Ooit is het gebeurd dat een verhaal me zodanig in de ban had, dat ik niet achter me durfde kijken uit angst dat het wezen waarover ik las misschien achter me zou staan, wachtend tot ik me omkeerde zodat het me even in de ogen kon kijken alvorens mij gruwelijk te vermoorden.
Het bewuste verhaal was er één uit een reeks van griezelverhalen, die wekelijks in Humo verschenen, en ik kon het niet laten dit weekblad bij de aankoop te doorbladeren om te zoeken naar de titel en de naam van de auteur, en om de inleiding ervan te lezen.
Daarna ging ik aan mijn bezigheden, maar wachtte gespannen af tot de avond viel, om vervolgens naar mijn kamer te ontsnappen. Daar stond tegen de kachelloze schouw een gewone, oude keukentafel onder mijn Tomado-boekenrekje (jaja, beter was er toen niet te krijgen), een bureaulamp met een flexibele hals zorgde voor een flets licht, de draagbare radio werd na enig experimenteren met de antenne op een rustige post gezet, en dan begon de lectuur. Eerst werd de Humo doorbladerd, op zoek naar foto's van zangers en popgroepen, waarvan de afbeeldingen uit de oude Humo's gescheurd werden en in een map verzameld. Had ik die foto's nog maar, de jaren zestigkopjes van zowat alles wat drie noten door de strot kreeg zonder vals te zingen waren toen in mijn geheugen gegrift, hun namen zijn nu nog heilig voor mij.
Dan werd de column van Jan Theys, ja ja, de waterrat Jan Theys, gelezen, ze begon steevast met Hi! there, want Jan was natuurlijk een blitse jongen die ondanks zijn toen reeds ietwat gevorderde leeftijd toch nog een aardige kijk op de evolutie van de muziek voor jonge mensen had. Televisieprogramma's werden overlopen, de ernstiger interviews en reportages gelezen, en dan moesten de onzinrubrieken nog uitgepluisd worden. Humo was een rijke bron van informatie, van humor (ooit heeft het weekblad Humoradio geheten, en het aspect humor is alleen maar toegenomen toen een besnord hoofdredacteur-prins carnaval de punten en komma's verbeterde alvorens de teksten naar de drukkerij te brengen) en ... van zowel lectuur als literatuur.
Een niet onbelangrijke reeks korte verhalen heb ik via dit weekblad gelezen, het waren soms echte pareltjes. Zo is toen mijn zin ontstaan om zelf plots te bedenken en tot een goed verhaal te verwerken. Het is nooit wat geworden, op twee of drie verhalen na, die echt wel de moeite waard leken. Ik heb ze toen toch bewaard om er later wat mee te doen, op dat ogenblik kon ik niet bedenken wat ik er mee aan moest om zo iets te laten publiceren. Ze zijn uiteindelijk tegelijkertijd met mijn dagboek mee de vuurhaard ingegaan, tot meerdere verwarming van de huiskamer.
En zo gezeten aan mijn keuken-werktafel, is het me overkomen dat ik een echt griezelverhaal las. Eén over buitenaardse wezens bovendien. De radio deed het om de één of andere reden niet. De stilte in de kamer, het fletse licht van de 40W-peer boven het glanspapier, de kilte van de onverwarmde kamer en het gieren van een lichte storm buiten, waardoor de bomen hun takken lieten buigen onder het natuurgeweld, zorgden voor een beklemmende atmosfeer. Ze pasten precies bij de griezelige gangen van het onaardse monster, dat almaar lelijker, wreder en moordzuchtiger werd.
Om redenen die niets met angst te maken hebben, beken ik nu met enig schaamrood op de kaken, nee, ik was helemaal niet bang, ging ik beneden in de warmere, beter verlichtte, meer stormvrije en comfortabeler omgeving van de woonkamer verder lezen. En dat was precies wat ik niet had moeten doen. Ik waande me veiliger in die huiselijke omgeving, tot plots het monster achter zijn slachtoffer ging staan. Ik werd ijzig koud vanbinnen. Angst besloop me. Ik kon nauwelijks nog ademhalen, durfde dat trouwens niet. Ik trachtte met mijn oren te zien wat er achter mij gebeurde, en toen ... miauwde de poes.
Mijn hart sloeg over. Het ging wild aan de haal, als een stampede zonder runderen. Gelukkig kwam ik snel met beide voeten terug op aarde. Ik brulde van het lachen, deels uit opluchting, deels uit schaamte, deels omdat het zonder meer ook grappig was. Er waren ook geen toeschouwers die mijn uitbarsting rechtstreeks meemaakten. Alleen mijn moeder kwam vanuit de keuken even achter de deur kijken wat er gaande was. Ja, de Humo, gigantisch, he ma. Dat was alles wat ik als verklaring gegeven heb voor het moment uit mijn zeventiende jaar, waar ik ook het meest beschaamd over gebleven ben. Ma stapte terug naar haar kookpotten, zuchtend neem ik aan over die zorgeloze jeugd die niets beter te doen had dan zitten lachen in een zetel met een flodderweekblaadje in de hand, en ik las opgelucht het verhaal in één ruk uit.
Deze korte inleiding was nodig om twee boeken naast mij tot leven te laten komen, en beide zijn ze tot de nok gevuld met korte verhalen. Het ene heet 26 nieuwe verhalen van ... en er wordt een keure van namen naar voren gebracht, die elk de vrucht van hun pennen (of typmachines) mogen voordragen. Onder meer Benno Barnard, Jeroen Brouwers, Boudewijn Büch, Maarten 't Hart, Mensje van Keulen, Tessa de Loo en Cees Nooteboom staan op het menu. Kan leuk zijn.
Het andere is van Reader's Digest, en is van een internationaler allooi. Hoewel, volgens onzetaal.nl mag ik het woord allooi in deze betekenis niet gebruiken. Ik laat de redacteur kort aan het woord: "Van Dale geeft het voorbeeld poëzie van beter allooi: van hogere waarde. Allooi wordt echter vaak gebruikt om iets negatiefs aan te duiden ...". Wikken en wegen dus. Hier vinden we naast John Steinbeck ook Godfried Bomans, Oscar Wilde, Anton Tsjechow, Pearl S. Buck, Guy de Maupassant, Aldous Huxley, Leo Tolstoi, Graham Greene, Nadine Gordimer, Irwin Shaw, Mark Twain en nog een keure van andere grote namen. Meer dan 400 bladzijden heerlijke lectuur voor in de trein, en dat is nog maar deel I. Ik hoop ooit deel II te vinden, en als ze bestaan ook de verdere delen. Als er maar geen buitenaardse monsters in voorkomen. Hoewel er ook betrekkelijk weinig poezen meerijden. En die verrekte Humo, die lees ik al jaren niet meer.
Net je blog ontdekt! Leuk!
BeantwoordenVerwijderenDank u, altijd leuk als iemand dat leuk vind.
BeantwoordenVerwijderen