Boeken kunnen je, zoals zoveel dingen op aarde, naar twee eindbestemmingen leiden. Je gaat als een goed christen mens al lezend naar de hemel, of je gaat als een slecht christenmens naar de hel. De derde mogelijkheid, dat je geen christenmens, goed of slecht, bent, wordt in de handleidingen en reisbeschrijvingen voor deze twee bestemmingen, nooit echt duidelijk uiteengezet. Je wordt bij het lezen van die handleidingen en reisbeschrijvingen a priori verondersteld van het juiste geloof te zijn. Als je het namelijk niet gelooft, ben je met wat je leest niets, want je eindbestemming wordt per definitie toegevoegd aan de tweede mogelijkheid. Eigenlijk is het dus als ongelovige volstrekt tijdverlies om bijvoorbeeld vieze boekjes te lezen. Als je ze leest, ga je naar de hel. Als je ze niet leest ook. Besteed die tijd dus maar aan iets nuttigs. Of aan iets minder nuttigs, als je daar onverhoopt plezier aan zou beleven. Daar hebben de kerkvaders toch een mooi dilemma in hun leer ingebouwd. Waren ze niet al te slim, dom waren ze ook niet.
Wegwijzers naar de Hel.
Wegwijzers naar de Hel.
De zo geroemde auteur, Paul Rodenko, wiens werken nooit op ons lijstje van verplichte literatuur stonden, heeft naast enige stichtelijke vertelsels en verhalen ook nog enige vertalingen en interpretaties afgeleverd, waarvan hij de bron is gaan zoeken bij de rechtstreekse concurrentie van de bedoelde kerkvaders. Uit de 1001 Nachten heeft hij een aantal vertellingen bijeengesprokkeld, die het Ali Baba-niveau verre overschreden, en die het bewijs waren dat de prinses-vertelster wel wist hoe zij best haar hoofd, hals en de rest van haar bevallige lichaam moest bijeenhouden. Het waren onvervalste erotische verhalen, die aan duidelijkheid niets te raden overlieten. Het kan dan ook niet anders dan dat de kerkvaders het niet zo op de concurrentie hadden. Zij vertegenwoordigde de Hel met grote, vette hoofdletter, en de lektuur ervan was niet min of meer dan een instrument van de duivel. Een zestal boekjes van zijn hand werden in de Ooievaarsreeks van Bert Bakkers Pocketuitgaven opgenomen , met als titels: Huwelijksnacht in Duplo, De Maagdenspiegel, De Gestolen Minnaar, Duivelse vertelsels , De Nijvere Nachten van Teobaldo en Het Spiegelbed.
Naast deze werkjes zinkt de Snoecks 2003 bij wijze van spreken in het niets. Maar omwille van de verzameling (en de prachtige reportages, dat heeft deze almanak alvast met de Playboy gemeen, de foto's worden alleen plichtsmatig bekeken) wordt hij toch naar de zolder gebracht.
Wegwijzers die tot enige raad van uw biechtvader nopen.
Van een totaal andere orde is de tweede band van Hoffmans Werke, Herausgegeben von Dr. Viktor Schweizer und Dr. Paul Zaunert, het jaartal is me nog niet duidelijk, te Leipzig und Wien, Bibliographisches Institut in de reeks Meyers Klassiker Ausgaben. Zeer mooi werk alleszins. Maar lezen?
Wegwijzers naar de Hemel.
Wegwijzers die tot enige raad van uw biechtvader nopen.
Van een totaal andere orde is de tweede band van Hoffmans Werke, Herausgegeben von Dr. Viktor Schweizer und Dr. Paul Zaunert, het jaartal is me nog niet duidelijk, te Leipzig und Wien, Bibliographisches Institut in de reeks Meyers Klassiker Ausgaben. Zeer mooi werk alleszins. Maar lezen?
Wegwijzers naar de Hemel.
Rechtstreeks naar de hemel wijzend, zoals het monument aan de Franse grens symbolisch de weg naar Frankrijk aanwijst voor de niet meer bestaande Fransmans, is het driedelig werk "De l'éducation", van Mgr. Dupanloup, Evèque d'Orléans. Het werd in zijn elfde editie uitgegeven bij Jules Gervais te Paris in 1887, en de naam van de auteur laat er geen twijfel over bestaan: opvoeding is een aangelegenheid van christelijk gevormde en geschoolde leraars.
Zou in het Grootseminarie, waar Guido Gezelle zijn uiteindelijke vorming tot priester gekregen heeft, deze lectuur ook op het programma gestaan hebben? Priesters werden in die tijd als de lokale opvoeders bij uitstek aanzien, en in hun jeugdigste dagen als bedienaar van de godsdienst kwamen ze niet zelden gedurende enige jaren als leraar aan de bak. Zo ook Gezelle. Terwijl zijn jaargenoten de een na de ander als kapelaan in een parochie aan de slag gingen, dikwijls na een aanvankelijke leeropdracht, dan promoveerden zij allen na enige jaren tot pastoor, of hoger. Niet zo Gezelle, die haast vanaf de eerste dag de opvoedkundige principes op het kleinseminarie aan de kant zette, en een nauwe band met zijn leerlingen aanging. Het resultaat is gekend: een grondig conflict met zijn onverzoenbare superior Bruno Van Hove en de ezelsstamp uit het kleinseminarie. Na Engelse en andere avonturen gaat hij naar een parochie in Kortrijk, en de jarenlange miskenning van zijn uiteindelijke roeping als dichter, taalkundige en vooral: de miskenning van zijn ultieme wens: als missionaris naar Engeland mogen vertrekken maakten hem tot een verscheurd mens. Hij had daar in Engeland nochtans goede relaties. Als hij dan ook nog moest vaststellen dat één van zijn lievelingsleerlingen, Hendrik "pouckske" Van Doorne die droom wel waarmaakt, moet de ontgoocheling des te groter geweest zijn. Maar deze boeken, als hij ze al gelezen zou hebben, zijn een lijvige samenvatting van de educatieve en soms zeer repressieve principes, die hij op een totaal andere manier is gaan toepassen.
Eigenlijk is het gemakkelijke en interessante literatuur. Het is opgevat als een voortdurende toespraak, een les ex-cathedra, en leest naar mijn gevoel zeer gemakkelijk. In de inleiding van deel twee stelt de auteur zeer duidelijk zijn te behandelen materie voor: hij stelt het "Personeel" van de opvoeding voor, en behandelt deze in extenso. Le personnel de l'Education, c'est Dieu d'abord, puis le Père, La Mère, l'Instituteur et l'Lenfant, et enfin le Condisciple. Al deze personen worden in hun interactie met de op te voeden persoon en met mekaar, doorgelicht, ondersteboven gehouden, leeggeschud en terug opgevuld. Helaas ontbreekt me weer boekdeel 1, anderzijds is tweemaal meer dan zeshonderd bladzijden vooreeuwse opvoedkundige principes en verklaringen geen vrijetijdsliteratuur. Ik heb Jan Ligthart al verslonden, en bij God, dat was geen sinecure. Maar wel razend interessant. Het woord gemakkelijk dat ik hoger in deze alinea gebruik, moet in zijn juiste context verstaan worden. Maar het vormt wel een mooie aanvulling op mijn Gezellestudie, waarin ik onvermijdelijk ook vragen stel naar de educatieve methodes zoals die in die tijd gepropageerd werden, en de methodes zoals ze toegepast werden. Zoals steeds zijn de meest vooruitstrevende principes meestal gedurende jaren des duivels, en later vervaagt hun impact tot iets marginaals.
Een zeer mooi zangboekje is de 8° uitgave van de Recueil de Cantiques à l'Unisson pour Communautés & Paroisses, in 1924 uitgegeven door het petit Seminaire de Bergerac, onder leiding van Abbé G. Boyer. Christelijke gezangen, van dikwijls latijnse oorsprong, maar voor de Franse gebruiker toch maar in het Frans overgezet. Het latijn als gebruikstaal voor de rituele momenten moet toch steeds voor de eigen taal wijken, terwijl overal waar de franssprekende komt, het Frans voorrang dient te krijgen. Het blijft voor de Vlaming toch steeds een pijnpunt dat hij zijn eigen taal nooit zelf heeft mogen promoten, dat steeds een andere taal hier de wetten kwam stellen. Maar dat terzijde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten