Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

dinsdag 14 december 2010

De Wijsneusclub

In 1982 kocht ik, aangetrokken door zowel de titel, de auteur als de prachtige uitvoering, het boek "Vlaamse schrijvers, vijfentwintig protretten" door Gaston Durnez. Het onderwerp, de beschrijving van het leven en werk van een aantal schrijvers in één bundel samengebracht, deed me veel deugd. Ook de keuze van de schrijvers, waaronder Boon, Claes, Streuvels, van den Broeck, Claus, Elsschot, en ook de vrouwelijke witte raaf Maria Rosseels (oeps, tikfoutje: Maria Rosseels is geen witte raap) gaf me veel leesprezier.

Ik smaakte de badinerende studies wel, Gaston Durnez heeft me altijd geboeid, eerst toen ik hem leerde kennen via zijn inleiding op de allereerste bundel Cartoons, naar aanleiding van het Humorfestival te Heist-aan-Zee, waar hij zoals dat zijn handelsmerk was, op een volkomen eigenzinnige wijze de betekenis van die eigenaardige tekeningen, die los van alle realiteit bekeken werden door een archeoloog in het jaar 2050 of iets degelijks, tracht te verklaren. Gaston d'Urnez, zoals hij de verteller noemde, had het over de roze meisjes, die in een charmante archeologische vondst ook ten tonele gevoerd werden, en zo leerde ik de humorist Durnez kennen. Later werd hij voor mij eerder een journalist, die wel eens durfde te graven in vieze poelen. Maar altijd had hij zijn eigen, onnavolgbare kruidige taal als wapen om dingen te zeggen, die veel verder gingen dan de woorden die hij gebruikte.

Zo kwam ik ooit te weten dat hij als jonge journalist voor de Standaard een aantal repressieprocessen gevolgd heeft, waarbij hij er niet voor terugschrok, bijvoorbeeld in het geval van Bert Peleman, om de rechter in zijn nochtans Katholieke en Vaderlandslievende krant ronduit partijdig te noemen. Maar De Standaard is niet zo braaf, zijn wortels werden herplant tijdens de oorlog, en deze AVV-VVK-boom groeide niet op basis van brave gebroken armen en -benenjournalistiek. Hoewel Peleman inderdaad in de collaboratie verzeild geraakt was, heeft hij gaandeweg zijn houding gewijzigd, en op het einde van de oorlog had hij zelfs ernstige spijt over zijn houding. Dat belette destijds geen rechter de doodstraf uit te spreken, en dankzij een tussenkomst van een aantal van Vlaanderens grote literatoren, alsmede door een brief, waarin hij een bevriend dichter om zijn mening vraagt over werk, geschreven in gevangenschap, en waaruit bleek dat het dichtwerk een soort van aangeboden excuus was voor zijn houding, werd de doodstraf omgezet in een aantal jaren, die door opeenvolgende herzieningen uiteindelijk leidden tot zijn vrijlating in 1950.

Tussen 1967 of omstreken (jaar van de publicatie van de cartoonbundel bij het Davidsfonds) en 1982 (de portretten) is mijn beeld over de journalist-auteur grondig geëvalueerd. Wat hij voorheen en nadien deed of nog gedaan heeft, het beeld van hem werd definief gevormd, en kende zijn hoogtepunt in dit boek.

Ik begreep de aanwezigheid van een dichterlijke kwibus als Jotie 't Hooft naast Herman De Coninck niet. Die mening is ondertussen ook herzien, en Anton Van Wilderode maakte als bezadigd erudiet dat schijnbaar gat in de poëtische afdeling weer goed. Het helpt ook te weten dat het boek uitgegeven is bij Manteau, en dat de iconografie verzorgd werd door J. Weverbergh. Maar dat is de menselijke kant van de keuze die Durnez al dan niet heeft willen of moeten maken bij het selecteren van zijn auteurs. Die keuze werd bovendien nog meegestuurd door de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen, die de auteur dan weer beloonde door het werk te verkiezen tot "Boek van de Maand". Echt vrije keuze bestaat enkel in een totalitair regime: je moet, of je moet, kies maar.

Het stoorde mij dat de "witte raap" Rosseels eenzaam de vrouwelijke kar moest trekken, en dat stoort mij nog steeds, maar achtentwintig jaar geleden was er nog geen verplicht kwotum aan vrouwelijk intellect vereist om maatschappelijk aanvaardbaar te zijn, ook niet bij Manteau, waar nochtans een sterke vrouw aan de leiding stond. De feministische beweging van eind jaren zestig begin jaren zeventig was ondertussen uitgegroeid van een wild om zich heen schreeuwende bende baas-in-eigen-buik-dames tot een brede beweging, die zich om het percentage dames in een boek minder bekommerde dan wel de politieke aanwezigheid in steeds meer regeringen, om maar één voorbeeld te noemen. Schreeuwen was er niet meer bij, resultaat des te meer. En er is nog werk voor enige tientallen jaren.

Vorige zaterdag ging ik even op stap, om met een boekenverkoper een lading zwaargewichten om te ruilen tegen een aantal euro's. Tussen die zwaargewichten was dus ook dit mijn tweede exemplaar van deze portretten. Ik heb het boek vanavond diagonaal opnieuw doorgenomen, en ik zie hoe achtentwintig jaar kunnen knagen aan een gevormde mening, vooral als ze later getoetst kan worden aan de menigvuldige en vele lectuur, soms met moeite uitgevoerd, van meer werk van éénzelfde en gelijkaardige of net zeer anderssoortige auteurs.

Maar ook de aha-erlebnissen waren weer menigvuldig, en ik merk eens te meer dat je een goed werk niet dikwijls genoeg kunt lezen. Zo heb ik op zolder een bundeltje biografieën van Vlaamse auteurs liggen, waarvan ik nooit ben te weten gekomen waar het nu eigenlijk vandaan kwam. Nu weet ik het, dankzij de beschrijving van de auteur Jan Van Nijlen door Gaston Durnez, die trouwens Van Nijlen zelf niet eens gekend heeft. Ik heb het dan over de bundeling genaamd "Toortsen", zeer degelijk werk, maar de bundeling van brochuretjes per tien in een paar reeksen is daar toch enigzins wazig over. Ooit gehoord over de "Wijsneusclub"? Ik ook niet. Maar Jan Van Nijlen werd op een foto vereeuwigd, en opgenomen in een lijst van 50 auteurs, van wie de foto's mochten gekleefd worden in twee albums met een sumiere beschrijving van leven en werk.  Maar dan zegt M. Van Der Bruggen, die blijkbaar woonde aan de Hundelgemse Steenweg te Ledeberg, het volgende:

Pa en ma, grotere broer en zus, en U later, vinden natuurlijk een volledige inlichting over alle Vlaamse schrijvers in onze uitgave "Toortsen", waarover inlichtingen te bekomen aan hetzelfde adres.
Deze wijze woorden werden gericht aan de leden en lezertjes van de "Wijsneusclub", die deze afbeeldingen en albums aanbood ter verrijking van de geest.

De Aha-erlebnis zit hem in de schijnbaar onvindbare Wijsneusclub. Google kent ze niet. Maar de naam Van Der Bruggen te Ledegem levert de oplossing. Eén website laat achter het gordijn kijken. Wijsneus Speurt, heet de reeks en het het boekje dat te koop aangeboden wordt, is van de hand van Cor Ria Leeman, onder de titel: "En nu ... echt naar de maan", bij uitgeverij V. Van Dieren te Antwerpen uitgegeven als Jeugduitgaven "De raket", onder redactie van ... E.H. Van Der Bruggen, Ledeberg.

Uit deze korte speurtocht van deze wijsneus zal naar alle waarschijnlijkheid een verdere speurtocht ontspruiten, met vrijwel zeker een mail naar een heemkundige kring, die me hopelijk op een ernstige manier kan inlichten over leven en daden van deze Eerwaarde Heer.

Als iemand alvast iets meer weet, ben ik één en al oor om meer te weten te komen. Mijn mailadres is gemakkelijk te achterhalen. Leden van de Wijsneusclub hebben daar geen probleem mee. En ik bekijk mijn onaanzienlijke boekjes van de Toortsen-reeks weer met andere ogen. Met dank aan Gaston d'Urnez.

Vlaamse Schrijvers, Vijfentwintig Portretten, door Gaston Durnez, Manteau Antwerpen/Amsterdam, MCMLXXXII.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten