Zoals zo dikwijls gebeurt, worden boeken die onafscheidelijk bij mekaar horen, door het toeval of door wanbeheer van alle soort, als tweelingen van mekaar gescheiden. Zij leven dan nog wel, maar met een wonde. De wonde van de eenzaamheid, die ongeneesbaar, onheelbaar is, en die maar zelden herstelbaar blijkt te zijn.
De Geestelijke Liederkrans door Alfons Moortgat, uit de Bloemen onzer Vlaamsche Toon- en Letterkundigen samengestrengeld, deel I, Nieuwe, verbeterde Uitgave ligt hier voor me, en straalt een nederige schoonheid uit. Het Imprimatur werd gegeven Mechliniae, 4 Martii 1904. Elk exemplaar draagt het handteeken van den verzamelaar. Mooi is ook het in zwierige letters geschreven Ex Libris van de "Zusters Franciscaner(es)sen" te "Quaremont". Het schrijffoutje is de brave zuster die de naam van haar eigen orde fout spelde, vergeven. Spijtig genoeg heb ik deel II niet in mijn bezit.
Dit muzieklees- en zangboek is nochtans een monument uit de Vlaamse religieuze liederschat. Nu heb ik sinds mijn jongensjaren op school verschillende liederboeken als handleiding meegekregen om in samenzang de Vlaamse en internationale zangstukken die opvoedkundig correct bevonden werden en dus aan schoolkinderen aangeboden werden, te bestuderen en aan te leren. Iedereen zal zich nog wel "In dulce Jubilo" herinneren, met een keure uit de volkse en religieuze liederen die iedereen nog wel kent. Maar dit liederboek is van een hoger schap gegrepen. De bladwijzer laat ons achtereenvolgens Kerstliederen, Eerste-Communieliederen, Gezangen ter eere van het H. Hert van Jezus, Gezangen op het lijden Onzes Heeren, Liederen op de H. Naam Jezus, Aanroeping van den H. Geest, gezangen ter ere van O.-L.-Vrouw, gezangen ter eere van de meest gevierde Heiligen, Varia en een Bijvoegsel met diverse Latijnse gezangen zien.
De muziek is bedoeld voor orgel, en de partituurgedeelten zijn voor mij dan ook te ingewikkeld voor hetgeen er nog aan muziekkennis en notenleer is achtergebleven in de uithoeken van mijn hersentjes. Alfons Moortgat laat de pedagoog in zich nog even spreken als hij toelicht dat "De ondervinding (...) geleerd heeft dat sommige liederen te hoog of te laag staan als ze moeten gezongen worden door het volk, en daarom raad ik de orgelisten aan nr. 3 gewoonlijk te spelen in sol, nrs 18, 71 en 77 gewoonlijk te spelen in mi." Waarom ze dan niet meteen zo gepubliceerd werden is voor mij een (muzikaal) raadsel. Maar de teksten kregen mijn grootste aandacht, en ik ontmoet namen van zowel auteurs, dichters als toondichters uit alle windstreken. Een niet geringe plaats wordt ingenomen door Guido Gezelle, die meerdere gedichten en Kleengedichtjes ziet opgenomen in deze muzikale bloemlezing. De verzamelaar vervult dikwijls zelf zowel de rol van tekstschrijver als van componist, apart of tesamen.
Niet zelden wordt éénzelfde werk in meerdere uitvoeringen na elkaar gepubliceerd, hetgeen ook al interessant zou kunnen zijn om te leren hoe de muziek dan wel van de ene versie tot de andere verschilt. Ik zou alleen iemand moeten vinden die dan deze versies eens na elkaar speelt, om het verschil te verstaan.
De auteur, of beter de verzamelaar is niemand minder dan Alfons Moortgat, tijdgenoot van de door mij hier reeds meermaals vernoemde Robert Herberigs, en ook één van Vlaanderens groten. Een beetje informatie kan men gemakkelijk lezen op de website van de gemeente Opdorp, vanwaar hij afkomstig was. Hij was zowel musicus, dichter als taalkundige. De vele onderscheidingen die hij ontvangen heeft, spreken voor zich. De informatie over de beide andere bekende Opdorpenaren is lekker meegenomen. Zo levert de bijdrage over de persoon van Prof. Edgar Blancquaert een mooie aanvulling op mijn postings van enige weken geleden betreffende de Rijksuniversiteit van Gent.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten