vervolg (voor de goede orde, lees eerst mijn bericht van 15 januari, vervolgens mijn bericht van 17 januari, deel 1, en ten slotte dit artikel).
De Academieraad heeft op 28 maart onderzocht welke sancties dienden getroffen tegenover zekere studenten die in de incidenten op het rectoraat betrokken waren. Een persoon die reeds afgestudeerd is, die ingeschreven was voor complementaire studies en practisch dit jaar op geen enkele cursus was verschenen en die als een van de belangrijkste opstokers van de oproerige beweging te beschouwen is, werd uitgesloten. Voor de anderen werd beslist, en een geest van tegemoetkoming en om de genoederen tot bedaren te brengen, slechts een berisping voor te stellen (die ik dan ook heb toegekend), met dien verstande nochtans dat zulks een ernstige waarschuwing zou betekenen en dat bij herhaling van laakbare feiten zeer streng zou worden opgetreden.
Ik hoop dat al diegenen die met de Universiteit in betrekking staan de ernst van de toestand inzien. Ik blijf steeds bereid -en dit is ook het geval voor de Raad van Beheer- zoals in het verleden, begrip aan de dag te leggen voor het standpunt van de studenten en de dialoog inzake de universitaire hervorming voort te zetten. De academische overheid en de professoren zijn steeds akkoord om de voorstellen van de studenten en van het wetenschappelijk personeel met welwillendheid te onderzoeken, doch er dient rekening mede gehouden dat bepaalde plannen in de huidige omstandigheden ten gevolge van wettelijke bepalingen en van financiële beperkingen, niet onmiddellijk realiseerbaar zijn. Er kan steeds onderhandeld worden maar de universiteit mag in de anarchie niet vervallen, er moet steeds orde heersen opdat zij haar taak op het gebied van het onderwijs en van het wetenschappelijk onderzoek op doeltreffende wijze en in volle sereniteit zou kunnen vervullen.
Ik richt dan ook tot allen een dringende oproep opdat na het paasverlof niet weer zou teruggekomen worden op de incidenten die zich deze laatste weken hebben voorgedaan en opdat de Universiteit zich opnieuw en volledig op haar normale werkzaamheden zou kunnen concentreren. Tevens vraag ik aan de studentengemeenschap dat zij geen gehoor zou geven aan personen die in feite buiten deze gemeenschap staan (hetzij dat zij aan de Universiteit niet zijn ingeschreven, hetzij dat zij ingeschreven zijn maar niet studeren) en die zich in feite weinig bekommeren om de universitaire vernieuwing en de verdediging van het recht op vrijheid van opinie (die zij bij anderen niet dulden), enz. die zij alleen als voorwendsel nemen om de goede gang van onze Universiteit in de war te sturen.
DE RECTOR,
(getekend)
Prof. Dr. J.J. Bouckaert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten