Terwijl de koers door het vaderland denderde, heb ik mijn aankoop van enige weken geleden even doorgenomen. Gelijk een kind dat een nieuw speelgoedje gekregen heeft, zo blij was - en ben - ik.
Toen ik de aankondiging zag, waarin er een tiental jaarboeken van het Stijn Streuvelsgenootschap aangeboden werd voor een zeer mooie prijs, heb ik geen seconde geaarzeld, en een bod gedaan. Mijn verbazing was dan ook groot dat ik tegen die relatief lage prijs dit lot toegewezen kreeg. Maar vooraleer deze verkoop afliep, zag ik bij dezelfde verkoper, de ondertussen mijn goede vriend geworden Fernand, bij wie ik voordien nog wel eens een paar boeken aangekocht heb, nog een aantal werken van dezelfde meester te koop staan.
Het betrof De Blijde Dag, een uitgave van L.J. Veen, tweede druk, ingebonden, en gezien de ouderdom van dit boekje, in zeer goede staat. Natuurlijk is er wel wat sleet, maar die neem je met zulke oude uitgaven er gemakkelijk bij. Het is heerlijk om te lezen op de website van Rindert van der Meulen hoe vlug Streuvels' boeken hun eigen weg gingen bij de heruitgaven. De Blijde Dag is eigenlijk een verhaal dat in Najaar (I) werd opgenomen na het titelverhaal Najaar. Ik kan niet achterhalen of de auteur dan wel de uitgever de beslissing genomen heeft De Blijde Dag zijn eigen leven te laten leiden. Maar in de bibliografie op deze zeer gedetailleerde website kun je lezen dat de eerste uitgave verscheen in 1909, onder de naam Najaar. De tweede druk van Najaar gebeurde onder weglating van het verhaal Najaar, en op de titelbladzijde lezen we dan ook: Stijn Streuvels, De Blijde Dag, vroeger Najaar I, Tweede Druk. Deze tweede druk moet dan ook als officiële eerste druk van De Blijde Dag als zelfstandig boek aanzien worden. Mooi toch. Maar het werd nog ingewikkelder toen in 1921 deze tweede druk uitgegeven werd. Najaar II was eveneens in 1909 verschenen, en de heruitgaven van beide werken door Veen liep volkomen parrallel. Tweede uitgave in 1921, derde in 1944 en 5de in 1970. Bij de opname van het verhaal Najaar in Najaar II veranderde de naam in kortweg Najaar. Wanneer je dus in een antiquariaat een Najaar van Stijn Streuvels ontmoet, moet je goed je verstand erbij houden en nagaan met welke uitgave je te doen hebt!
In dezelfde reeks bij Veen uitgegeven heb ik ook De Vlaschaard in twee delen, zevende druk, kunnen kopen. Ook hier dezelfde opmerkingen. In de boekjes staat het ex-libris van de heer Glas uit Zaandam. Hij heeft zijn boeken met zorg bewaard.
Als je dan ook weet dat bij Veen, en steeds in diezelfde reeks, ook Lenteleven, Zomerland, Zonnetij, Doodendans, Dagen, Stille Avonden, Open Lucht en Langs de Wegen verschenen is, kun je alleen maar besluiten dat de heer Veen een uitstekend zakenman was, en Stijn Streuvels koos voor kwaliteit. Het moeilijke karakter van de auteur kennende, moet er dus langs beide kanten toch een grote mate van tevredenheid aanwezig geweest zijn.
Eveneens bij dezelfde gelegenheid koos ik een ander boekje uit, eigenlijk geschreven door G. Blachon, en, zoals het opschrift ons leert, bewerkt door Stijn Streuvels. Het heet Waarom ik Vlaanderen Liefheb, is weliswaar ingenaaid uitgegeven door L.J. Veen te Amsterdam, maar gedrukt door Lannoo te Thielt. Het draagt dezelfde omslagtekening als de reeks door Veen uitgegeven en hierboven vernoemde werken. Merkwaardig is de zorgvuldig aangebrachte stempel "Vanwege de unieleden van Gent", en daarboven een voor mij moeilijk leesbaar handteken, waarin ik het naamdeel -Quintijn- meen te kunnen onderscheiden, doch dat is slechts een deel van het totaal. De toevoeging Zelzate wijst erop dat het hier een door Veen geautoriseerde druk voor Vlaanderen betreft.
Lenteleven werd eveneens bij Veen uitgegeven, in zijn vierde druk, maar niet in de reeks hierboven vermeld. Dat betrof de achtste druk. Het exemplaar dat ik hier heb, draagt een fijn portret van de auteur van de hand van Jules De Praetere, met het nummer 1002. Jules De Praetere, ik heb hem al ter sprake gebracht wanneer ik het over Karel Van De Woestijne had, als zijnde één van de kunstenaars die naar de Leiestreek trokken, terwijl Jules De Bruycker in Gent bleef. Zoals geweten heeft Karel Van De Woestijne met een brief de carrière van Stijn Streuvels het duwtje gegeven dat nodig was om het schrijftalent van Streuvels te doen openbloeien. Maar zo kwam de schrijver meteen in kontakt de wereld van al die grote, grootse en soms groteske kunstenaarsfiguren, waartussen hij zich volkomen op zijn gemak voelde.
Lenteleven was voor een eerste volwaardig werk van een auteur een zeer luxueus boek geworden. Streuvels hield daarvan. In de brochure "Streuvels - zijn Levensstijl" van Joos Florquin schrijft deze letterlijk:
Streuvels kwam in konflikt met Jules de Praetere, gebruikte in het begin nog wel een beetje ongeduldig geduld (zijn typische levenshouding van oerbeleefde maar toch kortaffe en soms zelfs botte landman) en hij besloot op de duur de uitgave in Nederland te laten verzorgen. Het begin van een lange en mooie samenwerking.
Ook de omslagtekening op mijn exemplaar is van Jules De Praetere, een prachig art nouveauwerk dat zijn initialen draagt: de d en de p zijn op eenvoudige maar onlosmakelijke wijze met mekaar vergroeid. Dit is een vierde druk, en hier is reeds een echte vaudeville bezig wat betreft de uigaven van zijn nochtans officiëel als eerste boek beschouwde werk.
Lenteleven verscheen voor het eerst in maart 1899 te Maldegem als Duimpjesuitgave nr 12 bij Victor De Lille, een legendarische reeks. Maar Streuvels was niet erg tevreden over het uitzicht van deze populaire tijdschriftjes, en hij stelde allerlei eisen wat betreft lettertype en formaat. Zowat een maand later verschijnt de luxe-uitgave bij De Praetere op 100 exemplaren (De Praetere was te laat, en Steuvels heeft hem met De Lille een hak gezet), maar in maart 1901 verschenen er met als medeuitgever Veen bij De Praetere toch nog 150 extra exemplaren. Dan doet er zich een mysterieus geval voor, dat ik nog niet voldoende begrepen heb. Veen koopt het restant van de Duimpjesuitgave op. Wordt dat beschouwd als de eerste uitgave bij Veen, of heeft Veen zelf een hem eigen uitgave van de schrijver op de markt gebracht? In 1900 alleszins wordt de eerste uitgave bij Veen vermeld. De tweede uitgave van 1901 heeft nog de luxe-vorm door De Praetere uitgewerkt, de derde uitgave is een opname in een collectieve uitgave, en ik heb hier de vierde uitgave van 1902. De Praetere heeft alleen het recht gekregen op de tekening en het portret. Zijn naam komt niet meer voor als drukker: dat is Thieme te Nijmegen geworden. Ik heb nog enig zoekwerk !
In dit boek staat een opdracht, die ik weer niet kan lezen. Ik zal een poging doen: Aan mijn ouderopie(?), van Leon U. P. (M? W? N?)aterman(s?) - Bussum, 20 juli 1920. Indien Nederlandse bezoekers van dit geschrift mij mijn gebrekkige vertolking van de opdracht kunnen verbeteren, zal ik er hen dankbaar voor zijn.
Maar welk een prachtige uitgave van Lannoo heb ik nu in handen? In 1972, dus na het overlijden van de grote meester, werd een bibliofiele uitgave verzorgd van Onze Streek, een beschrijvend werk laat Streuvels zich volkomen opgaan in de natuur, en in de verwezenlijkingen die de mens daarin volbracht heeft. Het is een kloeke hardcover, die voor de eeuwigheid vervaardigd werd.
In een los ingevoegd katern van de uitgever rechtvaardigt deze de speciale uitgave, die een facsimile is van het handschrift. Ik heb al meerdere handschriften van Streuvels gezien, en vind dat de schrijver zijn bladspiegel nooit goed verzorgt. Hij verwekt een scheve kantlijn en een hellende regel. Zijn geschrift is erg onregelmatig, met vele doorhalingen en toevoegingen om zijn gedachten niet nodeloos te laten wachten.
Maar dit kunstwerk - ik kan het niet anders noemen - is eigenlijk een leugen. De foutloze tekst, waarin geen enkele doorhaling, geen toevoeging, geen hanepoot of vlek te bespeuren valt, toont een opgepoetste Streuvels, van een vreemde schoonheid, maar van een onwezenlijke onechtheid. Zo vaak worden van allerhande auteurs voorbeelden van hun handschrift als illustraties in een studie of naslagwerk ter illustratie aangeboden, en telkens gaat het om de autentieke documenten, zelden heeft men van een schrijver of dichter een bladzijde of een gedicht gekregen, die hij speciaal voor die doelstelling zou overgeschreven hebben, met weglating van alle gedachtensprongen die uiteindelijk tot de definitieve versie van zijn werk geleid heeft. Zeer weinig auteurs presteren het in één adem een bladzijde, laat staan een gans verhaal, neer te schrijven zonder fouten of gedachtenwijzigingen over de gebruikte woorden en uitdrukkingen. Toch heeft Streuvels zelf deze tekst ongetwijfeld overgeschreven, met het doel dit proza niet alleen door het woord, maar ook door het de schoonheid van het handschrift, te laten schitteren. Wanneer hij dat dan wel gedaan heeft, is me niet bekend.
Maar ooit heeft Joris Lannoo deze bijna gekaligrafeerde tekst ontvangen, en na het overlijden van vader Lannoo in 1971 hebben de zonen Godfried en Jan deze tekst bovengehaald, en er de bibliofiele uitgave van gemaakt, die ik nu in handen heb. Mooi, maar met vragen. (wordt nog aangevuld - en verbeterd, zoals nodig blijkt)
In dezelfde reeks bij Veen uitgegeven heb ik ook De Vlaschaard in twee delen, zevende druk, kunnen kopen. Ook hier dezelfde opmerkingen. In de boekjes staat het ex-libris van de heer Glas uit Zaandam. Hij heeft zijn boeken met zorg bewaard.
Als je dan ook weet dat bij Veen, en steeds in diezelfde reeks, ook Lenteleven, Zomerland, Zonnetij, Doodendans, Dagen, Stille Avonden, Open Lucht en Langs de Wegen verschenen is, kun je alleen maar besluiten dat de heer Veen een uitstekend zakenman was, en Stijn Streuvels koos voor kwaliteit. Het moeilijke karakter van de auteur kennende, moet er dus langs beide kanten toch een grote mate van tevredenheid aanwezig geweest zijn.
Eveneens bij dezelfde gelegenheid koos ik een ander boekje uit, eigenlijk geschreven door G. Blachon, en, zoals het opschrift ons leert, bewerkt door Stijn Streuvels. Het heet Waarom ik Vlaanderen Liefheb, is weliswaar ingenaaid uitgegeven door L.J. Veen te Amsterdam, maar gedrukt door Lannoo te Thielt. Het draagt dezelfde omslagtekening als de reeks door Veen uitgegeven en hierboven vernoemde werken. Merkwaardig is de zorgvuldig aangebrachte stempel "Vanwege de unieleden van Gent", en daarboven een voor mij moeilijk leesbaar handteken, waarin ik het naamdeel -Quintijn- meen te kunnen onderscheiden, doch dat is slechts een deel van het totaal. De toevoeging Zelzate wijst erop dat het hier een door Veen geautoriseerde druk voor Vlaanderen betreft.
Lenteleven werd eveneens bij Veen uitgegeven, in zijn vierde druk, maar niet in de reeks hierboven vermeld. Dat betrof de achtste druk. Het exemplaar dat ik hier heb, draagt een fijn portret van de auteur van de hand van Jules De Praetere, met het nummer 1002. Jules De Praetere, ik heb hem al ter sprake gebracht wanneer ik het over Karel Van De Woestijne had, als zijnde één van de kunstenaars die naar de Leiestreek trokken, terwijl Jules De Bruycker in Gent bleef. Zoals geweten heeft Karel Van De Woestijne met een brief de carrière van Stijn Streuvels het duwtje gegeven dat nodig was om het schrijftalent van Streuvels te doen openbloeien. Maar zo kwam de schrijver meteen in kontakt de wereld van al die grote, grootse en soms groteske kunstenaarsfiguren, waartussen hij zich volkomen op zijn gemak voelde.
Lenteleven was voor een eerste volwaardig werk van een auteur een zeer luxueus boek geworden. Streuvels hield daarvan. In de brochure "Streuvels - zijn Levensstijl" van Joos Florquin schrijft deze letterlijk:
Heel zijn leven heeft Stijn Streuvels een grote liefde gekultiveerd voor het mooie boek en ook dat stond in verband met zijn gevoel voor stijl. Hij bezat in zijn bibliotheek heel wat prachtige eksemplaren, zowel van luxe-uitgaven als van zeldzame boeken of eerste drukken. Maar ook voor zijn eigen werk was hij erg gesteld op een mooie en weelderige uitgave. Dat was al zo voor zijn eerste boek Lenteleven, dat door Julius de Praetere werd versierd en op handpers werd gedrukt op Hollands papier en in perkamenten band werd gepresenteerd (à 10 fr. !). In het kolofon staat te lezen: DIT - HET EERSTE BOEK VAN MYNE PERS KOMENDE - WERD OP HONDERD AFDRUKSELS GETROKKEN TE GENT APRIL 1899.
In (zijn autobiografisch werk, toevoeging van mezelf) Avelghem vertelt Streuvels dat het boek niet goed verkocht omdat het te duur was maar in maart 1901 verscheen er toch een tweede uitgave op 150 eksemplaren, eveneens getrokken en uitgegeven door Julius de Praetere maar dan al met L.J. Veen, Amsterdam als medeuitgever.
Streuvels kwam in konflikt met Jules de Praetere, gebruikte in het begin nog wel een beetje ongeduldig geduld (zijn typische levenshouding van oerbeleefde maar toch kortaffe en soms zelfs botte landman) en hij besloot op de duur de uitgave in Nederland te laten verzorgen. Het begin van een lange en mooie samenwerking.
Ook de omslagtekening op mijn exemplaar is van Jules De Praetere, een prachig art nouveauwerk dat zijn initialen draagt: de d en de p zijn op eenvoudige maar onlosmakelijke wijze met mekaar vergroeid. Dit is een vierde druk, en hier is reeds een echte vaudeville bezig wat betreft de uigaven van zijn nochtans officiëel als eerste boek beschouwde werk.
Lenteleven verscheen voor het eerst in maart 1899 te Maldegem als Duimpjesuitgave nr 12 bij Victor De Lille, een legendarische reeks. Maar Streuvels was niet erg tevreden over het uitzicht van deze populaire tijdschriftjes, en hij stelde allerlei eisen wat betreft lettertype en formaat. Zowat een maand later verschijnt de luxe-uitgave bij De Praetere op 100 exemplaren (De Praetere was te laat, en Steuvels heeft hem met De Lille een hak gezet), maar in maart 1901 verschenen er met als medeuitgever Veen bij De Praetere toch nog 150 extra exemplaren. Dan doet er zich een mysterieus geval voor, dat ik nog niet voldoende begrepen heb. Veen koopt het restant van de Duimpjesuitgave op. Wordt dat beschouwd als de eerste uitgave bij Veen, of heeft Veen zelf een hem eigen uitgave van de schrijver op de markt gebracht? In 1900 alleszins wordt de eerste uitgave bij Veen vermeld. De tweede uitgave van 1901 heeft nog de luxe-vorm door De Praetere uitgewerkt, de derde uitgave is een opname in een collectieve uitgave, en ik heb hier de vierde uitgave van 1902. De Praetere heeft alleen het recht gekregen op de tekening en het portret. Zijn naam komt niet meer voor als drukker: dat is Thieme te Nijmegen geworden. Ik heb nog enig zoekwerk !
In dit boek staat een opdracht, die ik weer niet kan lezen. Ik zal een poging doen: Aan mijn ouderopie(?), van Leon U. P. (M? W? N?)aterman(s?) - Bussum, 20 juli 1920. Indien Nederlandse bezoekers van dit geschrift mij mijn gebrekkige vertolking van de opdracht kunnen verbeteren, zal ik er hen dankbaar voor zijn.
Maar welk een prachtige uitgave van Lannoo heb ik nu in handen? In 1972, dus na het overlijden van de grote meester, werd een bibliofiele uitgave verzorgd van Onze Streek, een beschrijvend werk laat Streuvels zich volkomen opgaan in de natuur, en in de verwezenlijkingen die de mens daarin volbracht heeft. Het is een kloeke hardcover, die voor de eeuwigheid vervaardigd werd.
In een los ingevoegd katern van de uitgever rechtvaardigt deze de speciale uitgave, die een facsimile is van het handschrift. Ik heb al meerdere handschriften van Streuvels gezien, en vind dat de schrijver zijn bladspiegel nooit goed verzorgt. Hij verwekt een scheve kantlijn en een hellende regel. Zijn geschrift is erg onregelmatig, met vele doorhalingen en toevoegingen om zijn gedachten niet nodeloos te laten wachten.
Maar dit kunstwerk - ik kan het niet anders noemen - is eigenlijk een leugen. De foutloze tekst, waarin geen enkele doorhaling, geen toevoeging, geen hanepoot of vlek te bespeuren valt, toont een opgepoetste Streuvels, van een vreemde schoonheid, maar van een onwezenlijke onechtheid. Zo vaak worden van allerhande auteurs voorbeelden van hun handschrift als illustraties in een studie of naslagwerk ter illustratie aangeboden, en telkens gaat het om de autentieke documenten, zelden heeft men van een schrijver of dichter een bladzijde of een gedicht gekregen, die hij speciaal voor die doelstelling zou overgeschreven hebben, met weglating van alle gedachtensprongen die uiteindelijk tot de definitieve versie van zijn werk geleid heeft. Zeer weinig auteurs presteren het in één adem een bladzijde, laat staan een gans verhaal, neer te schrijven zonder fouten of gedachtenwijzigingen over de gebruikte woorden en uitdrukkingen. Toch heeft Streuvels zelf deze tekst ongetwijfeld overgeschreven, met het doel dit proza niet alleen door het woord, maar ook door het de schoonheid van het handschrift, te laten schitteren. Wanneer hij dat dan wel gedaan heeft, is me niet bekend.
Maar ooit heeft Joris Lannoo deze bijna gekaligrafeerde tekst ontvangen, en na het overlijden van vader Lannoo in 1971 hebben de zonen Godfried en Jan deze tekst bovengehaald, en er de bibliofiele uitgave van gemaakt, die ik nu in handen heb. Mooi, maar met vragen. (wordt nog aangevuld - en verbeterd, zoals nodig blijkt)
ik vind dit een zeer goed boek waarin verschillende zeer mooie fragmenten in voorkomen die de natuur en maatschappij in 1900 in Vlaanderen tijdens de eeuwwisseling. het vader-zoonconflict wordt op sommige momenten op een goede manier beschreven.
BeantwoordenVerwijderenik vind dit een zeer goed boek waarin verschillende zeer mooie fragmenten in voorkomen die de natuur en maatschappij in 1900 in Vlaanderen tijdens de eeuwwisseling. het vader-zoonconflict wordt op sommige momenten op een goede manier beschreven.
BeantwoordenVerwijderenschreef Stijn Streuvels het gedicht "de zoag van Sint Joseph" ?
BeantwoordenVerwijderen