Een collega blogger maakte er ons op attent, dat op zondagochtend in Gent voor de honderdste maal de boekenmarkt zou plaatshebben aan de Ajuinlei, een evenement waar ik wel eens wil heengaan, maar dikwijls ben ik er niet geweest. Deze zondagochtend viel het weer echter best mee, en welgezind mengde ik me dus in de dichte drommen boekenliefhebbers, die de kramen bestormden.
Ik heb er vijf souvenirs aan overgehouden. Drie betaalde, twee volledig gratis in de handen gekregen. Naast de aankopen mocht ik van één van de verkopers een gratis biertje gaan afhalen, hetgeen ik natuurlijk niet afgeslagen heb. Maar waarom de ene dat wel gaf, en de andere niet, is voor mij een raadsel: ik zag anderen aan dezelfde kraam waar ik ook een boek kocht, een ticketje geven, terwijl ik voor een grotere som er geen kreeg. Niet zo erg, maar wel niet erg behoorlijk, vind ik. En ik had toch niet de bedoeling stiepelzat naar huis te trekken.
Een ander extraatje bestond uit een kaart voor een gratis boek, die me letterlijk in de handen gevlogen is. Door middel van een ballonwedstrijd wou men aan 100 gelukkigen een gratis boek wegschenken. De kaarten daartoe waren aan de ballonnen gehecht, maar ééntje was niet voldoende opgeblazen, en dobberde over de grond recht naar mij. Ik begrijp niet waarom niemand deze greep, en moest maar mijn hand uitsteken, en het was voor mekaar. Welk boek er mee gemoeid is, weet ik nog niet: ze waren nog niet bij de marktmeester. We zien wel. Ik moet er wel speciaal nog eens voor naar Gent trekken.
Maar ik heb voor de rest in de beperkte tijd die ik ter beschikking had, toch mooie dingen gezien. Helaas alle tegen stevige prijzen. En ik ben nogal kieskeurig, met vooral een oog voor prijs-kwaliteitverhouding. Ook in het tweedehandscircuit.
Vlamingen komt in massa is een uitgave van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, dezelfde reeds waarin ook het tweedelige werk Vlaanderen Vlagt uitgegeven werd. Een zeer verzorgd werk. En een keure van Vlaamse en Vlaams-Nationalistische personaliteiten hebben hun inzichten over de meest diverse onderwerpen betreffende de Vlaamse ontvoogding belicht. Niet zonder plezier zie ik weer de naam van Jean-Pierre Vandermeiren als inleider opduiken, gedeputeerde van de Bestendige Deputatie en notoir Oudenaards politicus die alom gerespecteerd wordt omwille van zijn politieke eruditie. Hij is één van die stille werkers, die inplaats van flamboyant uit te halen, haast ondergronds zijn werk doet.
Evengoed kom ik er andere namen in tegen, onder meer Bruno en Bart De Wever, die, de één al meer dan de ander, net wel als flamboyant bekend staan. Maar ook Lode Wils is een van de auteurs die door mij zeker zal gelezen worden, omwille van het onderwerp dat hij behandelt, en waarover ik eigenlijk zeer weinig weet: de landdagen tijdens het interbellum. Het structuur zoekende flamingantisme tussen beide wereldoorlogen, dat door een rond zich heen grijpend fascisme vaak een verkeerde richting koos, dat ervoor gezorgd heeft dat de Vlaming misschien wel Vlaams bleef denken, maar tegen welke prijs? Maar ook andere onderwerpen, zoals Leuven Vlaams en de vernederlandsing van de Gentse universiteit krijgen mijn aandacht.
Het boek is gedurende een relatief korte tijd eigendom geweest van De Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek. Het werd uitgegeven in 1999 op 1000 exemplaren, en ik ben er fier op één daarvan als het mijne te mogen beschouwen.
Veertig kunstenaars rond Karel van de Woestijne is een boek van een totaal ander signatuur. Eigenlijk is het een gids bij de tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten te Gent tussen 20 januari en 11 maart 1979. Voor de realisatie tekende weerom het Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, in samenwerking met het Stadsbestuur Gent.
Karel van de Woestijne was een behoorlijk kunstkenner, die honderden bijdragen aan de Nieuwe Rotterdamse Courant geleverd heeft, maar ook handenvol essays gepleegd over de in zijn tijd gesmaakte en minder gesmaakte beeldende kunstenaars en hun werk. Verschillende van zijn analyses werden gebundeld, ondermeer in een Vlaamse Pocket, maar ook hernomen in zijn verzameld werk. Ook de Dietsche Warande en Belfort, en ja ook Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift publiceerden zijn werken. Deze werden later nog eens gebundeld in Kunst en Geest in Vlaanderen van 1911, en in De Schroeflijn, van 1928.
Hij was niet bang zijn mening te geven, en te verklaren. Zo schreef hij in 1906 in NRC:
"Waar de bezoeker, eenmaal de ingangsdeur overtreden, de aanmatiging, de verwaandheid haalt, om een kunstwerk te durven beoordelen, en ... veroordelen, gaat mijn begrip te boven. Wie, die in koffie handel drijft, durft oordelen over breikatoen? En nochtans zal diezelfde koffiehandelaar, die voor breiwerk zijn onbevoegdheid erkent, zich-zelven tot den bevoegdsten der critici voelen groeien, zodra hij, voor een schilderij gebracht, meent te mogen orakelen over kleur, lijn en onderwerp."
Zulk een sneer naar het publiek! dat een tentoonstelling niet noodzakelijk bezoekt als kunstkenners, maar als liefhebbers in de enge zin van het woord, en dat dus vrijblijvend meningen uitspreekt over zaken waarbij er inderdaad kennis van zaken ontbreekt, maar waar liefde voor de kunst uit spreekt, datzelfde publiek zou dus niet meer mogen oordelen. Veroordelen, goed, dat is niet de taak van de liefhebber, maar beoordelen, waarom zou dat niet mogen? Ik sta verbaasd over de mening van deze grote man. Maar ik zal wel ergens wat gemist hebben zeker.
Het boek zelf is mooi bewaard, en kan met zijn helaas alleen maar zwart-witfoto's toch een goede bijdrage tot mijn beoordelings(haha)vermogen van de grote meesters van de kunst leveren.
Het pareltje van die zondagmorgen is echter een werk van August Vermeylen geworden, genaamd De Taak. Dit is een zeldzaamheid, en verdient al mijn aandacht. Een voorzichtige restauratie is nodig: het blok is losgekomen van de omslag. Maar de druk is van een eenvoudige schoonheid, de tijd in acht genomen.
We schrijven 1 januari 1945. De Oorlog is voor ons land gedaan, de ellende nog lang niet. De taak waarover het gaat, is niet minder dan de oprichting van een Nieuw Vlaamsch Tijdschrift, dat Vermeylen had ontworpen. Deze inleiding verscheen dan ook in het eerste nummer, onmiddellijk na de "Verantwoording" waarin Herman Teirlinck het opzet van August vermeylen ontleedt.
Het gaat om een zeer beperkte uitgave van het Vermeylenfonds, slechts 545 genummerde exemplaren werden gedrukt, naast 6 van A tot F genummerde gepersonaliseerde exemplaren. Dit is het nummer 340. De in reliëf aangebrachte monogram AV in een cirkel gevat is prachtig, maar wie kan me de betekenis van het daaronder liggend naakt verklaren?
Stel het u goed voor: de eerste nieuwjaarsviering in "vrijheid", en een man als August Vermeylen vindt de tijd om een tekst na te zien, en te dateren 1 Januari 1945, en daaronder plaatst hij zijn laatste handtekening van literaire aard. Tien dagen later zou hij onverwacht sterven. Ongetwijfeld is zijn overlijden de reden geweest voor deze bibliofiele uitgave, in de aanloop van de eerste uitgave van het tijdschrijft, ook omdat hij met deze tekst niet minder dan zijn literair testament geschreven heeft.
Het is zonder meer spijtig te noemen dat de uitgevers in de begeleidende brief aan de lezer-medelid van het Vermeylenfonds de hoop uitspreken dat "(...) onze leden de keurigheid van deze afzonderlijke uitgave van De Taak zullen op prijs stellen (...)." en dat zij in diezelfde brief twee onvergeeflijke schrijffouten laten staan. Maar dat verhoogt enkel de echtheid van het drukwerkje, waarvan de literaire waarde zoveel groter is dan de grammatische correctheid.
Ik ben fier hiervan de nieuwe eigenaar te kunnen zijn.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------
Naschrift: de door mij zo geroemde prijs-kwaliteitverhouding die ik ook ter Ajuinlei nastreef heeft door een grafelijke ingreep echter een flinke deuk gekregen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten