Nu enkel een stukje Maurits Sabbe.
Naast mij ligt het boekje Vlaamsche Menschen, waarop geen enkele aanduiding van het tijdstip van uitgave te bespeuren is. De spelling is nog lekker oubollig, maar de afwerking van het boekje is toch al zuiverder dan in het interbellum of vlak na de Tweede Wereldoorlog gebruikelijk was. Het is een nietszeggend, groen gekleurd boekje, formaat 19 X 13 cm, gedrukt bij Sobeli in de Kogelstraat te Brussel en E.-J. Havet te Vorst, met Toelating nr 834. Dat laatste doet me aan oorlogstijden denken, maar de uitgave is me te proper afgewerkt, en de binding te stevig om zo oud te zijn. Ik kan er niet goed uit wijs. Sabbe schreef het en liet het uitgeven in 1907, dus veel origineels is er niet aan te vinden. Het is gewoon mooi verzorgd, oud drukwerk. Het betreft bovendien een voorspelbaar verhaal over een paar scholieren die op hun manier volwassen moeten worden. Toen Sabbe het schreef, was hij duidelijk niet in staat te aanvaarden dat leven geen vrolijke bedoening was, waarin de ernstiger toestanden op natuurlijke wijze hun beloop kregen. Het is nog al idealiserend, en steekt hard af tegen auteurs zoals Cyriel Buysse, en zelfs Streuvels heeft veel hardere woorden geschreven om zijn hoofdpersonages een vierkant gebeitelde karakterkop te geven, dan de welwillende schoolkinderen die Sabbe tot een levensbesluit laat komen.
Een ander werk, dat ongeveer dezelfde uitstraling heeft als de reeks Monografieën van Vlaamse Letterkunde door het Provinciaal Bestuur van Oost-Vlaanderen, is, in de reeks Facetten: Prof. Dr. Maurits Sabbe 1873-1938, een soort van in memoriam voor Maurits Sabbe, uitgegeven in 1939 bij Boekhandel Rombaut-Fecheyr op de Kouter te Gent door het Willems-Fonds als nummer 175 in deze reeks. Het is drukwerk van nog een maat beter dan het voorgaand besproken werkje, op glanspapier, maar de omslag is nog slordig, te groot ook, zodat deze er aan de randen rafelig en vies uitzien. Het boekwezen zocht blijkbaar nog steeds zijn weg, en aan bijkomstigheden zoals het uiterlijk van zijn producten was nog niet ad fundum gedacht. Ook vocht heeft helaas nog een klein kansje gekregen, en het uiterlijk enigzins tekort gedaan. Maar de leesbaarheid wordt er nergens door geschaad.
Ooit heeft dit boek de leerlingenbibliotheek van een school bevolkt, en enige onvermijdelijke aantekeningen zijn er het gevolg van. Maar het werk is voor de rest in uitstekende staat. Vele van de in dit boek voorkomende foto's vind ik ook terug in de Sabbe's, zodat ik vermoed dat de samenstellers dezelfde archieven en dezelfde bronnen aangeboord hebben als Lode Monteyne. Het opzet van het boek is echter helemaal anders. Hier is er sprake van een bloemlezing uit het werk van de één jaar voorheen overleden auteur, met een inleiding van niemand minder dan ... Lode Monteyne! Kan het dus anders? En die inleiding is veel informatiever van aard, want veel samengebalder, compacter, en dus voor ook overzichtelijker. Ontdaan van de hele hoera-stemming die rond de viering van zijn 60ste verjaardag in 1933 hing, is dit voor de zoeker naar echte literaire kritiek over auteur en werk een aanrader. Dit stuk literaire duiding is veel kritischer opgevat, en op zeker ogenblik zegt Monteyne het volgende:
Maurits Sabbe is voorbij gegaan langs de ellende en de zonde, waarop zijn tijdgenoot Gustaaf Vermeersch de aandacht vestigde in romans als "De Last" en "Mannenwetten", en waarover later ook een jongere als Marcel Matthijs heeft verhaald. Voor een waarheidgetrouwe voorstelling van de realiteit schrikte de delicate Sabbe terug. De gevoelsmensch, die hij was, had een overweldigende behoefte aan zonnigheid, aan optimisme, aan geloof in zielenadel. Bovendien was hij de meening toegedaan, dat de letterkunde den mensch veredelen en verheffen moet boven de alledaagschheid. Hij heeft er zelf eens op gewezen, dat alle litterair genot drieledig is en voortspruiten moet uit het "ware", het "schoone" en ook het "goede". Vandaar zijn afkeer voor het naturalisme, dat, na het optreden van "De Nieuwe Gidsers" in Nederland en van de "Van Nu en Straksers" in Vlaanderen, allengs de Nederlandsche literatuur beheerschen ging, niet het minst uit reactie tegen het verwaterde romantisme van een vorig geslacht ...
Monteyne gaat nog even verder, en bewijst dat Sabbe moet gezien worden als een overgangsfiguur tussen zijn generatie en die van zijn opvolgers. Ik citeer: De overgang tussen het romantische verleden en die van het zakelijke heden. Zodoende is deze inleiding een bijna verplichte lektuur voor wie Sabbe beter wil begrijpen. Het is ook een nodige aanvulling op de loftuiting die in 1933 uitgegeven werd.
Monteyne heeft ook in 1918 reeds een werk over Maurits Sabbe geschreven: Sabbe en zijn werk. Hij kwam dus niet onbeslagen op het ijs. Als zijn woorden dan ook gezaghebbend willen zijn, moeten ze ook streng zijn. Het is niet goed alleen maar alle positieve kanten van een auteur op te noemen of te belichten. Ook de mindere eigenschappen, zoals in dit geval de afkeer om nieuwe evoluties te aanvaarden, mag men niet met de mantel der liefde bedekken. Een auteur kan maar begrepen worden als hij als mens volledig getekend wordt, en goed en minder goed gaan toch steeds hand in hand.
De tweede inleiding in dit boek, alvorens aan de bloemlezing te beginnen, is van de hand van Adr. Hegmans, en geschreven namens de uitgevende vereniging. Deze heeft de vorm gekregen van een meer klassieke hagiografie en is dus een stuk minder genunanceerd en ook dito op het vlak van belangwekkendheid. Aan het graf van de auteur gestaan, zou Hegmans een goede indruk gegeven hebben, als inleider op een bloemlezing is hij minder geslaagd.
Naast mij ligt het boekje Vlaamsche Menschen, waarop geen enkele aanduiding van het tijdstip van uitgave te bespeuren is. De spelling is nog lekker oubollig, maar de afwerking van het boekje is toch al zuiverder dan in het interbellum of vlak na de Tweede Wereldoorlog gebruikelijk was. Het is een nietszeggend, groen gekleurd boekje, formaat 19 X 13 cm, gedrukt bij Sobeli in de Kogelstraat te Brussel en E.-J. Havet te Vorst, met Toelating nr 834. Dat laatste doet me aan oorlogstijden denken, maar de uitgave is me te proper afgewerkt, en de binding te stevig om zo oud te zijn. Ik kan er niet goed uit wijs. Sabbe schreef het en liet het uitgeven in 1907, dus veel origineels is er niet aan te vinden. Het is gewoon mooi verzorgd, oud drukwerk. Het betreft bovendien een voorspelbaar verhaal over een paar scholieren die op hun manier volwassen moeten worden. Toen Sabbe het schreef, was hij duidelijk niet in staat te aanvaarden dat leven geen vrolijke bedoening was, waarin de ernstiger toestanden op natuurlijke wijze hun beloop kregen. Het is nog al idealiserend, en steekt hard af tegen auteurs zoals Cyriel Buysse, en zelfs Streuvels heeft veel hardere woorden geschreven om zijn hoofdpersonages een vierkant gebeitelde karakterkop te geven, dan de welwillende schoolkinderen die Sabbe tot een levensbesluit laat komen.
Een ander werk, dat ongeveer dezelfde uitstraling heeft als de reeks Monografieën van Vlaamse Letterkunde door het Provinciaal Bestuur van Oost-Vlaanderen, is, in de reeks Facetten: Prof. Dr. Maurits Sabbe 1873-1938, een soort van in memoriam voor Maurits Sabbe, uitgegeven in 1939 bij Boekhandel Rombaut-Fecheyr op de Kouter te Gent door het Willems-Fonds als nummer 175 in deze reeks. Het is drukwerk van nog een maat beter dan het voorgaand besproken werkje, op glanspapier, maar de omslag is nog slordig, te groot ook, zodat deze er aan de randen rafelig en vies uitzien. Het boekwezen zocht blijkbaar nog steeds zijn weg, en aan bijkomstigheden zoals het uiterlijk van zijn producten was nog niet ad fundum gedacht. Ook vocht heeft helaas nog een klein kansje gekregen, en het uiterlijk enigzins tekort gedaan. Maar de leesbaarheid wordt er nergens door geschaad.
Ooit heeft dit boek de leerlingenbibliotheek van een school bevolkt, en enige onvermijdelijke aantekeningen zijn er het gevolg van. Maar het werk is voor de rest in uitstekende staat. Vele van de in dit boek voorkomende foto's vind ik ook terug in de Sabbe's, zodat ik vermoed dat de samenstellers dezelfde archieven en dezelfde bronnen aangeboord hebben als Lode Monteyne. Het opzet van het boek is echter helemaal anders. Hier is er sprake van een bloemlezing uit het werk van de één jaar voorheen overleden auteur, met een inleiding van niemand minder dan ... Lode Monteyne! Kan het dus anders? En die inleiding is veel informatiever van aard, want veel samengebalder, compacter, en dus voor ook overzichtelijker. Ontdaan van de hele hoera-stemming die rond de viering van zijn 60ste verjaardag in 1933 hing, is dit voor de zoeker naar echte literaire kritiek over auteur en werk een aanrader. Dit stuk literaire duiding is veel kritischer opgevat, en op zeker ogenblik zegt Monteyne het volgende:
Maurits Sabbe is voorbij gegaan langs de ellende en de zonde, waarop zijn tijdgenoot Gustaaf Vermeersch de aandacht vestigde in romans als "De Last" en "Mannenwetten", en waarover later ook een jongere als Marcel Matthijs heeft verhaald. Voor een waarheidgetrouwe voorstelling van de realiteit schrikte de delicate Sabbe terug. De gevoelsmensch, die hij was, had een overweldigende behoefte aan zonnigheid, aan optimisme, aan geloof in zielenadel. Bovendien was hij de meening toegedaan, dat de letterkunde den mensch veredelen en verheffen moet boven de alledaagschheid. Hij heeft er zelf eens op gewezen, dat alle litterair genot drieledig is en voortspruiten moet uit het "ware", het "schoone" en ook het "goede". Vandaar zijn afkeer voor het naturalisme, dat, na het optreden van "De Nieuwe Gidsers" in Nederland en van de "Van Nu en Straksers" in Vlaanderen, allengs de Nederlandsche literatuur beheerschen ging, niet het minst uit reactie tegen het verwaterde romantisme van een vorig geslacht ...
Monteyne gaat nog even verder, en bewijst dat Sabbe moet gezien worden als een overgangsfiguur tussen zijn generatie en die van zijn opvolgers. Ik citeer: De overgang tussen het romantische verleden en die van het zakelijke heden. Zodoende is deze inleiding een bijna verplichte lektuur voor wie Sabbe beter wil begrijpen. Het is ook een nodige aanvulling op de loftuiting die in 1933 uitgegeven werd.
Monteyne heeft ook in 1918 reeds een werk over Maurits Sabbe geschreven: Sabbe en zijn werk. Hij kwam dus niet onbeslagen op het ijs. Als zijn woorden dan ook gezaghebbend willen zijn, moeten ze ook streng zijn. Het is niet goed alleen maar alle positieve kanten van een auteur op te noemen of te belichten. Ook de mindere eigenschappen, zoals in dit geval de afkeer om nieuwe evoluties te aanvaarden, mag men niet met de mantel der liefde bedekken. Een auteur kan maar begrepen worden als hij als mens volledig getekend wordt, en goed en minder goed gaan toch steeds hand in hand.
De tweede inleiding in dit boek, alvorens aan de bloemlezing te beginnen, is van de hand van Adr. Hegmans, en geschreven namens de uitgevende vereniging. Deze heeft de vorm gekregen van een meer klassieke hagiografie en is dus een stuk minder genunanceerd en ook dito op het vlak van belangwekkendheid. Aan het graf van de auteur gestaan, zou Hegmans een goede indruk gegeven hebben, als inleider op een bloemlezing is hij minder geslaagd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten