Pagina's

ALS JE DE DUIVEL WILT BESTRIJDEN, MOET JE ZIJN BOEKEN LEZEN

danny.bloemenhof@gmail.com

woensdag 17 juni 2009

Omer Karel de Laey

Het gebeurt mij zelden, dat ik bij het keuren van de koopwaar lang moet nadenken. Ik ben de koper die iets bekijkt, en ja of nee zegt. Dat maakt het winkelen gemakkelijk, maar het betekent ook dat ik af en toe een miskoop moet erkennen. Maar vandaag heb ik zonder het te beseffen tijdens mijn één uur durend koopmoment, waarbij ik de ganse inboedel van de tweedehandszaak ondersteboven gezet heb, tien boeken meegebracht, waarvan er zes of zeven mij per stuk meer dan een uur studie zullen kosten.

Nee, Perkamentus, er zitten geen ezelsvellen tussen. En uw vriendelijke dankwoorden zijn welgekomen, maar ze zijn vooraf gegaan door waar genot. Geen dank dus!

Misschien de studentenbibliothecaris zal wel even blijven stilstaan bij deze bijdrage, daar ik een flinterdun boekje uit 1977 heb meegebracht, waarin Omer Karel de Laey zijn aparte poëzie nogmaals aan de mensheid voorlegt. In de reeks Vlaamse Pockets, meer bepaald in het Poëtisch Erfdeel der Nederlanden, werd een boekje uitgegeven: Omer Karel de Laey - Landelijk leven, met een inleiding van Herwig Verleyen. Reeds jaren zocht ik naar een slikbare inleiding op het personnage van de Laey, en in 1977 is er in mijn leven veel te veel gebeurd om dit boekje toen op te merken. Maar nu mag ik het voor de gemiddelde som van 60 cent inkijken.

De figuur van Omer Karel de Laey is er één van de vele die in het Kleinseminarie van Roeselare zijn opleiding gekregen heeft. Geboren in 1876, reeds na de Grote Storinge, toen enige spuiters hun medestanders zover brachten dat ze een ware opstand tegen de inrichtende macht zelve opzetten, om aan te klagen dat de bovenbouw van het Kleinseminarie elke beweging in het Frans uitlegde en registreerde. Hij werd in zijn schooltijd, en dat blijkt een traditie te zijn in die school, door priester-leraars tot de poëzie en tot Vlaamsgezindheid gebracht. Maar een andere priester-leraar, en nota-bene in de Poësisklas, bracht hem definitief tot de poëzie: in het schooljaar 1893-1894 kwam hij onder invloed van de priester-dichter A. Dierick. Invloeden onderging hij ondermeer van de door mij onlangs nog genoemde J. De La Fontaine. Maar ook Thomas a Kempis zou hem leiden.

Het leven van de Laey was door zijn wankele gezondheid niet van lange duur: hij overleed reeds in 1909, maar precies door die gezondheidstoestand was hij eerder een waarnemer dan een acteur geworden. Zijn poëzie was dan ook van een uitzonderlijk soort: in soms zeer koele taal nam hij iets waar, en gaf daar dan poëtisch verslag van, zonder daarbij gevoelens weer te geven. Maar in zijn studententijd nam hij liever de lachers op sleeptouw, met zijn hekeldichten, waarin hij politici, franskiljons ... en dichters in hun hemd zette. Deze werden in "Lettervruchten" en "Ons Leven" gepubliceerd, en daar verzekerde hij zich van zijn bekendheid.

Hij zegde de romantiek definitief vaarwel, en behoorde aldus eigenlijk tot de echte Van nu en Straksers, en reikte door zijn opvatting dat een goed gedicht, enkel door zijn eigen taalrijkdom en dus onafhankelijk van de dichter, moest kunnen bekoren, de hand naar Paul Van Ostaijen, die deze mening in extenso zou onderschrijven door middel van zijn eigenzinnige poëzie.

Laat me toch ter illustratie even dit koud en hard gedicht voordragen.

Einde

Vóór de slachterij gebonden,
met 'n scheve achterpoot
staat een houtemager voermans-
peerd te wachten naar de dood.

In z'n tandeloze muile
zit 'n koorde, voor gebijt,
die tot diep in 't rode vlees van
z'n gekwetste lippen snijdt.

Nevens z'n verwarde manen
hangt 'n puilend kliergezwel,
en 'n leger zwarte vliegen
bijten door z'n schurftig vel.

Hoge langs de blauwe hemel,
vaart de zomerzon, en brandt,
dat de loden hitte wemelt
boven 't gloeiend stratezand.

De oude beeste lijdt geduldig.
Uit het slachtkot springt 'n knecht
en slaat z'n klinkend mes in
heure borst, tot aan de hecht.

Lijk 'n korenschelf, die kantelt,
valt het peerd ineen, en wroet,
met z'n lange tonge, stervend,
in 'n plas van zand en bloed.

Ogenschijnlijk gevoelloos filmde de dichter de executie van het paard. De romantiek was ver weg. Gezelle was er niet meer, om Gods zegen af te smeken. Sabbe draaide zich bij zoveel realisme om, en keek niet toe. De realisten en naturalisten waren aan de macht.
Europa stond weldra in vuur, door de Groote Oorlog. In en na 1917 werden in Rusland op die wijze miljoenen menselijke paarden geslacht. In kelders van paleizen weerklonken de mitrailleurs. De Laey was tesamen met zovele anderen de dichterlijke voorbode van al die gruwel.

De klok staat nooit stil.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten