Op 11 juli 2009 schreef ik een stukje over een "petit vicaire", E.H. Maurits Van Caeneghem van Aalter. Zoals in het katholieke Vlaanderen zo dikwijls het geval was, waren de lagere priesters niet zelden de leidende figuren in de intellectuele ontwikkeling van het volk. Zij grepen de nood aan opvoeding aan om enerzijds de leemte in de ontwikkeling van hun kudde op te vullen, en zorgden er anderzijds voor dat de strekking van de aangeboden kennis steeds met een mooi christelijk strikje ingepakt was. Maar dat ligt voor de hand.
Als Maurits Van Caeneghem dan een van die volksleiders in zwarte rokken was, dan moeten we uit de lectuur van het boekje ook opmaken dat het episcopaat niet steeds verheugd was over deze lastpakken, daar zij door hun intellectuele niveau zelf duidelijk genoeg zagen dat van hogerhand het volk zo veel mogelijk dom gehouden werd, en vermits zij zelf uit dat volk opgestaan waren, was een botsing met hun oversten, die zelf meestal het francofone establishment genegen waren, onvermijdelijk. Overplaatsingen en reprimandes waren meestal het gevolg. Een bijkomend gevolg was, dat deze bekwame mannen op ondergeschikte postjes geplaatst werden ergens te velde, waar ze zo weinig mogelijk kwaad konden verrichten. Men ging daarbij gemakkelijkheidshalve voorbij aan het feit dat hun capaciteiten veel en veel beter hadden kunnen gebruikt worden in de leiding van de bisdommen. Inderdaad, op de juiste manier aangepakt, zouden zij de ideale spreekbuizen van de bisdommen geweest zijn, daar zij de taal van het volk spraken, letterlijk en figuurlijk. Maar een dergelijke redenering was niet besteed aan de francofiele oversten. Zij hanteerden tot ver in de twintigste eeuw de harde wet van buigen of barsten.
Ook Van Caeneghem heeft moeten buigen, om niet te barsten. Een pikant detail: de latere bisschop en aartsbisschop Daneels, pas gepensioneerd, werd geboren in het bloemendorpje Kanegem...
De letterlijke betekenis van het franse woord petit vicaire luidt niet anders dan: koorknaap. Daar is niets mis mee, een pastoor heeft maar al te dikwijls koorknapen nodig als hulp voor de uitvoering van de parochiale taken. Maar de betiteling petit vicaire was in de bisschoppelijke gebouwen een paar keer te veel spottend gebruikt. Weer een misdienaartje die het meent beter te weten. En aldus werd gemakkelijk terug gegrepen naar de Franse vertaling om een bepaald soort van priesters aan te duiden als petit vicaires. De wijsneuzen, de luizen in de pels, de betweters.
In het boekje "Petits vicaires" van Arthur de Bruyne wordt de geschiedenis, en vooral het belang van vier van dergelijke Petit Vicaires (en hier gebruik ik opzettelijk hoofdletters, want deze vier verdienen deze naam als een eretitel) op een rijtje gezet. Het betreft de heruitgave van een aantal artikels verschenen in het satirische weekblad "'t Pallieterke", nu uitgegeven onder de vorm van West-Pocket nrs 2-3 in één band. De betreffende artikels werden steevast ondertekend door E. de V., en dit was niemand anders dan een van de redacteurs die na het overlijden op 30 mei 1955 van de stichter van dit blad, Bruno de Winter, aangetrokken werd om de leemte op te vullen die door het heengaan van de bezieler achterbleef. Arthur de Bruyne schreef onder pseudoniem, maar werd een legendarisch informatief auteur als het over de Vlaamse Beweging ging.
Je kunt er niet omheen, 't Pallieterke was en is een Vlaams-Nationaal weekblad, en je mag denken wat je wil, maar je moet ook toegeven dat dankzij het werk van de ploeg die dit blad overeind hield, een massa geschiedkundige feiten belicht werden en bewaard bleven. Wil je dan tegenover deze feiten een andere mening plaatsen, dan is dat best toegelaten, zolang je maar toegeeft dat Vlaanderen niet meer Vlaanderen zou zijn zonder Vlaamsgezinden. Dan waren we allang Wallonië.
Achtereenvolgens worden Priester Daens, Dom Modest van Assche, Rector Jan Bernaerts en ten slotte Pater Callewaert op de ontleedtafel gelegd. Het zijn allevier mensen die op hun eigen manier opgekomen zijn voor hun volk, en elk van hen heeft op een of andere manier zwaar onder vuur gelegen. Intrigerende geschiedkundige literatuur.
In dezelfde reeks pockets onder nrs 4-5 in één band heeft dezelfde auteur nog twee andere persoonlijkheden belicht. Hendrik de Man, politicus, en Cyriel Verschaeve, priester-dichter, kregen in 't Pallieterke respectievelijk 17 en 16 artikelen die tesamen een goed gefundeerde, en toch volkse biografische schets zonder verdere pretenties moet voorstellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten