Chasideeën, om uiteindelijk als Essenen of Esseeën genoemd te worden. Zij waren aanvankelijk gevestigd te Mara, een plaats vlakbij het punt waar Mozes zijn volk door de Rode Zee leidde. Waarschijnlijk waren zij ervan overtuigd het Beloofde Land bereikt te hebben, en bleven daar wonen, terwijl de rest van de massa zich verder begaf, tot ze Mozes in het zicht van dat beloofde land moesten achterlaten, en zelf de laatste honderden kilometers van hun tocht moesten afleggen.

Later kwamen ook delen van die achtergebleven groep zich op de Jordaanoevers vestigen. De familie van Maria had goede contacten met die achterkomende Essenen, maar maakte er geen deel van uit. Voor een deel is het dan ook te verklaren dat Maria, toen Herodes zijn kindermoord beval nadat hij geruchten over de aanwezigheid van een nieuwe koning opgevangen had, resoluut koos voor een vlucht naar haar oude vaderland, richting de berg Horeb, tegenwoordig gekend als de Sinaï. De vlucht naar Egypte was een feit. Hun wortels lagen daar, daar zochten ze ook veiligheid. En ik durf zonder meer te stellen dat het initiatief voor de reis/vlucht en de keuze van de eindbestemming bij Maria lag.

Als ze daar dan een aantal jaren verbleven hebben, zal de vorming van de jonge Jezus ook de invloed van deze Essenen ondergaan hebben: ze waren zeer godsvruchtige mensen, die niet aan eigendom gehecht waren en alles ten dienste van het eeuwige leven stelden. Niet verwonderlijk dus dat Jezus als knaap wijsneuzig naar de tempel trok, toen ze eenmaal teruggekeerd waren, en daar de Farizeeën een neus zette door zijn zeer ver doorgedreven kennis van de geschriften.

De lektuur van deze bladzijden wordt bemoeilijkt door de vele en ingewikkelde verwijzingen en verduidelijkingen, die dooreenlopen; door een bladspiegel die gericht is op maximaal gebruik van het papier; door een eruditie van de schrijver, die wijst op een doelpubliek dat reeds een grote kennis heeft van de schriften; en door een archaïsche vormgeving van het boek, dat alles wegheeft van een werk dat gericht is op kennisoverdracht, wars van alle moderne vormgeving.

Mooi is ook de deductie van de auteur, die deze volksgroep van de Essenen omschrijft als de (niet bedoelde, spontane) voorlopers van de eerste christelijke kloosters. Dat begint reeds met het gebruik van het woord "orde" voor de groep van mensen, die wel geen volk maar toch een afgescheiden gemeenschap waren. In die zin beschouw ik ook de Farizeeërs als een "orde". Ze waren eveneens een overvrome volksgroep, die er heil uit putte de geschriften zeer grondig, en vooral zeer letterlijk te kennen en te interpreteren. Niet verbazend dat ze het met Jezus niet zo goed konden vinden! Hij bleef hen meestal de baas, en waar hij het niet onmiddellijk in woorden kon uitleggen, sleepte hij er enige cryptische uitspraken bij, die altijd in het voordeel uitgelegd kon worden, maar die zich helaas ook tegen hem keerden. "Geef aan de Keizer wat de Keizer toekomt" is nu niet dadelijk iets wat je populair maakt in een bezet gebied, tegen welke strekking van landgenoten ook je zulks ook zegt. En ook de Zeloten, als ik het goed voor heb zijn zij de groep die uiteindelijk in het jaar 70 het loodje legde tegen de Romeinse belegging en die tot de laatste man en vrouw zelfmoord pleegden, waren zo een "orde". Ze hadden het niet zo voor de Romeinen, en hebben zich naar aloud Esseens voorbeeld zonder meer doodgevochten. Het Eeuwige leven was nu eenmaal belangrijker. Enige honderden jaren daarvoor reeds, ten tijde van de grote profeten, was het bergland rond de Sinaï vergeven van de kleine grotten, waarin de strengste Essenen als kluizenaars leefden. Jezus heeft voor zijn leer- en retraitegewoonten geen nieuwe dingen uitgevonden. En daar zijn eerste volgelingen uit zijn familiale midden, en uit zijn en hun rechtstreekse vrienden geput werden, is het normaal dat diezelfde volgelingen na de dood van Christus teruggrepen naar wat ze het meest kenden: de vroomheid van de familie, en de oude familiale opvattingen.

Zo kan ik nog uren doorgaan, maar dan kan ik beter deze boeken hier overschrijven, van mijn commentaren voorzien en met eigen inzichten uitbreiden. Ik vrees dat ik dan vroeg of laat als ketter op de brandstapel zal eindigen! Feit is dat er een massa merkwaardige gegevens bovenkomen, en dat ze opgetekend zijn door auteurs, die minstens als betrouwbaar moeten aanzien worden. Deze boeken hebben hun Nihil Obstat en hun Imprimatur reeds gekregen in 1938. In de blauwe hardcoveruitgave die ik hier voor me heb liggen heb, is er nog een merkwaardigheid te bespeuren: boven het Imprimatur en het Nihil Obstat op de rug van de hardcover staat een tekst die verwijst naar besluiten over de religieuze rechtsgeldigheid van de 4 evangeliën, gepubliceerd ter gelegenheid van het IIde Vaticaanse Concilie. Het werk in deze vorm is dus een heruitgave van het oorspronkelijke werk uit 1938, daterend ten vroegste van 1963. Het kon enkel bekomen worden door storting van een zekere som op de postrekening van de paters, ofte door intekening, zoals vermeld in de inleiding. De lezers worden ambtshalve beschouwd als een gemeenschap van gelijk-gelovigen. (nota van Andebijk: ik moet eens de structuur van het postrekeningnummer onderzoeken, om een juistere datering te vinden...).

Nog een ander merkwaardig feit moet ik vermelden. In de inleiding zegt Pater Declercq dat hij het niet nuttig acht het leven van deze vrouw in extenso weer te geven. De lezer moet zich maar naar andere daarover reeds uitgegeven werken richten. Bijna letterlijk zegt hij dat daarvoor alleen reeds twee lijvige boekdelen zouden nodig zijn. Alles hangt maar af van de omvang die iemand aan om het even welk werk wil toekennen natuurlijk. Maar...

In 1974 verschijnen... twee lijvige boekdelen, bevattende het "Leven van Anna-Katerina Emmerick (1774-1824)", door Pater P. Declercq. De vormgeving is reeds een pak moderner opgevat, en Pater Declercq laat zich daarin kennen als een zeer gedetailleerd, zeer onderlegd verteller, die nooit langdradig wordt, die geen hagiografie in de negatieve zin van het woord schrijft, maar badinerend door het leven van de heilige waadt. Geen tranerigheid, geen breedsprakerige zie-je-wel-literatuur. Hij is wel een katholiek pater, en een zekere vooringenomenheid is onvermijdelijk, maar als wetenschapper streeft hij zeer zeker correctheid en volledigheid na.

Door een ongelooflijk toeval zag ik enige dagen geleden deze werken te koop staan. Ik heb mijn koopgedrag aanzienlijk ingebonden, door een akuut plaatsgebrek, dat nu reeds hilarische afmetingen aanneemt, maar in deze kon ik toch niet weerstaan aan de lokroep van waardevolle werken die dreigden in de vergeethoek te komen staan. Als de eerste reeks boeken dan eigendom geweest zijn van een dokter uit Schilde (zijn naamkaartje is als ex-libris in het eerste deel gestoken, en zijn naam staat nogmaals in het boek geschreven), dan heeft de levensbeschrijving ooit in de kloosterbibliotheek van Veltem gelegen. Er is voorwaar niet al te ijverig in gelezen, en daar kan ik maar dankbaar voor zijn. Mijn secretaressendag heeft met deze beide boekwerken een mooi, extra staartje gekregen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten