Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

zaterdag 11 juli 2009

Syntaxis, Poesis en Retorika

Nee, een verhandeling te meer over mijn studentenleven, dat er eigenlijk geen geweest is in de klassieke zin van het woord, ga ik hier en vanavond niet plegen. Wel ben ik het type dat elk ogenblik aangrijpt om uit een boek niet alleen genot en tijdverdrijf, maar ook kennis en aldus heerlijke gemoedsrust te vinden.

Vanmorgen viel mij het hier reeds eerder genoemde boekje "E.H. Maurits Van Caeneghem, Petit Vicaire te Aalter" van Piet Laroy in handen. En zoals gebruikelijk viel ik van de ene aha-erlebnis in de andere. Eerst en vooral blijkt deze brave, en soms ook niet zo brave priester iemand te zijn die uit een deelgemeente van Oudenaarde afkomstig was, alvorens zijn familie naar Aalter vertrok: Eine. Aldus heb ik weer heel wat opzoekingswerk voor de boeg, dat ik vandaag niet heb kunnen uitvoeren, maar dat maakt me alleen maar nieuwsgieriger. En wanneer we het over een priester hebben, hebben we het vaak ook over school. Dan komen vroeg of laat de eveneens reeds gevallen woorden als Poesis en Retorica naar boven.

Eindelijk. Ik heb de namen van de zes jaren van de middelbare school, zoals ze in het Jezuïetenonderwijs ingevoerd werden, dan toch te pakken gekregen.


zesde latijnse (1ste jaar): Rudimenta (basisonderricht)
vijfde latijnse (2de jaar): Figura ( zie voetnoot 1 )
vierde latijnse (3de jaar): Grammatica (leer van de taalopbouw)
derde latijnse (4de jaar): Syntaxis (leer van de zinsbouw)
tweede latijnse (5de jaar): Poesis (leer van de poëzie)
eerste latijnse (6de jaar): Rethorica (leer van de redekunst)

Welke leraar in het St.-Jozefscollege te Hasselt ons de drie namen van de laatste jaren heeft aangeleerd, weet ik niet meer, maar reeds in de jaren zestig van vorige eeuw was het gebruikelijk deze enkel nog voor de laatste twee jaren te gebruiken: de Poesis en de Rethorica. Het vijfde en het zesde jaar van het klassieke middelbaar onderwijs, de Latijnse, dus. En dat waren in de toenmalig gehanteerde telling niet het vijfde en zesde jaar, dat waren het tweede en het eerste jaar. Bovendien waren de namen van Poesis en Rethorica voorbehouden aan de meest klassieke der richtingen die aangeboden werden: de Latijn-Griekse afdeling. Die strikte toewijzing heeft er vrij snel toe geleid dat de vier vorige benamingen ook snel vervaagden, in onbruik geraakten.

Het voorafgaande jaar, de derde latijnse dus, het vierde "jaar", had ook een eigen naam, maar die werd gewoon niet meer gebruikt, is gewoon verdwenen in de stilte van de schoolmuren. Wie weet het? Ooit gehoord van de Syntaxis? Zo was het nochtans.

Maar ook de andere jaren hadden hun specifieke benaming. Het derde jaar, de vierde latijnse dus, werd de Grammatica genoemd, en het tweede jaar de Figura.

Maar nu komt de verrassing voor mij: niet de naam op zich, de Rudimenta voor het eerste jaar, is voor mij de aha-erlebnis, maar wel het feit dat in het onderwijs, zoals door de Jezuieten ingesteld in de jaren 1540, na enige tijd dit voor ons eerste jaar eigenlijk een zesde bijkomend jaar was, dat voor de vijf andere werd geplaatst, om aan de leerlingen zonder taalkennis de "rudimenten" van de talen Frans, Latijn en Grieks bij te brengen. Natuurlijk heeft destijds het onderwijs ook een evolutie meegemaakt, en is die indeling maar echt vastgelegd in een regelgeving, die men Ratio Studiorum noemde, en die tot doel had een minimumprogramma voor de opleiding en de begeleiding van de studenten te waarborgen, maar die anderzijds ook zorgde voor een eenvormige organisatie van de colleges waarover de Orde gezag droeg.

In Vlaanderen waren er een aantal grote colleges, zoals Brussel, Antwerpen, Gent en Mechelen, en kleinere zoals Aalst, Brugge en Oudenaarde. Ook in het huidige Frans-Vlaanderen had men colleges ondermeer te Belle, Kassel en Duinkerke, terwijl in het huidige Nederland te Breda, Roermond en Maastricht door de Jezuïeten beheerde scholen werden onderhouden. Eerst waren de colleges enkel bedoeld als scholen ter vorming van de eigen ordegenoten, maar al vlug was er vraag naar onderwijs op niveau door de gegoede burgerij, en werden de scholen voor de buitenwereld geopend. Toen deze religieuze orde gestructureerd onderwijs wilden aanbieden, dachten ze eerst in een leergang van vijf jaren, doch stelden al vlug vast dat een deel van hun publiek de nodige basistalenkennis miste om van zijn studies iets te maken. En aldus werd een zesde, bijkomende jaar ingesteld en eerst gebruikt om de rudimenten van de taalkennis aan te bieden, alvorens aan het echte werk te beginnen, maar gaandeweg werd die voorbereiding gewoon in het reguliere programma ingeschakeld. En op die wijze kreeg in grote delen van West-Europa onder invloed van de Jezuïeten het middelbaar onderwijs zijn structuur die slechts de laatste jaren op grotere schaal in vraag gesteld wordt.

Dat alles is geen grote kennis. Maar het is voor mij wel een mooie opsteker, om te kunnen besluiten dat ik met dergelijke toevallige kennis oprecht blij kan zijn.


voetnoot 1. Een betekenis van het begrip Figura wordt via dbnl aangeboden in zijn zestiende en zeventiende-eeuwse betekenis. Het zou gaan om de schrijfwijze die kan gebruikt worden voor de vorm en het uiterlijk van de gebruikte letters. Men onderscheidt hoofdletters van drukletters en gewone (kleine) letters. Ik vermoed dat aldus de bedoeling van die leergang was, de leerlingen aan een konsekwent "schoonschrift" te wennen, met in achtname van allerlei neveneffecten, zoals interpunctie, alineëring van de tekst, uitbalancering van bladschikkingen en dergelijke meer. Al deze "leerstof" is in de loop der jaren naar voren geschoven, het lager onderwijs nam die taken op zich, en met het vorderen van de tijd werd dat tweede jaar Figura gevuld met meer gestoffeerde kennisoverdracht.

Een andere betekenis vinden we eveneeens bij dbnl in de Figura ethymologica, waarbij woorden met dezelfde stam (strijd) in een herhaling (een strijd strijden) als stijlfiguur gebruikt worden. En daarmee raken we misschien wel de waarschijnlijk bedoelde betekenis van de naam van het tweede leerjaar terug: het gebruik van stijlfiguren in teksten.

Het kan dus best dat ook de voorgaande mogelijkheid hier een plaats gekregen heeft: de vaardigheid om teksten vorm en struktuur te geven. De combinatie van beide, met waarschijnlijk nog een heleboel andere "taalkennis" zal wel onder de noemer Figura ondergebracht zijn.

1 opmerking:

  1. De termen Poesis en Rethorica of toen al Retorica werden in het Sint+Leocollege gebruikt voor ale voorlaatste en laatste jaren humaniora, waarbij ook voorbereid werd op universiteit om zelf een thesis te schrijven en een voordracht te geven. Louis Laitem was een uitstekend leerkracht hierbij in het zesde jaar, de retorica dus en leerde ook de niet Latinisten 10 Latijns/Griekse vreemde woorden per dag zodat iedereen heel welbespraakt het Sint+Leocollege verliet en dat waren enkel jongens tot ze juridisch veroordeeld werden om gemengd te zijn, met enig kwaliteitsverlies tot gevolg (jammer genoeg). +je

    BeantwoordenVerwijderen