Hoe zeer persoonlijke overtuigingen over bepaalde aangelegenheden je beoordeling van een poëtisch werk kunnen beïnvloeden, wordt bewezen door de lectuur van Peyresourde, van Willie Verhegghe.
Ik ben absoluut geen sportliefhebber, en als de koers voor mijn deur voorbij zou komen, zou ik niet eens uit mijn kot komen om enige lelijke venten op een fiets, gekleed als clowns en zich voortbewegend zoals 100 jaar geleden toe te schreeuwen dat ze nog sneller moeten rijden. Neem toch de auto om 180 kilometer afstand af te leggen, in plaats van via Bastogne terug naar Liège te koersen, terwijl je daar toch van weggereden bent, om slechts op de eindmeet te weten of je er enige roem aan overhoudt... Met de auto is dat toch een stuk aangenamer, denk ik.
Allez, ik ben er weer mee aan het lachen, maar de basis blijft toch overeind: het beroert me niet fel. Ik begrijp de eindeloze discussies niet als voetbalfans vinden dat de verliezende partij de beste was. In mijn ogen is de winnaar de beste. De beker, de prijs, de bloemen, de punten, de whatever gaat toch naar de beste? Namelijk de winnaar. Als dat niet zo was zou er geen rangschikking hoeven te bestaan. Basta. En verder geen discussie meer.
Toen ik tesamen met The Stanford Alumni Directory ook het dichtbundeltje Peyresourde van Willie Verhegghe meenam (David tegen Goliath), wist ik meteen dat ik de lectuur van deze gedichten als een opgave zou beschouwen. En zo is het ook gegaan. Het gedicht Raymond Poulidor drukt nog het best uit wat ik werkelijk voel als ik dit bundeltje doorneem: de man die de Tour nooit gewonnen heeft, die alleen maar geel voor de ogen heeft gezien, wordt door velen als een winnaar aanzien. Een winnaar tegen zichzelf, weliswaar, maar niet van de koers. Groot? Ja, misschien, maar vooral tragisch. Het gaat om winnen. In de koers. Eerste zijn. Anquetil en Merckx verslaan. En dat deed hij niet. Hij won alleen tegen zichzelf.
Het gedicht vertelt in zeer kort bestek dat verhaal. Iets over een hart van koekebrood, grootvader en Pomerol. Was de bijnaam van Eddy Merckx niet toevallig De Kannibaal? Koekebrood mijn voeten, dat is voor bij de koffie, tijdens de koers eet je mensenvlees. En in de tweede strofe het nog kortere verhaal van de strijd op de cols, het nooit mogen omgorden met geel, en de grootheid in het oog van veel supporters. (zie hierover ook mijn bijdrage van 23 mei 2011)
Ik was als kleine gast een echte supporter van Poupou. Ondanks Merckx, ondanks Anquetil. En ik zie die zwart-witbeelden nog voor me. Maar ik was tussen de 12 en 18 jaar, en interesse voor iets evolueert, maar een winnaar kan ik me niet herinneren.
De tragische figuur is echter een goed onderwerp voor een dichter. Willie Verhegghe grijpt die kans dan ook aan. Maar hij had het voor mij meer mogen uitwerken. Dan zou de figuur van Raymond Poulidor er echter uitgekomen zijn. Nu is het een embryonaal gedicht gebleven. Spijtig.
Veel mooier vond ik het gedicht Giro d'Italia. Hier is de dichter dichter. Hoewel, Chinees buskruid, om te komen tot een tweede Heir van Caesar? De puur poëtische atmosfeer wordt door niet-dragende beelden toch wel ernstig gedrukt.
Ik houd niet van de koers, zoveel is duidelijk. En dus lees ik deze bundel met een bril die die kleur draagt van mijn smaak voor het onderwerp. Alles is relatief, ook de relativiteit. Of, met andere woorden, ik behoor tot de 5% Vlamingen die niet wakker liggen van de koers. En niet van de voetbal. En niet van waterpolo. En niet van indoorkruisboogschieten. En... Poëzie over sport lijdt een gewaagd leven in mijn bibliotheek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten